Thursday, May 31, 2012

Pinkpop dag 3 Landgraaf/NLD 28/05/12

Zelf hebben we bij de vliegende start van de voorverkoop wat geaarzeld maar gelukkig deden enkele echte vrienden dat in ons plaats niet. Dat Springsteen grote aantrekkingskracht op ons heeft hoeft geen verder betoog, het was de rest van de affichevulling – in de schaduw van The Boss – waar we beduidend minder van onder de indruk waren. Dat belette ons toch niet van maandag ll. op de middag klaar te staan voor de Rival Sons. Vorig jaar nog opener op de Werchterse mainstage, dit jaar gaan ze via Pinkpop en een resem andere grote festivals verder op zoek naar nog meer naambekendheid. Dat ze met hun korte set van 45 minuten daar op Nederlandse bodem in geslaagd zijn staat buiten discussie. Van opener “Torture” tot afsluiter “I want more”, met flarden oude Them en Fleetwood Mac rockte de groep heerlijk door, beduidend frisser dan we ze, uitgeput van het vele toeren, 2 maand geleden nog aan het werk zagen in de Brusselse AB. Presentator Giel Beelen was in z’n inleidend woordje wel wat voorbarig en voorspelde nieuw werk van de in augustus te verschijnen derde plaat maar daar kwam niets van in huis. In plaats daarvan kregen we het trio “All over the road”, “Young love” en “Pressure & Time” voorgeschoteld waarmee Pinkpop voor de Rival Sons helemaal over de streep werd getrokken.
Jonathan Jeremiah had alles mee wat tot een goede beurt moest leiden op de zogeheten “Converse stage” (lees: gesponsorde tent): goede songs, een stem uit duizenden herkenbaar en degelijke muzikanten. Helaas werd de man van een pover geluid voorzien waardoor het concert amper goed gestart al het nekschot kreeg toegediend. Zonde dus van “Heart of Stone”, “Lost” en prijsbeest “Happiness”. Gelukkig voor Jeremiah dat de tent hem desondanks nog van een hartelijk applaus voorzag of we waren met schuldgevoelens van onder het tentzeil gekropen.
Seasick Steve is na een lang leven als straatmuzikant nu de favoriete bluesnonkel van alle grote festivals. Op Pinkpop bevatte zijn uurtje alle vertrouwde maar inmiddels ook voorspelbare ingrediënten: woordje uitleg over de instrumentatie (zijn “diddley bo”, een zelfgemaakte plank met snaren), ietsje over het landbouwersbestaan, een trits uitgebeende bluessongs en een uit het publiek gelichte frisse jonge deerne om dichtbij de sympathiekste nonkel van festivalland te zitten tijdens het ingetogen “Walking man”. Vernieuwing hoeven we van deze kranige zestiger niet meer verwachten. Ons respect om het grote publiek wat bluesonderricht te geven blijft zeker zijn deel.
Het Zweedse Miike Snow, verwoede remixers van diverse pluimage, kon zich vervolgens laten gaan met eigen werk voor een volgepakte tent. Met enkele niet onaardige singels over het uur verspreid (“Animal”, “Black & blue”, “Sylvia”) wist het gezelschap wel de aandacht vast te houden maar tussenin sloeg de set te veel over naar songs die beter tot hun recht zouden komen in een science fiction film, eerder dan onder een festivaltent met danslustigen. In de zelfde omstandigheden weet een groep als Groove Armada daar veel meer uit te halen. Een gemiste kans dus.
Voor The Specials - 30 jaar na hun eigenlijke glorieperiode opnieuw actief - moet het bemoedigend zijn dat ze ook voor de grote festivals worden uitgenodigd. Of ze er na Pinkpop echt gelukkig om waren durven we te betwijfelen. De uitgestreken blik van Terry Hall sprak immers boekdelen middenin het concert. Feit is dat de hun op papier aanstekelijke ska muziek niet verder reikte dan de voorste rijen. Op een terrein als megaland komt zoiets pijnlijk hard aan natuurlijk. Met het missen van 1 ziek groepslid kwam de groep wel gehavend aan de startmeet maar dat leek hen weinig parten te spelen in het getrouw brengen van succesnummers “Too much too Young” en “A message to you, Rudy”. Hoe prettig klinken ook, voor de meerderheid leken ze wel over datum. Misschien had organisator Jan Smeets deze Britten toch maar beter laten aandraven op zijn Classic variant in augustus? Voor de liefhebbers bij ons: naar Lokeren deze zomer!
Dat The Hives al 5 jaar sleutelen aan een opvolger voor hun “Black and white album” deerde hen niet van al die tijd ijverig te blijven toeren. Over een tiental dagen wordt opvolger “Lex Hives” eindelijk op de wereld losgelaten en met dat goed nieuws werd de groep op het tweede Pinkpop podium warm ontvangen, weliswaar na heftig aanporren van zanger Pelle Almqvist. The Hives, wederom piekfijn uitgedost in maatpakjes, snelden door een wilde set waar ook al wat nieuw werk in zat (“Go right ahead”). Almqvist schreeuwde naar goede gewoonte alsof hij wederom achternagezeten werd door een losgeslagen circusleeuw en ook in de soms lange pauzes tussen de nummers door kon hij het niet laten om iedereen met een zelfde schreeuwerigheid aan te moedigen. Een gimmick die we inmiddels al enkele malen (te veel) hebben gehoord en stilaan dus wat moe worden. De muziek, drie akkoorden garagerock, kon zeker een halve set boeien maar werd ons geleidelijk aan toch te eenvormig. Echt haastig voor die nieuwe plaat zijn we dus op Pinkpop niet geworden.
Mumford & Sons zitten op het kantelmoment tussen belofte en grote naam, zo veel is duidelijk na hun erg gemaakte passage op Pinkpop. De groep mocht zich verheugen in massale belangstelling voor het hoofdpodium en leek – zichtbaar onder de indruk hiervan - toch enkele songs van zijn melk. Of was het de live première van het nieuwe werk dat voor de zenuwen zorgde? Een tikkeltje meer geestdrift en vaart had dit concert ongetwijfeld nog meer de hoogte ingestuwd maar dat hindert ons niet te concluderen dat deze Londense folkies ons live zeker wisten te bekoren. Ook het nieuwe werk viel in positieve zin op en doet reikhalzend uitkijken naar release in september.
Met Bruce Springsteen en zijn E-Street Band (16 leden!) had Pinkpop een afsluiter grand cru op de affiche. Eigenlijk was het voor alle voorgaande bands niets meer dan een waan te denken dat ze er op Pinkpop zouden in slagen uit de schaduw van The Boss te blijven. Maar liefst twee en een half uur zorgde Springsteen voor één lang hoogtepunt, meteen het beste van de vier concerten dat we van de man tot nog toe hebben kunnen bijwonen. De lijst met argumenten waarom dit zo een gedenkwaardige concert was is lang, de rij klassiekers waarmee hij op Pinkpop uitpakte ook. Zijn gave om contact te maken met een massa van deze omvang, zonder aan echtheid in te boeten, is ongeëvenaard. Uiteraard zaten de weersomstandigheden en – god zij dank – dit keer ook het geluid mee maar met regen en een kwakkelende eindmix zou The Boss ook wel raad hebben geweten, dat kunnen we uit ervaring nazeggen. Vanzelfsprekend liep het ontbreken van Big Man Clarence als een rode draad door de avond. Iedere saxsolo van neefje Jake kreeg applaus, een fan reikte Bruce een zelfgemaakt portret aan en “Tenth avenue freeze out” werd stilgelegd daar waar normaal Clemons invalt. Ook in een schitterend “My city of ruins” en het nieuwe “We are alive” riep Springsteen wisselende gevoelens van verlies en hoop op. Het concert stond bol van de energie en gedrevenheid, ook de zichtbare spelvreugde waarmee alle bandleden op het podium stonden was aanstekelijker dan eender welk pep drankje. In een set van 23 songs, wegens festivalomstandigheden ietsje korter dan de andere stadionshows, viel niet één misser te noteren. Voor “Hungry heart” trok Springsteen Mumford & Sons nog het podium op en ook (cover)“96 tears” kreeg in de figuur van Garland Jeffreys een verrassende gast gepresenteerd. Dat ook het recente werk van “Wrecking ball” in Landgraaf gelijke tred hield met klassiekers als “The River” en “Thunder road” zegt veel over het nog aanwezige potentieel in Bruce Springsteen. Met zijn 62 jaar is het einde dus nog lang niet in zicht. Praise the lord!
Jan Smeets had misschien niet zijn sterkste Pinkpop affiche bij elkaar gesprokkeld maar hij had dit jaar wel The Boss. Eat your heart out Schueremans!

Monday, May 21, 2012

The day that disco died (een beetje toch...)

Met het overlijden van Donna Summer en Bee Gee Robin Gibb verliest disco in één verlengd weekend 2 iconen. Misschien dat Summer nog ietsje meer aanspraak kan maken op een dergelijke titel doordat ze ook voor de uiterlijke stijl van het genre meer betekenis heeft gehad. Als songschrijven hier de maatstaf is heeft  – naar onze bescheiden mening – Gibb wel het meeste krediet. Samen met broers Barry en Maurice lag hij immers aan de basis van een schier eindeloze rij klassiekers. Geen van beiden kende afgelopen jaren nog noemenswaardig succes. Toen Summer enkele jaren terug de Lokerse Feesten aandeed keken we - misschien onterecht - de andere kant uit, uit schrik dat disco niet echt potent meer zou zijn bij een zestigjarige. Toen ze in onze radio tijd “Dinner with Gershwin” loste was ze echter wekenlang niet van onze playlist weg te krijgen. Met plezier plugden we in die tijd ook “She Works hard for the money” en “State of independence”, twee nummers uit een schat aan achterblijvende popsingels. Robin Gibb solo werd ruim overklast door het broedergenootschap waar hij ook deel van uitmaakte. In die hoedanigheid zagen we hem ooit schitteren in een vol Vorst, zomer 1991. Twee uur lang een feest van herkenning en harmonieuze samenzang. Hun songs waren bovendien ook minder genrespecifiek dan die van Summer. Zo kreeg Chilli Pepper John Frusciante ooit een Werchter weide stil met zijn versie van het ijzingwekkend mooie “How deep is your love”, volgens we hebben gelezen Robin’s favoriet voor op zijn begraving. Dat ze hierboven de glitterbol maar al doen draaien…

Thursday, May 17, 2012

Steven Wilson AB/Brussel 14/05/12

Steven Wilson, een muzikale duizendpoot uit het Londense Kingston upon Thames, zou u kunnen kennen van de progressieve rockgroep Porcupine Tree maar evengoed van één van zijn talrijke andere projecten (No-man, Blackfield) alsook van medewerking die hij in het verleden heeft verleend aan de metalgroep Opeth. Deze ongewoon bedrijvige man houdt er, alsof tijd voor hem oneindig is, ook nog eens een solo carrière op na waarmee hij vorig jaar met “Grace for drowning” zelfs een behoorlijk indrukwekkende tweede plaat heeft afgeleverd. Het werkstuk, verdeeld over twee CD’s, is allesbehalve een hapklaar brokje maar eerder een groeiplaat die bij elke beluistering meer van zich laat onthullen. Een parcours langs zowat alle denkbare stijlen liet ons alvast aan het eind van de rit bedwelmd achter.
In de AB was geopteerd voor een ongewone podiumopstelling. Terwijl “No twilight within the courts of the sun” zich alsmaar heftiger ontplooide als opener bleven Wilson en band spelen van achter een glasgordijnen wand die ook dienst deed als projectiescherm. Dit hielden ze trouwens vol tot op het half uur. De beladen muziek – helemaal surround door ook speakers achteraan de verkleinde zaal op te stellen – gecombineerd met intrigerend beeldmateriaal zorgden alvast voor een unieke sfeerschepping die alsof dit concert geen tijd nodig had om te groeien al snel twee hoogtepunten opleverde: een majestueus “Index” en het van een prachtige piano intro voorziene “Deform to form a star”. Hoe onconventioneel Wilson’s muziek ook mag lijken op het eerste gehoor, naast de wat bevreemdende klanken openbaren zich vaak ook prachtige melodieën die zowel op plaat als live met veel oog voor detail worden gebracht. In zijn kielzog vertoeven dan ook muzikanten met een uitgebreide technische bagage, onder hen zelfs oud Kajagoogoo bassist Nick Beggs! Een concert van Steven Wilson bijwonen is geen activiteit die een mens er even tussen neemt. Niet alleen wordt de luisterinspanning met enkele lange songs maximaal op de proef gesteld, de gastheer deinsde er in de AB zelfs niet voor achteruit om een tetterend duo op de voorste rijen het zwijgen op te leggen. Om de zondaars helemaal in hun hemd te zetten herhaalde Wilson het nadien zelfs nog enkele malen (“Voor dit nummer – wijzende naar de voorste rijen – is absolute stilte vereist…”). Geen wilde taferelen (meer) tijdens de songs, des te meer uitbundig applaus na elk slotakkoord en al zeker voor het duo “Harmony Korine” en “Remainder the black dog”. Naast werk uit beide solo albums presenteerde Wilson ook trots nieuw werk. “Luminol” was, zo vertelde Wilson, het resultaat van de samenwerking met zijn huidige begeleidingsband. Het werkstuk dat opnieuw ruim 10 minuten in beslag nam surfte van een brok jazz rock naar oude Yes en is bestemd voor later plaatwerk. Ingetogener (en korter) ging het er aan toe bij “Insurgentes”, het klassiek getinte “Postcard” en het al even fraaie, ook van die tweede plaat gehaalde, “No part of me”. Geschiedenis waar een mens liever niet aan terug refereert is die van seriemoordenaars. Laat nu net dat het thema zijn van slotnummer “Raider II”. Als inleiding hengelde Wilson naar nationale namen in dit segment. De toon was gezet en met dreigende piano klanken trok het nummer zich op gang. “Raider II” was niet alleen thematisch maar ook muzikaal het zwaarst om te verteren waardoor de set, ook al hadden we tegen dan niets dan superlatieven verzameld, voor ons jammerlijk op een ietwat té langdradig eind tot stilstand kwam.
Met nu al tastbaar nieuw solomateriaal sloeg de schrik ons even om het hart dat Porcupine Tree, nog altijd het echte vlaggenschip van hem, voor onbepaalde tijd op non-actief zou worden gezet. In de AB liet een sterke Wilson ons immers verstaan zeker ook alleen bestaansrecht te hebben. Alleen willen wij ons daar, geheel in de lijn van de loopbaan die hij zelf uittekent, niet toe beperken.

Sunday, May 06, 2012

Fight for your right Adam

"Licensed to ill" zat omwille van "Fight for your right" snel in onze platenkast maar pas dan hadden we goed door dat er een raptrio achter schuil ging. Onze toen 16 jarige leeftijd is het enige excuus dat we kunnen inroepen... Een grote fan hebben ze aan ons nooit gehad maar van hun invloedrijke rol hoeft u ons alvast niet te overtuigen. Nu Adam Yauch niet meer onder ons is wordt dat aan de vele reacties die loskomen nog maar eens duidelijk. Zijn verloren strijd met speekselklierkanker eindigde eergisteren griezelig jong op 47 jarige leeftijd. Moge hij hierboven de nodige rechten opeisen... to party!