Saturday, April 16, 2016

Black Mountain Botanique/Brussel 13/04/16

In indie-kringen is het uit Canada afkomstige vijftal Black Mountain al lang geen onbekende meer. De méér bedrijvige goudzoekers onder u kennen de band dus ongetwijfeld  al van hun in 2005 uitgebracht titelloos debuut. De groep is met hun wat lome seventiesrock op een bedje van psychedelica inmiddels al aan hun vierde plaat toe (eenvoudigweg “IV” gedoopt) en bevond zich ter promotie daarvan afgelopen woensdg in een aardig volgelopen Botanique waar jonge twintigers en grijze(nde) vijftigers in éénzelfde concertzaal nog eens schouder aan schouder stonden. Een groepje dat meerdere generaties overspand dus, heerlijk vinden we dat.
De avond werd ingeleid door Guy Blakeslee die met zijn wat nerveuze gitaarspel en zagerig timbre niet meteen onze aandacht kon grijpen. Black Mountain daarentegen had daar welgeteld één nummer in 8 volle minuten voor nodig: “Mothers of the sun”, tevens ook de binnenkomer op die nieuwe plaat. Om de sfeerschepping te garanderen was tussen Blakeslee en de hoofdbrok van de avond de rookmachine al meteen op volle kracht aangezet. Die “Mothers” waren van uitstekende Sabbath huize want Stephen McBean, spilfiguur van de band op gitaar, pakte - stevig gebetonneerd in dreigende drums - uit met een onvervalste Iomi riff. Met daarnaast ook het erg aan Deep Purple verwante “Stormy high” en het als een Led Zeppelin outtake te catalogeren “Druganauts” werden zonder twijfel de geesten van respectievelijk Jon Lord en John Bonham naar de Botanique geroepen. Om maar te zeggen: geen mens die op een welgemikte cover moest zitten wachten dus om in opperbeste stemming te kunnen komen.
Op wat schuchtere “Thank you’s” na van zangeres Amber Webber was er weinig interactie met het publiek. Een waas van rook en licht leek het voornaamste bindmiddel tussen de songs waarvan vooral die steunend op een lekkere groove (“Defector”) de set beter op tempo hielden dan het in dikke lagen synths badende “You can dream”. Jammer dat diezelfde Webber het qua versterkt volume ook een avond lang met minder diende te stellen dan McBean. Daardoor kwam haar Patti Smith-partij in “Florian Saucer Attack” er minder uit dan we zouden hebben gewild en schitterden enkele van de meerstemmige harmonieën (bis “Crucify me” en het schitterende “Cemetery breeding”) minder dan op de respectievelijke plaatversies.  
Helemaal à point werd het echter wél op een kwartier van de bissen met - Hey, horen we daar Pink Floyd in hun betere dagen? - het oppermachtige “Wucan” en “Space to Bakersfield”. Eenmaal bovenop deze Black Mountain en genietend van een adembenemend (nostalgisch) zicht kon het klagen over de onverwachte hindernissen onderweg dus snel achterwege gelaten worden.

Deze blogpost met fotoverslag is ook verschenen op http://www.keysandchords.com/black-mountain-bull-13-april-2016-bull-orangerie-botanique-brussel.html

Saturday, April 09, 2016

Moke Gebouw-T/Bergen op Zoom (NL) 8/04/16

Zonder daarmee doelbewust alle Nederlandse lezers hier tegen de haren te willen instrijken durven we toch met stelligheid beweren dat er de laatste 2 decennia op muzikaal vlak meer spannender dingen gebeurd zijn onder dan boven de moerdijk. Zonder eventuele Nederlandse lezers hiermee extra te willen plezieren vinden we ook evengoed dat sommige bands van bij hen de voorbije jaren meer verdienden dan straal te worden genegeerd door Vlaanderen. Dat gold wat ons betreft zeker voor Moke, de band rond de Noord-Ierse Amsterdammer Felix Maginn die sinds hun debuut “Shorland” (’07) naar Britrock knipogende en vlot in het gehoor liggende songs verhandelt. Op hun eind 2015 verschenen laatste plaat “The time has come” – de eerste zonder 2e spilfiguur Phil Tilli in de gelederen – wil de groep om terug aansluiting te vinden met het oude succes misschien ietsje te nadrukkelijk behagen maar zijn de kwaliteiten die de groep in eigen land aan dat grote succes hebben geholpen ontegensprekelijk terug aanwezig. Inmiddels hebben Jett Rebel en Kensington de kop overgenomen in eigen land en voelt het voor Moke na 3 jaar afwezigheid wellicht aan als een beetje herbeginnen. Het promoten van die nieuwe plaat gaat momenteel dan ook via de kleinere clubs waarvan Gebouw-T in Bergen op Zoom tot onze verbazing zelfs niet eens was volgelopen.
Voor het in demo-fase verkerende groepje Morse zal het een leerrijke avond geworden zijn. Muzikaal lagen ze als voorprogramma niet ver weg van Moke maar zowel op vlak van songschrijven als qua vocale impact zullen ze het nog op te vullen gat met de groep die na hen kwam goed gevoeld hebben. Het aandeel 'Gent' in de groepsrangen kon uiteraard wel erg op onze appreciatie rekenen. Ondanks de relatief kleine zaal presenteerde Moke zich na Morse opvallend groots: veel licht en rook vulde de ruimte en gaf het concert al van bij opener “Dreams” veel allure. Ook zanger Felix Maginn – de kuif goed met brillantine gemodelleerd - oogde goedgemutst bij deze doorstart van zijn band en zong met zijn aan Ian McCullough, Scott Walker en Bowie verwante stem loepzuiver de micro in. Waar de groep zich in het verleden nogal nadrukkelijk modelleerde naar eigen idolen lijken de Weller en Oasis kapsels nu wat meer in bedwang. Het geeft de groep met nieuwkomer Robin Berlijn – laatst nog bij Kane en in een ver verleden ook Fatal Flower – hoe dan ook een meer eigen gezicht. Van de nieuwe plaat lieten in Bergen op Zoom vooral “Let it burn”, “Hide in the daylight” en het titelnummer een sterke indruk na. Ook goed: geen van de opgesomde songs haalde het strakke tempo van de avond, mede opgezweept door oude publiekslievelingen “Here comes the summer”, “This plan” en “Last chance”, naar omlaag. Dat ook in breed uitwaaierende songs Moke de weg kent was geen nieuws in Bergen op Zoom al wist in het verleden de groep niet met iedere poging daartoe even sterk te overtuigen.  Het van debuut “Shorland” geplukte “The long way” deed dat gisteren alvast wel. Ook Maginn’s Ierse roots werden nog eens aangehaald bij eerste bis “The long and dangerous sea”, zijn beschouwing op de moeilijke oversteek destijds voor Ierse migranten naar het beloftevolle Amerika. Eindigen deed Moke toch met knipogen naar één van hun idolen al bleef de Bowie cover “Starman” in Moke-versie gelukkig goed overeind.
Terugkeren uit een verloren gewaande situatie doe je met een sterk clubconcert als dit. Als nu ook het publiek nog op hun stappen terugkeert staat Moke weer waar ze horen te staan: (minstens) op kop in Holland.