Saturday, April 25, 2015

Matthew E White AB Club/Brussel 23/04/15

Matthew E White oogstte in 2012 lovende kritieken voor zijn debuut “Big Inner”, het bracht hem een jaar later zelfs naar Rock Werchter waar hij – vroeg op de dag, dus onder beperkte belangstelling – in een tent de 4e festival dag mocht aansnijden. Inmiddels heeft de man een 2e plaat “Fresh blood” op de wereld losgelaten die mooi in het verlengde van zijn debuut ligt. Deze uit Richmond, Virginia afkomstige White tapt uit een vat vol (Americana-)rock, soul en jazz, heeft een warm en sussend stemtimbre en ziet eruit – dat kan geen toeval zijn met het voorgaande – als onze Groene vriend Wouter Van Besien (ten tijde van diens scoutsjaren wel te verstaan). Hoeveel geluk kan een man (niet) hebben om mee door het leven te stappen…
Bij het binnenwandelen van de AB club viel meteen het beperkte instrumentarium op dat was opgesteld achter Lisa O’Neill, de Ierse zangeres die op haar eentje het voorprogramma voor haar rekening mocht nemen. Het daagde meteen dat Matthew E White een half uurtje later, in tegenstelling tot onze verwachtingen en eerdere data op deze tour, jammer genoeg zonder full band zou aantreden. Bijgevolg opende White, slechts met 1 begeleider naast zich, de avond met “Tranquility”, een beladen song opgedragen aan de betreurde acteur Philip Seymour Hoffman die vorig jaar is bezweken na een fatale dosis heroïne. Niet dat het een must is maar we hebben al concerten zwieriger weten beginnen. “One of these days” en “Feeling good is good enough” klonken in duo-uitvoering met louter gitaren wat schraal. “Rock’n’roll is cold” – tot op dat moment wel vonden we - slaagde er uitgekleed gelukkig wél in om overeind te blijven evenals een bedwelmend mooi "Circle round the sun". Ook White’s keuze om Randy Newman te coveren (“Sail away”) was voor het concert wat een boei was voor de laatste Titanic overlevende: een redding. Maar daarmee was het hoogtepunt bereikt. Niets van dat heerlijke (Sgt. Pepper/Beatle-) arrangement was terug te vinden in "Holy Moly", “Take care of my baby” miste de zwoele seventies blazers en strijkers die het nummer op de plaat een onweerstaanbare aantrekkingskracht geven en ook het voor het einde opgespaarde “Big love” had zonder zwart achtergrondkoortje en bij afwezigheid van een heerlijke ritmesectie amper zeggingskracht. White bleek nochtans erg in zijn nopjes om voor de derde keer aan te treden in de AB en apprecieerde het luisterende oor van de zo goed als volgelopen kleine club. Met van aan de toog uitdijende gesprekken op het uur leek de aandachtslimiet echter toch te zijn bereikt. White dook de coulissen in en keerde met 1 bis nog eens op zijn stappen terug.
Niets houdt ons na gisteren tegen deze erg vriendelijke man (want zo bood hij zich na afloop van het concert signerend aan ter hoogte van de eigen merchandise stand) te blijven volgen al zal het live onder de voorwaarde zijn dat hij zich op een volgende afspraak met meer volk laat omringen.

Sunday, April 19, 2015

Paul Weller AB/Brussel 18/4/15

Na een uitverkochte Cactus Club in Brugge vorige zondag dook Paul Weller voor een 2e keer in minder dan een week tijd gisteren op in de Brusselse AB. Met een nog op stapel staande nieuwe plaat – volgende maand komt ie pas uit -  misschien wel ietsje too much too many want de hoofdstedelijke zaal was met Weller op de affiche voor het eerst in jaren niet volgelopen. In de zaal rondom  ons kijkende constateerden we naast enkele erg naar hun idool gemodelleerde fans tegelijk ook dat publiek en artiest (57 binnenkort), ondanks dat de Modfather voor veel jonge bands toch een belangrijke inspiratiebron blijft, samen ouder aan het worden zijn. Op enkele vader-op-zoon Weller-fans na was immers geen tiener te bespeuren in de AB (of ze stonden bij wijze van vakantiejobber achter de toog).  
In tegenstelling tot Brugge vorige week oogde Weller in de AB niet alleen een stuk beter, hij stond ook ogenschijnlijk beter gemutst op het podium. 2 bandleden mochten zelfs de honneurs overnemen om een song in te leiden, nooit gezien op een avondje Weller. Met een fel “White sky” opende de set gevolgd door derderangs-Jam “Come on Let’s go”, beiden erg energiek gespeeld en van bij de start in een veel betere klankbalans dan waarmee Brugge het moest doen. Qua songkeuze noteerden we slechts kleine verschillen: “You do something to me” en (dat piekte toch een beetje…) “Kosmos” waren er in Brussel niet bij. In de plaats daarvan kregen we “The Olde Original” en het nagelnieuwe “Going my way”, op papier niet écht een faire deal maar de kennismaking met die laatste – een heel erg Macca aandoende compositie – maakte veel goed. Opvallend toch hoe Weller, met een zaal vullend arsenaal aan uitstekende songs toch de uithoeken van zijn eigen oeuvre blijft opzoeken om concerten mee te vullen: “Picking up sticks” uit één van zijn minst bejubelde platen, het reeds vermelde “The Olde Original” en “Brand new toy” (een Record Store Day singeltje) kunnen we bezwaarlijk rekenen tot de man’s beste werk. Ook het nieuwe “Long time” – leuke riff, uitstekend voor de soundcheck, prima om wijdbeens mee te beuken -  moet in het oudere “Peacock suit” zijn betere herkennen. Maar daar houdt onze kritiek op: de rest van het Brusselse menu was Weller en band in topvorm. Wat virusvrij en uitgeslapen met een mens niet allemaal kan doen merkten we in succulente uitvoeringen van “Saturns pattern”, “Above the clouds”, "Empty ring” (met Love Boat strijkers uit het doosje!), “Porcelain gods” en een in de AB oppermachtig “7 &3 is the striker’s name” uit “Wake up the nation”. Met een stevig gitaarduel in “Whirlpool’s end” sloegen Weller en vaste sidekick Craddock gensters aan het einde van de set. De bissen waren copy/paste van Brugge, ook in Brussel torende “Foot of the mountain” boven alles uit met een voor Craddock applaudisserende Weller nadat die het nummer met een verbazingwekkend mooie solo had ingekleurd. Afscheid nemen deed Weller met – helemaal zichzelf – “The changing man”.
Hopelijk krijgt Parlophone, Weller’s nieuwe platenfirma, het voor mekaar hem te houden waar hij hoort te staan, een concertavond als deze bevestigt dat alleen maar: tussen de groten.

Monday, April 13, 2015

Paul Weller Cactus Club/Brugge 12/04/15

Een keelontsteking midden vorige week (met een uitgesteld concert in Amsterdam tot gevolg) dreigde even roet in het eten te gooien maar eergisteren trok de tourkaravaan van Paul Weller zich in Utrecht toch, verbazend snel, weer op gang om gisteren in Brugge halt te houden voor het eerste van 2 Belgische concerten in één week. Weller’s huidige passage kondigt een nieuwe plaat aan die pas volgende maand beschikbaar zal zijn maar nu al met enkele vooraf geloste fragmenten kan worden voorgeproefd op het net. We betwijfelen of dat er voor de aanwezigen echt toe deed want met Weller’s toekomst kan onmogelijk nog het rijke verleden in de schaduw worden gesteld hoe hard en creatief de man ook bezig blijft door 2-jaarlijks een boeiende plaat af te leveren.
In Brugge werd de avond ingeleid door The Vals, een vijftal uit Belfast, met een muzikale fixatie die het midden houdt tussen The Small Faces en The Beatles. Geen wonder dus dat de Modfather zo’n groepje mee op sleeptouw neemt, al waren we na een half uurtje niet in die mate onder de indruk dat we de heren de komende jaren niet meer uit het oog willen verliezen. Onze Weller-compagnon de route @PVandenbrande drukte het veelbetekenend zo uit: “Het stoorde niet.”
Klokslag negen uur opende Weller de set met - we betwijfelen of hij er Brugge mee bedoelde - het nieuwe “I’m where I should be”. Weller is nooit een spraakwaterval geweest op een podium maar het viel op dat hij gisteren wel erg spaarzaam was met bindteksten en zich weinig tot de zaal richtte. Ook wat nerveuze aanwijzingen tussendoor gaven een aantal keren aan dat er iets niet snor zat. Met “White sky”, “Into tomorrow” en het in tijden niet meer live gespeelde “Kosmos” (uit zijn solo-debuut) had het concert gelukkig snel 3 sterke momenten beet. Maar evengoed hadden we dan al schijnbaar wat gehaaste en obligate versies van “Come on let’s go” en “From the floorboards up” gehad. Van de nieuwe binnenkort te verschijnen plaat werden met mondjesmaat nummers in de set binnengeschoven, de één (“Saturns pattern”) al overtuigender dan de ander (“Long time”). Ook het voor de bissen opgespaarde “These city streets” was wellicht beter af geweest met wat luisterbeurten vooraf alvorens het live voor de kiezen te krijgen. Zo laveerde het concert een ganse avond tussen Weller grand cru (“Above the clouds”) en Weller in obligate modus (“Porcelain gods”). Bij die laatste – hoorden we daar ook niet wat véél effect op die gehavende stem? - en ook tijdens “Whirlpool’s end” dat de reguliere set afsloot bekroop ons méér dan ons lief was het gevoel dat beiden nu wel echt aan een inwisselbeurt toe zijn. Dat “You do something to me” Brugge qua (h)erkenning deugd deed was niet toevallig. Men was hoorbaar blij dat Weller een echte classic de Magdalenazaal binnenschoof maar ook hier hadden we, de prachtige solo van gitarist Steve Craddock buiten beschouwing gelaten, het gevoel dat we stonden te luisteren naar een verplicht nummertje. Alsof toevalligheden nooit alleen komen greep Weller ook in Brugge sinds lang niet meer terug naar oude Jam of Style Council, momenten die tijdens vorige concerten ook altijd net dat tikkeltje meer konden geven.
Met een verdienstelijke bisbeurt (“Foot of the mountain”, “Changing man”) reed Weller in Brugge over de finish als Wiggo in Parijs-Roubaix een paar uren voordien. Geen slechte koers gereden maar van een kopman mag toch wat meer verwacht worden. Als Brugge even los rijden was voor Brussel ziet het er alsnog goed uit. Afspraak in de AB komende zaterdag!

Friday, April 10, 2015

Rival Sons AB/Brussel 7/04/15

Bij het gevaar af voor een fansite te worden versleten posten we hier ons zesde Rival Sons verslagje. De groep houdt er een intensief toerschema op na wat hen vorige dinsdag voor een 2e keer in 6 maanden tijd ter promotie van hun laatste plaat “The Great Western Valkyrie” naar ons land bracht. Na een volle TRIX-club was nu de AB aan de beurt waar – toch niet slecht voor een tweede passage op korte tijd – de grote zaal net niet helemaal was volgelopen. Zeggen dat het dus goed gaat met de publieksaangroei is niet eens overdreven want – u zal niet verrast zijn dit hier te lezen - er zijn redenen genoeg om dit kwartet uit L.A., live aangevuld met een Amish-lookalike als toetsenman, stevig tegen de borst aan te drukken. Het zijn (classic) rockers met een benijdenswaardige live-reputatie en plaatwerk van consistente kwaliteit. “Wat ontbreekt er dan om deze zonen nog hogerop te brengen?” vraagt u. Wat meer radio aandacht en één hit wellicht.
De twee voorprogramma’s die waren voorzien, het Britse Kill It Kid en De (Nederlandse) Staat, mochten al vroeg het podium op want de AB houdt er, met één oog op het laatavond spoorboekje, een strak tijdschema op na waarbij het slotakkoord de klok van half elf niet mag overschrijden. We haalden op de valreep nog een stukje van De Staat maar onvoldoende om u als lezer hierover een mening voor te schotelen. Dat Rival Sons meer dan welkom waren in Brussel lieten de aanwezigen nog voor de eerste riff van de avond werd aangeslagen (“Electric man”) luidkeels horen. “Good luck” en “Secret” vervolledigden het openingstrio waarmee zanger Jay Buchanan al moeiteloos al onze nekharen rechtop kreeg. Met de schreeuw die deze man ten berde bracht in de AB was wellicht een losgeslagen buffelfamilie in één uithaal terug de stal in te drijven. Het applaus voor zoveel longvolume was trouwens navenant, er viel nauwelijks stilte tot de volgende song was ingezet. Jammer dat we bij “All over the road”, alsook bij het daaropvolgende “Young love” een stuk minder  stootkracht voelden als bij de voorgaanden. Stonden de knopjes plots wat verkeerd of was Buchanan toch een song té veel té diep geweest? Ook “Pressure & time” boekte in dat opzicht vooral herkenningsapplaus. “Manifest destiny pt.1” greep de groep, en vooral de superbe gitarist Scott Holiday, aan om te midden de song het op een stevig improviseren te zetten wat het concert toch een tikkeltje in een dalletje dreef. Om iedereen terug bij de les te krijgen pakten de Sons vervolgens  verrassend uit met een akoestisch kwartiertje. Het instrumentale “Nava” opende erg sfeervol maar “Burn down Los Angeles” kon ons in gestripte vorm niet bekoren. Dat deden het Beatle-achtige “The man who wasn’t there” en “White noise” zeer zeker wel. Mooi om horen dat een groep die verwacht wordt alleen indruk te kunnen maken met de Marshalls op tien ook in zijn bare necessities boeiend uit de hoek kan komen. Na een korte plaspauze om de akoestische set-up terug weg te bergen kende het concert een sterke doorstart met oudjes “Torture”, “Tell me something” en “Get what’s coming”. Nieuwelingen “Rich and the poor” en een indrukwekkend – Iedereen doet foute dingen… -  (How could you love me if you know) “Where I’ve been” onderstreepten tussendoor nog eens wat een sterke plaat die “Great Western Valkyrie” eigenlijk wel is. In de wetenschap dat op dat moment zelfs een scheet van Jay Buchanan voor de dolenthousiaste AB ook een waardige uitsmijter zou zijn geweest kregen we – daar gingen onze nekharen weer – toch gelukkig “Open my eyes” en “Keep on swinging” als oververdiende bissen.
We hebben op ééntje na bewust alle muzikale vergelijkingen die met Rival Sons te maken zijn uit dit verslag geweerd. Echter geloven we dat het voor die oude gloriën toch ook een hele geruststelling moet zijn dat de fakkel weldra met even grote klasse en panache zal worden overgenomen.
Oh ja, nog een ferme merci @StuBru (#HetJaarVanDeGitaar) voor de vrijkaarten!