Tuesday, November 24, 2015

Curtis Harding Vooruit (balzaal)/Gent 22/11/15

Een plaat die we hier al een tijdlang dicht tegen de borst aandrukken is “Soul power”, het debuut van Curtis Harding. Deze voormalige achtergrondzanger is enkele jaren terug uit de (brede) schaduw van Cee Lo Green getreden om het solo te proberen. In een kruisbestuiving van overwegend soul met rock, blues en funk komt deze Harding misschien nog het dichtst in de buurt van Lenny Kravitz al zijn alle grootheden uit het eerste genre (Bill Withers, Curtis Mayfield) ook nooit ver weg. Op Pukkelpop maakte de man een voor ons al erg gesmaakte beurt en met de Gentse Vooruit bij ons om de hoek konden we geen zinnig excuus bedenken, zelfs geen verhoogd dreigingsniveau, om zondagavond niet opnieuw op de afspraak te zijn.
Harding verscheen in een klassieke four-piece bezetting (bas-gitaren-drums) op het podium van de Balzaal. Geen toeters noch toetsen dus en, voor zover ons geheugen ons niet in de steek liet, op enkele plaatsen zelfs in een gewijzigde bezetting in vergelijking met onze vorige ontmoeting afgelopen zomer. Met een goed gemikt compliment aan de voorste rijen trok “Beautiful people” het concert langzaam op gang in een slechts voor de helft gevulde balzaal. Hardding, geboren mét zonnebril vermoeden we, liet meteen horen dat de boodschap om in deze difficult times concerten te annuleren bij hem alvast geen gehoor had gevonden. De man had misschien wel makkelijk spreken want Gent bleek na wekenlang toeren meteen ook de laatste stop te zijn. Aan de geestdrift waarmee middenin “I don’t wanna go home” ten berde werd gebracht, durfden we bijgevolg toch even te twijfelen. Eenmaal voorbij het wat obligaat aanvoelende openingskwartier begon de motor bij “Next time” (over het komen en vooral gaan van liefdes) pas echt goed aan te slaan. Harding bleek uitstekend bij stem te zijn en samen met zijn begeleiders deden ze de song ver boven de plaatversie uitstijgen. Ook het uit de moerassen van Louisiana getrokken “Drive my car” hield er met een diepe sixties-groove heerlijk de vaart in. Wanneer het tempo de hoogte in ging met “Surf” en in het met een pompende bas aangedreven “The Drive” onze heupen begonnen mee te bewegen wisten we dat het goed zat met dit zondagavond alternatief voor onze één-televisieavond. Harding etaleerde in Gent overigens een uur lang nog eens ten overvloede zijn (nog onvoldoende erkend) songschrijverstalent. Niet één zwakke song hoorden we de revue passeren onder het plafond van de Vooruit. Met het swingende “Love is all” en “Soul power” telden we er zelfs 2 die niet eens zijn debuut hebben gehaald. Aan het einde van de avond en al lang zege zeker pakte Harding in de bissen overigens nog uit met “No pressure”, een lekker rammelend streepje garagerock dat hij overhield aan Night Sun, de samenwerking met Black Lips leden Alexander Cole en Joe Bradley.
Als het op soul in 2015 aankwam gaat deze Curtis, zowel op plaat als live, wat ons betreft overtuigend als eerste over de finish voor (té plat)  St. Paul And The Broken Bones en (té proper) Leon Bridges. Doe er uw voordeel mee.

Saturday, November 21, 2015

Richard Hawley Arenbergschouwburg/Antwerpen 20/11/15

Wie nog twijfelt aan de groeiende populariteit van Richard Hawley werd afgelopen week met 2 uitverkochte Belgische zalen in evenveel dagen van zijn onzekerheid verlost. Dat succes komt natuurlijk niet uit de lucht gevallen. De man heeft een verleden in de Britpopscene maar zet zich solo in lijn met crooners als Sinatra en Orbison. Zijn tot dusver 7 platen tellend solo-oeuvre bevat met “Truelove’s gutter” en “Coles coner” (naar onze bescheiden mening) enkele regelrechte klassiekers en ook op een podium weet Hawley steevast te imponeren. Scrolt u op deze blogstek gerust maar eens terug in de tijd.
Voor het Bazaar festival in de Antwerpse Arenbergschouwburg, waar Hawley gisteren de eerste avond mocht afsluiten, was overigens nog schoon volk uitgenodigd want vroeger op de avond botsten we daar in de hall op John Bramwell, voorman van het Britse I Am Kloot. In nauwelijks 30 minuten won Bramwell het publiek voor zich met een gouden stem, feilloos gitaarspel en een handvol pareltjes uit de songcatalogus van I Am Kloot (“Mouth of me”, “68 TV’s”, “Proof”). Met verhalen over zijn dochtertje waarmee hij in plaats van naar school naar de zee was gereden en zijn stellige belofte niet te zullen spuwen tijdens het zingen kreeg hij het (letterlijke) gat tussen podium en publiek ook nog eens grappend en grollend moeiteloos gedicht. 30 topminuten waren het bij deze heerlijke vent!
Onze barometer, op goedgemutst gezet door Bramwell, ging een kwartiertje later echter onrustig tekeer toen Hawley het concert inleidde met de mededeling dat hij met een longontsteking (“Of zoiets…”) op het podium was gekropen. Van de Belgische arts die hem die dag had onderzocht had hij een onverstaanbare boodschap gekregen (“Wellicht dat, als ik het podium zou bestijgen, ik zou doodvallen”) maar dat hij – ziek of niet – nu eenmaal een concert te spelen had. De Arenberg trakteerde Hawley op een overdonderend applaus maar wij zagen en hoorden een erg ziek man die, zo leek het, aan een op voorhand verloren missie begon. Openers “Which way” en “Tonight the streets are ours” werden bijgevolg hoorbaar mee door het lelijk huishoudende virus geïnfecteerd. Wat lager op de toonladder en met de gitaarversterkers goed opengedraaid slaagde “Standing at the sky’s edge” er echter wel in te imponeren. Tot onze verbazing hield Hawley stand en slaagde hij er zelfs in onze zakdoek bij de hand te laten nemen voor een ontroerend mooi “I still want you”. Ondanks 7 platen op zijn palmares blijft Hawley tijdens deze toer duidelijk dicht in de buurt van de laatste 2. Op moeilijk te negeren live favorieten als “Open up your door” en “Tonight the streets are ours” na werd nauwelijks teruggeblikt op zijn ouder werk. In de bissen haalde Hawley wel nog eens “Coles corner” boven, een nummer dat hij naar eigen zeggen 7 jaar had links laten liggen omdat hij het beu was gespeeld. Hawley, die met tal van dergelijke songs het aura van een romanticus kreeg opgekleefd, schudde dat op diens vorige plaat – boordevol gitaarerupties - wat van zich af. Ook in de man’s concerten laat zich dat middels vurige versies van “Leave your body behind” en “Down in the woods” uit die bewuste plaat “Standing at the sky’s edge” goed gevoelen. Het concert eindigde dan weer innig mooi met een nummer dat Hawley opdroeg aan zijn zoon, gisteren aan zijn 13e verjaardag toe. Hawley zal wellicht zijn stukje verjaardagstaart op een later tijdstip moeten inhalen, net als wij de gebruikelijke uitsmijter van zijn concerten (“The ocean”) want verontschuldigend maar geheel begrijpelijk gooide hij na “What love means” de handdoek in de ring. Op de hotelkamer wachtte hem wellicht een nieuwe stootdosis medicatie om de nog geplande concerten van annulatie te redden.
Ziek op het werk verschijnen wordt als onverantwoord gedrag beschouwd, deze man kreeg er bij aankomst extra applaus en bij vertrek een staande ovatie voor. Een koortsig maar desondanks uitstekend concert.

Thursday, November 19, 2015

Wolf Alice Botanique (Rotonde)/Brussel 18/11/15

Het Londense Wolf Alice wordt al sinds 2013 voortgestuwd door lovende Britse pers. Vreemd dat het met 2 festivalzomers ertussen toch wachten was tot gisteren eer de groep een Belgisch podium onder zich kreeg. Een beetje airplay op een nationale jongerenzender had kunnen helpen maar dat was tot nog toe, ondanks een prikkelende debuutplaat “My love is cool”, buiten Studio Brussel gerekend. Misschien zorgt de passage van de groep gisteren in het programma Zender en een volle Rotonde in de Brusselse Botanique wel voor de kentering.
In het voorprogramma maakten we kennis met het Lierse viertal Melting Time. De teletijdmachine stond een half uur lang ingesteld op het jaar 1980. Achter de krullen van zanger Niels ging een verbeterde versie van Red Zebra’s Peter Slabbynck schuil en gitarist Mauro leek qua oefenstof zich vooral te hebben toegelegd op Joy Division en jonge Editors. Bijster origineel was het niet maar het rolde er allemaal wel erg overtuigend en enthousiast gespeeld uit.
Eerder toevallig denk ik hebben Wolf Alice en Melting Time, met respectievelijk een bassiste en een zangeres, gemeen dat ze één vrouwelijk bandlid in de rangen tellen. Vanuit de coulissen zagen we kort na negenen de erg skinny ogende Ellie Rowsell in (“Miauw’kes!”) tijgershirtje voor het spotlicht treden met achter haar drummer Joel Amey die een erg aanstekelijk “Your loves whore” op gang trok. Het laveren tussen pop, rock en sludge maakt van dit Wolf Alice een haast onweerstaanbaar groepje. Rowsell, op een podium zangtechnisch wel wat geholpen door de wonderen der techniek, mist nog een beetje de podiumprésence van een Shirley Manson, maar een strak spelende band en – nu al – een mooie catalogus boeiende nummers maken het plaatje af. De groep maakte van hun eerste headline show in Brussel gebruik om naast hun debuutplaat ook nog wat werk van hun eerste 2 EP’tjes te presenteren. Daartussen zat onder andere het geweldige “Moaning Lisa Smile” dat zich 2 jaar terug wegens gebrek aan airplay bij ons wellicht een wekenlang verblijf in de Afrekening aan de neus zag  voorbijgaan. Een enthousiaste Rotonde maakte onze overtuiging alleen maar sterker. Het regende er immers nog meer potentieel radiovoer want ook “Bros”, “Fluffy”, “Freazy” en “Giant peach” zijn songs van het soort waar je niet achteloos naast luistert. Ook minder voor de hand liggend werk (het met wat stofzuiger arrangementen opgesmukte “Shallowtail”) bleef in de Rotonde goed overeind niet in het minst door een opvallende zangpartij van de drummer, die zich qua toonhoogte moeiteloos naast Roswell  hees. Aangezien die laatste ‘Geike Arnaert’-gewijs de ganse avond een enigma bleef was het de bassist - in zwartlederen (of plastieken) broek en met piekjeskapsel duidelijk naar zijn punkhelden gemodelleerd - die de honneurs waarnam om het publiek toe te spreken en na goed een uur de laatste ‘Bedankt’ de zaal toewierp.
Met dit geslaagd live-debuut en de opstap naar het Antwerpse TRIX in februari ligt de weg wagenwijd open naar de volgende festivalzomer. Niet schrikken dus als dit Wolf Alice ineens alomtegenwoordig zou zijn, wij hadden er het bordje ‘Aanbevolen’ al veel vroeger aan gehangen.

Friday, November 13, 2015

Novastar (Joost Zwegers) solo Minard/Gent 11/11/15

Eigenlijk is Joost Zwegers Novastar en vice versa. Rond Zwegers is het immers al jaren in die mate een komen en gaan van muzikanten dat het begrip ‘groep’ eigenlijk niet meer op zijn plaats is. Dat hij graag van muzikanten wisselt is dus bekend, af en toe – zoals tijdens de eergisteren afgetrapte Novastar solotoer in Gent – ontdoet hij er zich ook eens van.
Het voorprogramma was in handen van Maaike Ouboter, U weet wel, de dame die 2 jaar terug gans Nederland aan het huilen kreeg in de race om de titel van Beste Singer/Songwriter van Nederland met haar nummer “Dat ik je mis”, opgedragen aan haar overleden ouders. Inmiddels is er van Ouboter een debuutplaat waarop ze heeft samengewerkt met Zwegers. Met de man in kwestie in de coulissen verraste het ons niet dat ze dat in de Minard nog eens aanhaalde. Een volle zaal luisterde en applaudisseerde overtuigend voor de broze liedjes van Ouboter die, mochten ze niet op muziek zijn gezet, ook bestaansrecht zouden hebben in een dichtbundel . Echt naar de keel grijpen deed het bij ons niet, daarvoor zat Ouboter te dicht tegen ons plafond van de meligheid aan. Wel knap: haar Kommil Foo cover van “Ruimtevaarder” maar daar moet ze het krediet dus delen met een duo van bij ons.
In een universum van vele zelf gepende popclassics hoeft Joost Zwegers het krediet natuurlijk met niemand te delen. Dat velen in de Minard waren gekomen voor een Best of Novastar lijdt geen twijfel, Zwegers stelde dit deel van het publiek alvast ook niet teleur want hij zette, naast een flinke hap uit Novastar’s laatste plaat, ook alle hits op de setlist. Slechts met mondjesmaat pakte hij daarnaast uit met minder voor de hand liggend werk. Rakelings scheerde hij over oud platenmateriaal – als we goed hebben geluisterd, op de bekende hits na, ééntje uit de eerste, niets uit de tweede en twee uit de derde - en etaleerde hij ook zijn neus voor goede covers (U2, Oasis). Zwegers lichtte de uitverkochte zaal toe dat hij eigenlijk thuis resideert in zijn kelder tussen piano’s, een vergeten Wulitzer en een arsenaal gitaren. Via deze solotoer wou hij nog eens de kelderversies van zijn nummers ten gehore brengen naast songs die hij als straatmuzikant jarenlang had laten rijpen. Tot de eerste categorie behoorde “Never back down”, een nummer dat met het oog op deze solotoer, in de kelder van Joost een nieuw leven had gevonden op de Wurlitzer. Wij hoorden echter de zoveelste moeizame versie die Zwegers er trachtte uit te knijpen. Vreemd ook dat hij het nummer in de Minard aankondigde als jarenlang door hemzelf verguisd maar het bij ons weten al de voorgaande jaren toch deel uitmaakte van zijn concerten. Beter verging het de straatversie van “Wrong” die, als was het die namiddag op de Korenmarkt bij elkaar gepend, erg fris voor de dag kwam. Aan de piano ontroerde Zwegers met “Because” en “Lost & blown away”. “Caramia” en “When the lights go down on the broken hearted” blonken dan weer uit in slordigheid. Met Zwegers alleen op het podium viel ons des te meer op wat een onrustige ziel schuilgaat in de man. Een zekere nervositeit (er klopt wat in de microfoon, de pianostoel staat niet goed, de gitaar is niet hoog genoeg omgordt...) was het ganse concert bij Zwegers iets te nadrukkelijk aanwezig wat het verloop van de avond toch wat hypothekeerde. Hij nam doorheen de avond ook (beperkt) het risico verzoekjes uit de zaal in te willigen. Dat leverde in erg positieve zin “Miles” en  zijn winnend Rock Rally nummer uit 1996 “Ten Eleven” op. Joost zong deze (nooit op singel verschenen) vergeten parel in Gent tot naast alle sterren die op deze zachte 11e novembernacht aan de hemel stonden. Met méér van dat soort verrassende Zwegers momenten waren we vast bij een onvergetelijk soloconcert van Novastar uitgekomen, nu besluiten we met slechts ‘mooi en onderhoudend’.