Saturday, November 29, 2014

Morrissey Stadsschouwburg/Antwerpen 26/11/14

Concertjaar 2014 zal voor ons de boeken ingaan als het jaar waarin we, met de dubbelslag Johnny Marr en Morrissey, het dichtst bij The Smiths zaliger zijn geraakt. Marr maakte in augustus al een uitstekende beurt op de Lokerse Feesten, voor Morrissey trokken we afgelopen woensdag naar t ’Stad waar de grilligheid die de man eigen is en zijn recente gezondheidsproblemen de spanning naar het mogelijkse verloop van de avond ietsje meer opdreef dan bij Marr het geval was. Morrissey had immers enkele dagen terug in Polen een concert vroegtijdig beëindigd omwille van uitlatingen in het publiek over diens slechte gezondheid. Ondanks negatief advies van de artsen – “Als ik sterf, dan sterf ik. Indien niet, dan niet” – gaat zijn huidige toer immers door zoals gepland.
Met Anna Calvi erbij als voorprogramma was het voor ons een absolute must om tijdig in de zeteltjes van de Antwerpse Stadsschouwburg te geraken. Alsof de duivel ermee gemoeid was waren we daar door een wiebelende kraan aan de Gentse Dampoort bijna niet in geslaagd. Terwijl Calvi en band een machtig “Eliza” aan de Schouwburg ten beste gaven liepen we gehaast en dus engszins wat buiten adem de trappen van het balkon op. Gelukkig hadden we op dat moment nog 30 superbe minuten van de stijlvolle Britse tegoed. Calvi had in dit korte tijdsbestek immers het beste van haar 2 albums in petto en dat stemde ons én de Morrsissey aanhang doorheen de set alsmaar gunstiger. Met een zinderende “Cry” en het adembenemende slot van “Love won’t be leaving” en “Jezebel” oogstte ze een, atypisch voor een voorprogramma, groots applaus. Calvi oversteeg dan ook moeiteloos haar statuut van opwarmer.
De pauze tussen Calvi en Mozzer werd opgevuld met een half uurtje clips op een doek waarachter het podium verscholen bleef. Personal favourites van Morrissey kwamen voorbij: The Ramones, New York Dolls en zelf zijn eigen “Bullfighter dies” met – u raadt het al – passende beelden van sterrenvechters die stevig te grazen genomen worden. “Hurray Hurray!”, instemmend applaus op alle rijen in de stadsschouwburg. Kwart over negen doofden de lichten en onder het gejoel van een devote ontvangst en de eerste rijen die zich uit het gestoelte tot aan het podium repten kwamen Morrissey en bandleden – allemaal in jeans, bretellen en hetzelfde shirt - het podium op. Een blik vooraf op de rondcirculerende setlists leerde ons voor het concert dat het merendeel van de avond zou bestaan uit nieuw werk afkomstig van het prima “World peace is none of your business” maar dat belette niet dat de avond werd afgetrapt met een Smiths classic (“The queen is dead”) gevolgd door zijn solo debuut “Suedehead”. Eventjes dreigde het fout te gaan bij de start van het nieuwe “Staircase at the university” toen vooraan in het publiek wat gerommel ontstond en de dienstdoende security er nogal wild op af stormde. “This is no time for brutality” liet Morrissey verstaan aan de zaal (en aan de security wellicht) waarna hij gelukkig onverstoord zijn set verderzette. In tegenstelling tot de onheilstijding over de mans gezondheid oogde Morrissey goed en presenteerde hij zich erg goedgeluimd en druk handenschuddend met zowat iedereen die op de eerste rijen had postgevat. Morrissey – niet altijd even toonvast – kwam dominant uit het naar schouwburgnormen stevig maar goed uitgebalanceerd geluid. Met een overgewicht aan nieuwe songs moest Antwerpen het wellicht stellen met minder ouder werk dan gehoopt al nekte dat geenszins het concert. Nieuwelingen “Istanbul” en het zwierige “Kiss me a lot” stonden immers mooi schouder aan schouder met “Speedway” en - het Morrissey ten voeten uit - “Trouble loves me”.  Op 5 kwartier kwam het concert een eerste maal tot stilstand met een mooi “Yes I’m blind” en het van bloederige taferelen voorziene “Meat is murder”, qua sfeerschepping misschien geen leuke maar wel erg sterke afsluiter. Het in verhouding tot “Meat is murder” wat “luchtigere” “Everyday is like Sunday” sloot als enige toegift het concert af.
Johnny Marr leunde  in Lokeren wat ons betreft muzikaal iets dichterbij zijn roemrijke geschiedenis maar Morrissey had in Antwerpen de performance, band en persoonlijkheid mee om ook groots uit te pakken. Twee maal raak dus!

Saturday, November 15, 2014

Rival Sons TRIX/Antwerpen 14/11/14

Het uit L.A. afkomstige blues en hardrock combo Rival Sons is terug van nooit echt weg geweest. Sinds ze ons met het fantastische “Pressure & time” op een vroege Werchter ochtend (’11) uit onze pyjama hebben gespeeld is de groep al die tijd nauwelijks van de radar verdwenen. Opvolger “Head down” leek aanvankelijk de opmars wat te consolideren maar het nieuwe en erg overtuigende “The Great Western Valkyrie”, recent nog onderstreept door een uitnodiging voor het BBC programma van Jools Holland, laat er geen twijfel over bestaan dat deze Rival Sons blijvers zijn. In een al maanden uitverkochte Trix-club – dat had toch evengoed de grote zaal kunnen zijn? – stond de groep gisteren voor hun vierde concert van een nieuwe pas afgetrapte Europese toer.
De solo aantredende streekgenoot van Rival Sons, Jameson, had de al vroeg volgelopen Trix-club mogen opwarmen en oogstte daarvoor sympathiek applaus maar alle oren en ogen focusten zich duidelijk pas rond de klok van negen op het podium. Uit een nevel van rook en licht én op de tonen van Ennio Morricone’s “The good, the bad and the ugly” nam het viertal, aangevuld met een stevig bebaarde toetsenman, hun stellingen in. Gitarist Scott Holiday, ook al een stijlvol bebaarde medemens, vuurde het beginakkoord van opener “Tell me something” af met een dodelijke precisie. Met nog 2 in één adem haast doorgespeelde songs erna (“You want to”, “Pressure & time”) had de groep de zaal meteen mee. Sinds onze vorige afspraak met deze zonen hoorden we – niet zo moeilijk met het onophoudelijke toerschema van de laatste jaren – een enorme progressie maar gelukkig ook een intact gebleven passie bij alle groepsleden, de charismatische Jay Buchanan op kop. We gaan de vergelijkingen met andere groten uit de weg en zagen in Antwerpen een Buchanan, ogen dicht, bezwerend en classic rock predikend in zowat elke song, die vooral Buchanan zelf is. Voor een man die een goeie 5 jaar terug nog de straten van L.A. als belangrijkste podium had was de emotie die hij in het duo “Where I’ve been” en “Face of light” bracht van grote klasse getuigend, zeker in de wetenschap dat hij deze én alle overige nummers al vele malen heeft gebracht. Dat in TRIX het werk van hun laatste “The Great Western Valkyrie” een grote hap nam in de setlist was niet verwonderlijk. Alle 8 stuks bleken bovendien het predikaat “all killer, no filler” waardig. “Good things” (met een heerlijk Manzarek-orgeltje) kon zo op een album van The Doors en in “Secret” schreeuwde Buchanan op Purple’s wijze alle onze nekharen overeind. Dan waren we nog niet eens aan de bissen waarin ook “Open my eyes” – U zoekt een wereldnummer? Dit is er één! - een glansrol kreeg toe bediend. Voor alle old school fans werd daarnaast niet op een publieksfavoriet méér of minder gekeken. Met “Get what’s coming” en het op samenzang onthaalde “Torture” daalde de groep zelfs af naar hun begindagen en het eerst geloste EP’tje. De groep hield zo de spanning in de set anderhalf uur goed aan om feestelijk en met de volumeknop even voorbij de Schauwvlieghe grens te finishen in het catchy “Keep on swinging”.
Het is van een misdadige nalatigheid dat deze Rival Sons verstoten blijven van onze  nationale radiostations. Met een onberispelijke live-reputatie zoals ze die gisteren andermaal demonstreerden  en een ook via sociale media alsmaar uitdijende fanbase zal het hen wellicht aan de reet kunnen roesten. We blijven dan ook zweren dat hier het potentieel van een grote groep in zit, al beginnen we dit toch wat minder breed uit te smeren. Op die manier verzekeren we ons immers nog jaren van onvergetelijke clubconcerten als deze. Hou het dus wat stil hé…

Wednesday, November 05, 2014

The War On Drugs AB/Brussel 2/11/14

Een mens kan er nu al gif (of drugs zo u wil) op innemen dat in de eindejaarslijstjes vooral The War On Drugs zullen opduiken, en dan liefst niet onder de categorie “Belangrijkste politieke doelstelling voor 2015”. Eind vorig jaar al stak de groep rond zanger en songschrijver Adam Granduciel de neus aan het venster met de eerste, op het net geloste, fragmenten van het toen op stapel staande derde album “Lost in the dream”. De 2 voorgaande CD’s hadden behalve wat lovende pers nauwelijks een publiek bereikt. Maanden van gezoem op sociale media later (voorjaar 2014) werd “Red eyes” pas de (radio-)hit die er al maanden in zat en sloeg de plaat ook commercieel aan. Niet Werchter maar Pukkelpop mocht vervolgens het memorabele festivalconcert op zijn conto schrijven. De terechte hype doet overduidelijk zijn werk want momenteel trekt de groep langs quasi overal uitverkochte zalen in Europa, wat wellicht slechts een interval zal zijn naar nog een druk(ker) 2015.
Voorprogramma eergisteren was de Amerikaan en oud Violator (zie Kurt Vile) Steve Gunn. Vorige week stond de net als The War On Drugs uit Pennsylvania afkomstige Gunn nog op het podium van de Gentse Charlatan maar in de AB waren er duidelijk meer zielen te winnen. Een half volgelopen zaal liet zich beleefd luisterend inwijden in diens nieuwe plaat “Way out weather”. Het kabbelde voorbij als een Ardens beekje in putje zomer. In de verduisterde AB misten we wat kampvuur om écht in de stemming te geraken, het fabuleuze gitaarspel van Gunn ten spijt.
Ietsje over negen doofden de zaallichten en kwamen The War On Drugs onder slechts 2 rijen oplichtende spots het podium van de hopeloos uitverkochte AB opgewandeld. “Eyes to the wind” en – daar hadden we het eerste herkenningsapplaus al – “Under the pressure” mochten de spits afbijten van één van de meest geanticipeerde concerten van dit najaar. Wanneer The War On Drugs ter sprake komen regent het grote namen als referentiepunten. Ook in de AB dreven Springsteen en Dylan al gauw aan het oppervlak van iedere song die Adam Granduciel op zijn setlist had gezet. Voor het eerste echte hoogtepunt tekende het op Pukkelpop nog tot bis opgespaarde maar in de AB opvallend vroeg prijsgegeven “In reverse”. Ook “An ocean between the waves”, het droevige maar van troostende gitaren voorziene “Suffering” en een vlammend “Burning” hielden het concert goed op kruissnelheid. Geen idee waarom – songs té lang, te weinig StuBru-herkenning bij de andere songs (?) – maar de aandacht in de zaal ging her en der toch wat verslappen. Het grasduinen in ouder werk moedigde klaarblijkelijk ook niet aan want het vrijblijvend klinkende “Buenos Aires Beach” en de Bill Fay cover “I hear you calling” leken voor onze buren eerder behang om een praatje bij te slaan dan boeiende concertmomenten. Alsof boze geesten ermee gemoeid waren had er zich inmiddels ook een geluidstechnisch probleem ontwikkelt waarbij de microfoon van Granduciel onrustwekkend begon te sputteren. Terwijl het concert stillag - en haast simultaan met het grapje dat hij misschoen wel “in flames” zou kunnen opgaan - kreeg de man via zijn microfoon een stroomstoot toegediend. Granduciel, wellicht geschrokken, gooide zijn gitaar tegen de grond en liep het podium af om – gelukkig – snel op zijn stappen terug te komen. Zijn met algemene hilariteit onthaald “Don’t mind, It’s all part of the show” kon de ergernis bij de man amper verhullen. In een poging om de scheve situatie nog recht te trekken pakte de groep na de (té lange) technische depannage uit met “Red eyes” en gingen ze in één beweging over tot de als bisronde bedoelde songs. Maar met een niet onaardige – maar ook geen gedenkwaardige – versie van Dylan’s “Tangled up in blue” en opnieuw 3 oudere songs (w.o. wel een wervelend “Baby missiles”) kregen The War On Drugs de kroon niet meer op het werk in de AB.
De sterren stonden tot seconden voor het concert in perfecte orde, 90 minuten later keken we terug op niet meer dan een goed concert met een technische panne als verzachtende omstandigheid. Een blik van onze beste superlatieven stond nochtans klaar om in deze blogpost te worden opgediend.