Sunday, November 28, 2010

Gorillaz Lotto Arena/Antwerpen 25/11/10

Nauwelijks een jaar na de reünie van Blur kwam er dit voorjaar met “Plastic Beach” al een nieuw album van zanger Damon Albarn’s hobbyclubje Gorillaz. Dit project kan bezwaarlijk nog gezien worden als een hobbyclubje want de verkoopcijfers (van hun 3 platen) lopen intussen ergens in de miljoenen. Sterker nog: Albarn heeft van Gorillaz een wereldwijd begrip weten maken dankzij een uiterst creatieve samensmelting van beeld (de gekende cartoonfiguurtjes als fictieve muzikanten) en tal van muzikale stromingen als hip hop, (brit)pop, soul, dub en reggea. Daar waar de groep aanvankelijk geen gezicht van vlees en bloed had en slechts beperkt live speelde en zich vooral via die cartoonfiguurtjes en clips aan de wereld voorstelde treed Albarn nu nadrukkelijker op de voorgrond met een heus live concept in een zeer uitgebreide bezetting (strijkers inclusief). Albarn slaagde er niet alleen in reeds tal van gastmuzikanten naar de studio te lokken voor de opnames maar kreeg van dat indrukwekkende lijstje nu zelfs ook enkele ronkende namen mee op tournee. Zowel Mick Jones en Paul Simenon (respectievelijk gitaar en bas van The Clash) als Bobby Womack en De La Soul gaven present in Antwerpen donderdag laatstleden. De La Soul kreeg zelfs één van de twee voorprogramma’s toegewezen waarin ze maar al te graag een bomvolle en zeer enthousiaste Lotto Arena trakteerden op een salvo van oude hitjes. Het procedé leek gemakkelijker dan sudoku voor beginners: de draaitafel speelde vaak op automatische piloot, de heren rapten vloeiender dan wij spreken kunnen en wanneer ze zich met een “make some noise” tot de zaal richtten werden ze op hun wenken bediend. Niet echt vernieuwend of baanbrekend maar als opwarmer hoogst efficiënt moeten we toegeven.
Dat het visuele aspect sterk zou worden uitgespeeld tijdens het Gorillaz concert lag in de lijn van onze verwachtingen. De aandacht werd dan ook van meet af aan naar het gigantische scherm achter de groep afgeleid zonder echter de muziek weg te drukken. Daarop verschenen bij aanvang 2D, Russel, Noodle en Murdoc net voor het “Orchestral Intro” van de laatste plaat. Een 10-koppig blazersensemble en (van op het scherm) Snoop Dogg kregen bij “Welcome to the plastic beach” het soort onthaal vergelijkbaar met wat ze in het NVA partijbureau alleen horen als Bart De Wever de leden toespreekt. Albarn liet bij zijn eerste tussenkomst met het publiek weten dat hij er in Antwerpen na drie avonden Parijs bij het ontwaken om 2 uur in de namiddag niet veel zin in had maar dat hij, met zoveel goede vibes in de zaal, inmiddels op andere gedachten was gekomen. En het dient gezegd: als het concert al gewoon goed was dan werd het vooral bijzonder dankzij een zaal die er, we willen niet weten dankzij wat voor spul dan ook, geweldig zin in had. “Stylo” met niet voor het laatst een glansrol deze avond voor Bobby Womack ging het boekje in als een hoogtepunt evenals “Rhinestone eyes” en ook de door Albarn/2D schitterend gezongen “On melancholy hill” en “Last living souls” . Dankzij de immense live bezetting klonken heel wat songs een stuk gelaagder dan op plaat. Vooral het recente materiaal van “Plastic beach” verscheen in Antwerpen voorzien van poten en oren en won in hun live uitvoering op die manier toch wat aan spankracht. Toen een school kleurrijke kwallen over het scherm dartelden waren geen nieuwe paddo’s aangevoerd maar zat de groep middenin een gezapig “Superfast jellyfisch”. Met opvolgers “Empire ants” en “Broken” belandde het concert na een sterk openingshalfuur toch wat in de middelmaat. Ook “El manana” wist ons slechts met beeld erbij te boeien en “November has come” zat in een iets te drammerig straatje. Even vreesden we dat het beste van de avond achter ons lag maar het concert raakte gelukkig terug op kruissnelheid met “Dirty Harry”, “Dare” en het als verfrissend intermezzo onthaalde Lebanese National Orchestra for Oriental Arabic Music dat “White Flag” mocht inzetten. Ongelooflijk hoe een al licht kolkende Lotto arena de darbuka met veel enthousiasme wist te onthalen. “Glitter freeze” stond bol van de bassen (een kenmerk van de avond dat niet iedereen wist te smaken) maar loodste de bijna 8000 toeschouwers gezwind naar de bissen. Daarin waren rolletjes weggelegd voor De La Soul (“Feel good Inc.”) en nog eens een indrukwekkende Bobby Womack (“Demon days”). Het concert eindigde daarmee, net als vele aanwezigen vermoeden we, op een geweldige ‘high’.
De slotzin voor dit stuk was dan ook nog nooit zo snel gevonden. We hadden hem bij het buitenkomen al meteen te pakken. Waar was het feestje… ? DAAR WAS DAT FEESTJE!

Saturday, November 20, 2010

The National Den Atelier/Luxemburg 19/11/10

Het zag er lange tijd naar uit dat we concertjaar 2010 flink tegen onze zin gingen moeten afsluiten zonder The National te hebben gezien. Het risico op een minder relevant jaaroverzicht leek ons daardoor gevoelig groter. Voor het concert in de AB (morgenavond) was de vraag naar tickets veel groter dan het aanbod – we visten dus lelijk naast het net - en ook hun concert op Pukkelpop ging aan ons voorbij wegens andere (vakantie)plannen. Er zat niets anders op dan op zoek te gaan naar een haalbare buitenlandse afspraak met het in opmars zijnde vijftal uit Ohio . In het toerschema viel ons oog al gauw op ‘Den Atelier’, een zaal met de capaciteit van een halve AB, in het slechts 250 kilometer van ons verwijderde Luxemburg. Een boeking van (toen gelukkig nog beschikbare) kaartjes en de praktische schikkingen voor de avond zelf waren zelden zo snel geflikt.
Met “High violet”, het vijfde en meest succesvolle album tot nog toe, heeft de populariteit van de groep een hoge vlucht genomen de voorbije maanden. Ook al zijn de songs geen typevoorbeeld van vlot beluisterbare popsingels – meefluiten is al helemaal geen optie - toch vinden “Bloodbuzz Ohio” en “Anyone’s ghost” al bij al vrij makkelijk gehoor bij een groot publiek. In Den Atelier werden deze nummers, veelzeggend over de kracht ervan, overigens haast woord voor woord meegezongen. Het publiek, voor een groot deel bestaande uit “overgelopen” Vlamingen, liet zich qua respons dan ook niet onbetuigd. The National, ondanks hun langzame groei toch al wat publieksomvang gewoon, liet zich oprecht charmeren door de door euforie bedwelmde kleine zaal en speelde uitermate beheerst en met de geestdrift van een groep die – hoe klein ook – deze slag in Luxemburg absoluut wou winnen. Het concert opende met een hoogtepunt (“Runaway”), eindigde met één (“Vanderlyle crybaby geeks”) en kende tussenin niet één moment van terugval. We moeten toch al een eindje achterom kijken sinds we dat nog hebben voorgehad. Zanger Matt Berninger mag dan al versleten worden voor rare kwiet, wij zagen vooral een begenadigd frontman die tussendoor zelfs in staat bleek te zijn om het concert van een extra laagje humor te voorzien. Zo vertelde hij ooit nog voor “business” in Luxemburg te zijn geweest, nam hij even later –gezien de overweldigende ontvangst – Luxemburg even voor Brussel en verwees hij voor het schrijven van één van de oudere songs naar een tijd toen hij nog een “echte lul” was. In de bissen (tijdens een werkelijk verpletterend “Terrible love”) ging hij zelfs op wandel door de volgepakte zaal. Als hij deze zelfde stunt ook in gedachten heeft voor de grotere zalen houden roadies voor een volgende wandeling best een draadloze microfoon achter de hand. Eigenlijk behoefde dit concert helemaal geen stunts van die orde om ons in de ban te houden, dat gebeurde met pure schoonheid (“Afraid of everyone”, “Daughters of the Soho riots”), voortreffelijke samenspel (de gebroeders Dessner op gitaar mogen hier niet onvermeld blijven) en een pak songs die stuk voor stuk hengelen naar het predicaat van klassieker (“Mistaken for strangers”, “Fake empire” en een magistraal “Sorrow”). Voor het slotnummer plaatste de groep zich op de rand van het podium en zette onversterkt een adembenemend mooi “Vanderlyle crybaby geeks” in. Niet alleen het nummer zelf maar ook het applaus dat daarop volgde zal ons nog lang heugen. Er aan terugdenken is koude rillingen voelen.
Wie zich nu, na het bovenstaande te hebben gelezen, niet als de bliksem rept naar een voorverkoopkanaal waar kaarten worden aangeboden voor het concert in Vorst, februari volgend jaar, begaat een gigantische vergissing; één waar u over enkele jaren waarschijnlijk niet graag aan zal herinnerd worden. Een groep als The National zal de komende jaren vermoedelijk nog vele malen pieken maar we durven er gif op innemen dat dit weleens het punt in het bestaan van de groep kan worden waarnaar in de toekomst tot vervelens toe zal worden gerefereerd. Kom ons dan niet zeggen dat u het van ons niet wist!

Monday, November 15, 2010

The Gaslight Anthem AB/Brussel 14/11/10

Voor zij die denken dat er geen kruising kan worden gemaakt tussen The Clash en Bruce Springsteen is er The Gaslight Anthem om hen te overtuigen. De groep, net als The Boss afkomstig uit het Amerikaanse New Jersey, wist met hun vorige plaat “The ’59 sound” al flink wat aandacht naar zich toe te trekken en bouwt daar nu met een verdienstelijke opvolger “American slang” rustig op verder . In de opmars naar een hogere status helpt uiteraard ook de uistekende live reputatie die de groep al sinds hun begindagen achtervolgt en afgelopen zondag alvast mede verantwoordelijk was voor een op voorhand uitverkochte AB.
De avond werd ingeleid door het piepjonge Britse viertal Sharks dat tot en met de tattoos een wat wazige kopie van de hoofdact bleek te zijn. Hun setlist werd net voor de finish nog door “I fought the law” gered. Charmant maar verre van hoogstaand. Heel wat meer toehoorders kreeg Chuck Ragan voor zich. De voormalige Hot Water Music zanger was groots met beperkte middelen: een stem, mondharmonica en akoestische gitaar. Hij liet zich voor het merendeel van de nummers bijstaan door een violist die bij momenten als een hitsig veulen op de prairie Ragan’s beperkt instrumentarium van een extra laagje voorzag. Ragan bleek overigens een bijzonder sympathieke peer te zijn die niet alleen muzikaal – ook hier drong Springsteen zich als referentiepunt snel op – maar ook met enkele vertelsels (zelfs over een terminaal ziek familielid) de AB gemakkelijk een 40-tal minuten wist te boeien. Toch een te onthouden naam.
Klokslag negen uur stapte zanger Brian Fallon van The Gaslight Anthem (TGA) het podium op als was het de salontafel in zijn eigen woonkamer. Na een onmeetbare lijst clubs en festivals op hun palmares zagen we een groep die niet gehinderd door zenuwen vlotjes de confrontatie aanging met de hoofdstedelijke concertzaal. De AB kreeg een dwarsdoorsnede aangeboden van hun drie albums tellende discografie. Ook het debuut “Sink or swim” ontsnapte daarmee, tot grote vreugde van enkele aanwezige fans van het eerste uur, niet aan de aandacht waardoor het gewicht van het eerste uur vooral kwam te liggen op het wat snedige werk. Op het knappe en ingetogener “Queen of lower Chelsea” na raasde het concert, getrouw aan de punk rock traditie waaruit de groep is gegroeid, in een rotvaart voorbij. Songs als “1930”, “Great expectations” en het geweldige “Old white Lincoln” werden met vakkundige precisie de AB in gekatapulteerd en zorgden her en der voor niet ongevaarlijke opstootjes van duw, stamp en trekwerk. Een kleine en gelukkig kortstondige schermutseling middenin de zaal was daar het gevreesde gevolg van. Toen Fallon aankondigde de volle speeltijd te willen benutten in plaats van een verplicht rondje ‘om bisnummers roepen’ in te lassen scoorde hij hoog op de AB applausmeter. In de laatste 18 minuten zette de groep prompt een eindoffensief in dat het concert van prima middelmaat tot flink daar boven deed uitstijgen. Met “American slang”, “Here’s looking at you,kid” en “The Backseat” herbevestigde TGA dan ook de sterke indruk die ze eerder dit jaar al hadden nagelaten op Rock Werchter.
Om de Boss te onttronen is er nog wel wat werk aan de winkel maar, met de star quality van Fallon voorop en een dozijn geweldige songs in de Levi’s jeansbroekzak, heeft TGA nu reeds al het nodige in huis om op zijn minst een vaste waarde te worden. We durven er veel op verwedden dat u er hetzelfde over zou denken mocht u naast ons in de AB hebben gestaan.

Sunday, November 14, 2010

Meuris Handelsbeurs/Gent 12/11/10

Van Noordkaap via Monza naar Meuris, dat is de weg die Stijn heeft afgelegd om in twee decennia bij zijn eigen familienaam en het retrospectieve album “Spectrum” uit te komen. Deze plaat die nieuwe versies biedt van oude songs werd dit voorjaar nogal onverwachts een succes. Vooral de samenwerking met Raymond werd klaarblijkelijk door een breder publiek dan dat van Noordkaap en Monza samen fel gesmaakt. Bijgevolg werd het , na een voorjaar in het Vlaamse clubcircuit, een drukke festivalzomer voor Stijn Meuris en bezoekt hij op dit moment naar goede (Monza-) gewoonte ook nog eens de Vlaamse theaters. Voor de halte in de Gentse Handelsbeurs waren de overblijvende lege zitjes op één hand te tellen.
Met “Het komt voor in de beste families” van Noordkaap werd bij aanvang van het concert de kalender al meteen 18 jaar teruggezet. De uitvoering week in weinig af van het origineel en etaleerde meteen het kunnen van alweer een fijne verzameling eerste keusmuzikanten die Meuris rondom zich heeft weten te verzamelen: 2 oud Monza-leden, Zita Swoon bassist Bart Van Lierde, Ad Caminotto op toetsen en Dave Hubrechts op gitaar. In het slot van het openingsnummer mocht die laatste zich meteen al in de kijker spelen met enkele George Harrison akkoorden van “While my guitar gently weeps”. Het volume binnenin de zaal nam er moeiteloos ook de statige inkomhal van de Handelsbeurs bij waardoor enkele mensen op de voorste rijen veelbetekend naar hun gehoororganen grepen. Een weinig verontruste geluidsman liet zich echter niet van de wijs brengen en gaf voor “Een heel kleine beetje oorlog” zelfs nog een tandje bij. Wanneer Meuris het even verder in “Panamarenko” ook nog eens op een flink schreeuwen zette – geen éénmalig gebeuren tijdens dit theaterconcert trouwens - was de pijngrens gevaarlijk nabij. Ook op voorgaande Monza avonden hadden we al vastgesteld dat luid niet altijd luid genoeg is voor Meuris maar hier rijst toch de vraag of de muziek – of de pracht er van – niet te veel wordt ingeruild voor decibels. Meuris maakte zelf tijdens het concert in Gent allusie op deze vaak gehoorde kritiek maar voegde er even snel aan toe zich daar niet aan te storen. Vreemd genoeg kwam nadien toch het beste en mooist uitgebalanceerde moment van deel 1 voor de dag: “Programma ‘96” met alweer (en niet voor het laatst) een glansrol voor Hubrechts. De Monza erfenis liet zich kort voor de pauze het eerst gelden met een herwerkt “Alles half”. Dat de drummachine van Dirk Loots het even liet afweten hielp uiteraard ook niet om het fantastische nummer goed tot zijn recht te laten komen. Deel 2 – dat van start ging met “Ik hou van U” en een glansrol voor Caminotto op accordeon - bevatte overigens met “Dood aan alle meisjes”, “Conquistadores”, “Als techniek faalt” en uiteraard “Van God los” nog meer Monza. Geen van deze songs wist echter te overtuigen zoals ze dat destijds bij Monza wel deden. De nieuwe benadering (op een leuke “Purple rain” solo in “Van God los” na) verschilde ook niet op die manier dat ze het origineel konden verdringen. Hetzelfde vonden we van “Arme Joe” die voor de gelegenheid in plaats van op het vertrouwde asfalt eventjes mocht accelereren in een Texaanse woestijn. Een sterk “Gigant” maakte echter veel goed.
In twee bisbeurten waarbij we toch al wat (ontevreden?) zaalverlaters telden nam Meuris afscheid van de Handelsbeurs. “Wie danst er nog?” poogde tevergeefs een wild slot te forceren. Het gevoel dat Meuris vooralsnog wat vastzit in een ongelukkig verlengstuk op Monza en zichzelf nog niet echt heeft heruitgevonden zat ook ons wat in de weg.

Thursday, November 04, 2010

Concert gemist (6): Rory Gallagher, Montreux, 1979

Concerten die we om uiteenlopende redenen hebben gemist schrijven we hier van ons af...
Ook al voelen we onszelf een (ondermaatse) drummer, we hadden ook een schabouwelijk slechte gitarist kunnen worden. Een beetje spreidstand op de rand van het podium konden we immers al op jonge leeftijd (zie historische playback avonden bij de jeugdbeweging). Later kwamen daar tal van geweldige luchtsolo's bij, veelal geïnspireerd op de vingervlugheid uit het hardere genre. Toen we midden jaren '80 rijkelijk laat maar toch snel voor onze puberleeftijd de Ierse gitarist Rory Gallagher leerden kennen via het klassieke "Live in Europe" lag de weg naar ander werk van de man helemaal open. Het in 1980 op de wereld losgelaten "Stage struck" vonden we alzo nog beter dan voorgaande titel. Die plaat documenteerde concerten van de wereldtoernee die achter de plaat "Top priority" aankwamen. Voor velen verkocht Gallageher hier een beetje zijn bluesziel aan de toen regerende en commercieel succesvollere hard rock maar geen van deze criticasters zal er om heen hebben gekund dat Rory hier vele van die hoofdzakelijk uit pose opgetrokken muzikanten flink het nakijken geeft. "Stage struck" klinkt bovendien zo rauw en ongepolijst dat het vermoeden rijst dat, op wat overdubs met applaus na, tussen opnames en het op plaat geperste materiaal weinig verschillen bestaan. In songs als "Moonchild" en "Follow me" voel je een haast ontvlammende explosiviteit tussen de meester en zijn bruine Fender Stratocaster. Wat hadden we dat zelf ook eens willen zien, voelen en horen op bijvoorbeeld Rock Werchter 1979 of later dat jaar tijdens één van de vier Nederlandse concerten die hij in oktober afwerkte. We spreken ooit hierboven wel eens af want Gallagher veruilde al het tijdige voor het eeuwige net voor de zomer van '95.