Wednesday, March 31, 2010

Het was maar een grapje

Een mens zal maar geboren worden op één april. Een leven lang blijft het je achtervolgen...
Arthur Conley, de man van het onsterfelijke "Sweet soul music",
Ronnie Lane van The Small Faces,
Robin Scott (alterego 'M') van "Pop music", in de jaren '90 nog smaakvol heropgewarmd tijdens U2's Popmart,
Jimmy "Reggea nights" Cliff
en onze persoonlijke favoriet: Jeff Porcaro, de man die bij leven (hij stierf in '92) drummen tot kunst verhief. Op ontelbare platen speelde hij mee als sessiemuzikant maar de meesten zullen hem associëren met Toto.
Oh ja, Susan Boyle was ook een aprilgrap...



Friday, March 26, 2010

Kere ke were: de jaren '00

Wat moet een mens onthouden van het eerste muzikale decennium in het nieuwe millennium? De vraag krijgen (dank u wel Dr. Verbeke) is ze ook beantwoorden. Dat onze persoonlijke vingerafdruk terug te vinden zal zijn in deze retrospectieve is niet meer dan logisch maar enige afweging kwam er wel aan te pas. Mochten we resoluut voor wat persoonlijke favorieten gegaan zijn dan had u vast en zeker in de hiernavolgende opsomming veel herkenbaars (Weller, Kravitz, Springsteen) teruggevonden. Ook groepen die vóór de millenniumwissel hebben gepiekt (Pearl Jam, Radiohead om er maar twee te noemen) hebben we een beetje geweerd. In het geval van de laatsten zullen de meningen verdeeld zijn maar u moet maar eens zelf de oefening doen: kent u van hen één song die de voorbije tien jaar tot in het collectieve muziekgeheugen is geraakt? Niet dus… In tegenstelling tot:
“Elevation” en “Vertigo” van U2. Drie platen (maar de laatste het minst) kleurden onmiskenbaar de jaren ’00 evenals – of vooral ook dankzij - de concerten die ermee gepaard hingen. U2 is ontegensprekelijk de enige groep die het voor elkaar heeft gekregen om ondanks het ouder en groter worden niets aan zeggingskracht te verliezen. Sterker nog: er bleef evolutie in hun muziek hoorbaar.
Foo Fighters, Muse, Placebo en de Red Hot Chilli Peppers zijn vier groepen die zich reeds aandienden in het voorgaande decennium maar hun nalatenschap pas echt onsterfelijk maakten de voorbije 10 jaar. Voor de eerste is de recente verzamelaar het meest illustratief. Muse en Placebo haalden met zowat ieder album de affiche van Werchter en schopten het beiden inmiddels tot headliner en de Red Hot Chilli Peppers leken met “By the way” op een dood spoor te zitten maar haalden halverwege de jaren ’00 ruimschoots edel metaal met opvolger “Stadium Arcadium”.
Misschien zitten we naar de jaren ’10 toe met dezelfde verwachting voor Franz Ferdinand, Bloc Party, Interpol, Elbow, Editors, Arctic Monkeys, Snow Patrol en – de minste kanshebber naar ons gevoel – Kaiser Chiefs (wegens al grotendeels opgebrand). Stuk voor stuk hebben deze bands al zeker één (of voor sommigen zelfs meerdere) album (s) op hun palmares staan die de voorbije jaren al het verschil wisten te maken.
In minder dan 10 jaar groeiden Kings of Leon (“Because of the times”) en Coldplay (“A rush of blood to the head”) van club- naar stadionformaat. Hun muziek is – hoe eigentijds ook – makkelijk te enten op meerdere generaties, vandaar ook hun overweldigend succes. Slechts één (voetbal)hymne maar met hetzelfde effect: The White Stripes (“Seven nation army”).
Als er moest gedanst worden deden we dat met onze ouder wordende benen het liefst op Faithless, Moloko (en solo het vervolg Roisin Murphy) en de Chemical Brothers. R&B-gewijs hechtten we het meeste geloof in Alicia Keys en de Black Eyed Peas. Ook voer voor de hitparade maar overtuigender dan de overige 95%:
P!nk. Ook niet onopgemerkt gebleven: de switch van Robbie Williams. Eerst de natte droom van vele tieners, later de natte droom van zowat iedere vrouw. Muzikaal heeft het niet veel om het lijf maar op een podium geeft Robbie in de jaren '00 zowat iedereen het nakijken. Tegenwoordig is de man clean maar worstelt hij met plankenkoorts. Het is altijd wat met die sterren...
In dezelfde sfeer maar dan zwalpender dan ooit: Amy Winehouse. Zwart/wit muziek in het kleuren tijdperk. Popmuziek is sinds kort ook in cartoonformaat verkrijgbaar: Gorillaz, het project waarachter Damon Albarn van Blur schuil gaat.
Tot slot gaan we landinwaarts. In het besef dat de lijst eigenlijk veel langer kan worden gemaakt en met de wetenschap dat velen hun buitenlandse concurrenten met het schaamrood op de wangen meermaals hebben weggespeeld op diverse podia tikken we hier met trots de volgende namen in: Hooverphonic, Novastar, dEUS, Ozark Henry, Monza, Arsenal, Admiral Freebee, Delavega, Triggerfinger, Soulwax (en afgeleiden), Eva De Roovere, Daan, Black Box Revelation, Zita Swoon en Arno.

Tuesday, March 16, 2010

De aap uithangen!

Als het op nieuwe ontdekkingen aankomt zijn we misschien wat traag aan het worden -mogelijks vereist onze leeftijd ook alsmaar meer verstandige behoudsgezindheid - maar in dit bijzondere geval verliep het bekoringspoces (weliswaar met goede afloop) toch wel heel langzaam. Voor speed-daten komen we dus duidelijk niet meer in aanmerking. De eerste van Arctic Monkeys ging haast - we stoppen onszelf na het posten van dit bericht drie meter onder de grond van schaamte - onopgemerkt aan ons voorbij. Pas vanaf plaat twee en de singel "Fluorescent adolescent" schoten we wakker. Live konden ze ons niet meteen een uur lang boeien (te statisch) maar de scherpte van de songs, zeker op die tweede, sprak ons wel aan. Met minder dan gemiddelde interesse ondergingen we het verschijnen van plaat drie, lazen de "We-hebben-zopas-onze-beste-plaat-ooit-gemaakt" interviews en namen vorige zomer akte van een matige Pukkelpop recensie. Tot nu!
De intrigerende nieuwe (3e)singel "My propeller" heeft niet alleen weer zo'n heerlijke drumpartij en een dreigend gitaartje maar voelt sterk verwant aan zanger Alex Turner's zijstapje The Last Shadow Puppets van twee jaar terug. Misschien zit daar het bekorende element?

Saturday, March 06, 2010

Chris Rea Vorst (club)/Brussel 04/03/10

Van nieuw en hip (Florence) naar oud en klassiek (Chris Rea): ons leven bestaat uit vele muziekjes, maar dat was u beslist al opgevallen. Laat er, wat ons betreft althans, geen twijfel over bestaan: de meeste muzikale opwinding registreren we vooral bij de jongere garde. Maar desondanks laat een beetje muziekliefhebber als ons zich af en toe graag nog eens een grand cru als Chris Rea inschenken. Met een zweem van nostalgie gingen onze gedachten, onderweg naar Vorst, terug naar zijn tussen de plooien van de geschiedenis verdwenen passage op T/W ’84 en een werkelijk schitterend concert ten tijde van “The road to hell” (februari 1989) in diezelfde hoofdstedelijke concertzaal naar waarheen we op weg waren. Het had echter weinig gescholen of we hadden het met die herinneringen moeten blijven doen want heel wat gezondheidsproblemen hielden al lelijk huis bij Rea tot zover zelfs dat de man enkele jaren terug al eens een afscheidstoer had ingelast. Dat vervroegd pensioen is duidelijk herroepen want Rea is momenteel een 50 concerten tellende Europese tournee aan het afwerken, volgens de aankondigingen op de affiche geheel opgehangen aan zijn grootste hits.
Middenin die reeks data hield de jarige Rea (59!) halt in Brussel en ook al is hij de laatste jaren, op een nieuwe verzamelaar na, niet meer productief geweest toch vonden ruim 5000 mensen vlotjes de weg naar Brussel. Voorprogramma Paul Casey werd door het publiek opvallend goedgemutst ontvangen. Het applaus klonk luider dan wat de elementaire beleefdheid voorschrijft voor een song als “Something to remember”. De man keek Vorst solo in de ogen, produceerde een helder akoestisch geluid maar leek ons niet meteen een bedreiging voor het monopolie dat landgenoot Luka Bloom in dit segment bekleedt. Wat onze contreien betreft: Tom Helsen overklast hem met de vingers in de neus.
Amper een kwartiertje na Casey mocht Vorst Chris Rea, opvallend kwiek na al dat lichamelijk leed, al verwelkomen. Terwijl het licht nog was gedoofd hoorden we alvast één overenthousiaste Duitser gelukkige verjaardag roepen. Rea’s respons kwam er in de vorm van “I can't wait for love”, een meer dan potige opener van een concert waarvoor we ons rustig hadden neergevleid in de zitjes van Vorst. Ondanks een afgrijselijke klank en dito volume zagen we enkele meters voor ons de geluidstechnici onbegrijpelijk relaxed achterover leunen. Vorst-Nationaal heeft misschien niet de beste reputatie als het op akoestiek aankomt maar het geluid waarmee dit stelletje knoeiers genoegen nam was beschamend. Drums klonken dof, cymbalen schel, de stem kreeg een veel te prominente rol en de gitaren klonken bij momenten alsof ze maandenlang niet waren gestemd. Tot overmaat van ramp was de begeleidingsband, een kleurloze vijfmansformatie die zo de concertzaal voor één of andere ministerie kunnen inruilen, ook niet bepaald uit op een perfecte groepssound. “Josephine” werd op aangeven van Rea verschillende malen een ander ritme ingestuurd maar rammelde langs alle hoeken en kanten. Ook de “Stainsby girls” flaneerden eerder als lompe wezens dan als gestileerde missen over het podium van Vorst. Met “Looking for the summer” zocht Rea wat rust op maar ook hier pakten donkergrijze wolken samen boven een voorspelde blauwe hemel. Genieten was er amper nog bij en de avond was nog maar half weg. “Julia” ving nog beloftevol aan maar ook zij bracht in een flink hertimmerde versie niet de broodnodige kentering en met een tergend stukje slide in “Somewhere between highway 61 & 49” sloeg het concert helemaal op drift. Alleen “Comes so far, yet still so far to go”, een nieuw nummer toegevoegd aan de laatste verzamelaar en de intro (ja, alleen de intro) van “The road to hell” (gedimd rood licht en de diepe Rea stem die Vorst helemaal vulde) kon nog een tikkeltje bekoren, al zou van twee lichtpunten spreken ferm overdreven zijn. De lokroep van de bar werd alsmaar luider maar, karaktermensen als we zijn, wilden we de kelk ledigen tot op de bodem. Het werd een slechtst denkbare versie van “On the beach” (geen mens die er zijn zwembroek voor boven haalt) en een roestig “Let’s dance” dat amper een schim was van het zwierige origineel.
Het is ons een volslagen raadsel welke duivel zich met dit concert gemoeid heeft maar in deze brij viel geen fractie terug te vinden van het talent dat ontegensprekelijk huist in een man als Chris Rea. We beginnen toch te twijfelen of dat generatiepact met allerlei loopbaanverlengende maatregelen voor deze man en groep wel geschikt is.

Tuesday, March 02, 2010

Top Gear: hits op de autoradio (3)

We zijn er heilig van overtuigd dat enkelen onder u allergische verschijnselen beginnen te vertonen bij het minste vleugje progressieve rock dat in hun omgeving opduikt. Voor die mensen: stoppen met verder lezen!
Marillion dook voor ons het eerst op toen ze de affiche van Pinkpop (lap alweer...) haalden in 1984. De boomlange en beschilderde zanger Fish (schots pasport en dito drinkgewoontes) was zondermeer een opvallend figuur die net als een pot confituur de vliegen, in het geval van een rockgroep vlotjes de journalisten naar zich toe trok. Iedereen deed wat lacherig om die halve gare maar een jaar later schreef diezelfde mafkees - samen met z'n collega's - het liefdestafereeltje "Kayleigh", een nummer met het aura van een echte klassieker. De plaat die met de singel gepaard ging, "Misplaced childhood", staat ook 25 jaar later nog netjes tussen de groten van een door de serieuze rockpers verhuisd genre. Ook met "Lavender" en (Hup Schotland Hup) "Heart of Lothian" speelde de groep een fanclub bij elkaar die het aantal van meerdere eersteklassers samen ver oversteeg. Met opvolger "Clutching at straws" en singel "Incommunicado" (1 in Engeland!) promoveerde de groep naar een hoger echelon en lonkte - niet in het minst door de charismatische Fish - stadionsucces om de hoek. De schot, Derek William Dick voor de dienst bevolking, had de gave, ook op een podium voor duizenden, die gezellige cafévriend te zijn waar iedereen wilde naast staan. Ook in het echte leven bleek dit zo te zijn, het "Clutching at straws" album met teksten van zijn hand staat trouwens bol van verwijzingen naar de drankduivel. Iedereen, behalve het officiële statement destijds over de muzikale meningsverschillen, wijt de breuk tussen Fish en zijn collega's in 1988 immers daaraan. De groep stapte in een nieuw, en langzaam wegkwijnend, tijdperk met zanger Steve Hogarth en Fish stampte een bescheiden solo-carriëre uit de grond. De som der delen was ook in het geval van Marillion en Fish veel meer dan de wiskundige uitkomst.