Sunday, December 30, 2018

Onze 20 van '18

T'is stilaan een traditie geworden. Na een oplijsting van onze beste concerten en albums (zie verder) maken we ook onze soundtrack van het afgelopen jaar in 20 songs, zijnde:
  • Een aap in het Tranquility Base Hotel gelogeerd. Arctic Monkeys - Four out of five
  • Terug helemaal rechtop na het wegvallen van Supergrass. Gaz Coombes - Wounded egos
  • Goed getipt (thx @MicheleDeTroch). Thomas Dybdahl - Look at what we’ve done
  • 18 karaats West Coast pop. Young Gun Silver Fox - Midnight at Richmond
  • Naar het voorbeeld van zijn helden. Jasper Steverlinck - Colour me blind
  • Karen, Kylie, Anita en Janet in één. Natalie Prass - Short court style
  • Met het potentieel van een toekomstige headliner. Nothing But Thieves - Forever and ever more
  • Terug langs de grote poort (ook live @Werchter!). Novastar - Home is not home
  • Pastoraal maar nog steeds volbloed mod. Paul Weller - Movin’ on
  • Elke keer opnieuw een krop in de keel. Ray LaMontagne - Such a simple thing
  • Zwaar thema, krachtige song. Sam Fender - Dead boys
  • Net als Fender een ‘BBC Sound of 2018’ laureaat. Jade Bird - Lottery
  • Eigen werk van Roger Waters-sidekick. Jonathan Wilson - There’s a light
  • Hun “Songs of praise” is onze plaat van het jaar. Shame - One rizla
  • Met de prijs voor beste albumtitel van het jaar (“The art of pretending to swim”). Villagers - A trick of the light
  • Huisfavoriet die ook in ’18 terug op de afspraak was met mooie plaat en dito concert. Glen Hansard - Roll on slow
  • Kl*te concert maar geweldig plaatje. Unknown Mortal Orchestra - Hunnybee
  • Good old Lenny. Lenny Kravitz - Low
  • Schaamteloos gejat of eerbetoon? Ons kan het geen fuck schelen. Greta Von Fleet - When the curtain falls
  • Terecht bejubeld als de coming lady in het r’n’b department. Jorja Smith - Blue lights

Sunday, December 23, 2018

Ons 2018 geklasseerd.

Concerten
  1. David Byrne, Rock Werchter (8/07)
  2. Shame, AB (13/12)
  3. Nick Cave, Rock Werchter 8/07)
  4. Steven Wilson, AB (9/03, reprise Royal Albert Hall, London 27/03 en Werchter 5/07)
  5. Jack White, Rock Werchter (7/07)
  6. Jasper Steverlinck, Opera, Gent (21/07)
  7. Nothing But Thieves, AB (14/11)
  8. dEUS, Lokerse Feesten (10/08)
  9. Jonathan Wilson, AB-Club (25/03)
  10. Sam Fender, Botanique (25/11)

Albums
  1. Shame, Songs of praise
  2. Paul Weller, True meanings
  3. Gaz Coombes, World strongest man
  4. Jonathan Wilson, Rare birds
  5. Jasper Steverlinck, Night prayer
  6. Young Gun Silver Fox, AM waves
  7. The Sore Losers, Gracias senor
  8. Natalie Prass, The future and the past
  9. Villagers, The art of pretending to swim
  10. Glen Hansard, Between two shores
  11. Unknown Mortal Orchestra, Sex and food
  12. Thomas Dybdahl, All these things

Monday, December 17, 2018

Shame AB Box/Brussel 13/12/18

Opgelet, want bij hen die denken dat de rockcultuur tegenwoordig enkel nog in stand wordt gehouden door een proper gewassen, braaf en immer op veilig spelend clubje muzikanten die van op tijd gaan slapen, alle dagen 5 kilometer lopen, dat yoga abonnement en het drinken van verse smoothies een prioriteit hebben gemaakt gaat er nu een serieus zwaailicht oplichten. Met bands als Idles, Slaves en het zo rond 2014 ergens aan de zuidrand van Londen verschenen Shame lijkt er immers een trendbreuk in de maak. Die laatsten losten begin 2018 hun debuut “Songs of praise” dat, gemarineerd in een bad vol oude punk en vroege new wave, overal op veel lof werd onthaald. Hun non-stop toerschema van de voorbije twee jaar zwengelde via mond-aan-mond reclame en klinkende reviews bovendien de aandacht voor de groep zo goed aan dat vorige donderdag, nadat de groep eerder dit jaar al op Dour en voor een uitverkochte Botanique had gestaan, ook de AB Box (halve zaal) nog maar eens volliep.
Voorprogramma Sorry – toppertje qua groepsnaamkeuze vinden we – wist heel wat aanwezigen toch vroeg de zaal in te lokken. Samenspel en podiumprésence hadden wat last van hun jeugdige onwennigheid maar, met een schriele zangeres in de rangen, méér dan embryonale Wolf Alice haalden we er in hun half uurtje speeltijd niet uit. Sorry daarvoor.
Van enige onwennigheid was bij Shame, in Brussel de kaap van 160 concerten dit jaar overgestoken, alvast geen sprake meer. Met de schuimbekkende zanger Charlie Steen op kop – hij die eindelijk voor de comeback van de bretellen zorgt - nam het vijftal stormenderhand de AB in. Steen greep met een korte set voor de boeg (slechts één plaat en drie nieuwe nummers) de zaal meteen bij het nekvel. Gewoon eens met de vingers knippen was genoeg om op de tonen van “Dust on trial” nog sneller dan Pavlov ooit voor elkaar zou hebben gekregen met zijn honden, de moshpit middenin de zaal op gang te trekken. Het stof van hun openingsnummer was nog niet gaan liggen of in “Concrete” brulde Steen, bretellen omlaag en de bast ontbloot, “I hope that you’re hearing me”(?) het smeer uit onze gehoorgangen. En of.
Terwijl hun debuut eigenlijk nog vers op de toonbank ligt en blijvend succes genereert heeft de groep inmiddels al de focus gezet op een vervolg. Een grote stijlbreuk was – pak van ons hart – alvast niet op te tekenen in die drie nieuwe songs die we in Brussel toegeworpen kregen. Van “Human for a minute”, “Exhaler” en “Cowboy supreme” leek vooral de eerste nog het meest volgroeid te zijn. Ons vertrouwen dat het ook met die andere twee goed komt is groot. Met weinig ruimte voor optimisme (eigen woorden van Steen) en tegen de achtergrond aan van enkele paniekaanvallen blijven de songs qua sfeer aansluiten op de spanning die ook op elk nummer van “Songs of praise” voelbaar is. Het onvermogen om mee te draaien in de wereld van vandaag is blijkbaar in de rangen van Shame groot. Als je “I like you better when you’re not around” zingt (in “Tasteless”) kan je bezwaarlijk aannemen dat iemand zich goed in zijn vel voelt.
Het cynisme mag dan al groot zijn bij Shame, de songs zijn krachtig genoeg om uiting te geven aan een gevoel van onbehagen. Onbedoeld wellicht zit Shame daarmee dichter op de tijdsgeest dan vele andere bands van dit moment. Hoe dan ook zal het jammer zijn dat op termijn al die nummers (van die eerste plaat) die het ontluiken schetsen van één van de boeiendste bands van de afgelopen jaren in hun live-set geleidelijk aan zullen ingewisseld worden. Des te harder hebben we vorige donderdag dan ook onze keel schor geroepen op “One Rizla” (Well I'm not much to look at - And I ain't much to hear - But if you think I love you - You've got the wrong idea). In “Gold hole” verpakte de groep dan weer zo veel walging dat een mens voor minder een moshpit zou willen induiken.
Als waren we lege batterijen, helemaal opgeladen kwamen we buiten na dit - nu 5 dagen na de feiten - nog niet uit ons lijf geschud concert.

Sunday, December 09, 2018

Johnny Marr TRIX (Club)/Antwerpen 7/12/18

Bij het binnenlopende publiek tekende zich vrijdagavond in het Antwerpse TRIX-complex een opvallende generatiekloof af: benedenvloers speelde in de grote hall immers De Jeugd Van tegenwoordig, boven in de (kleinere) Club stond Johnny Marr geprogrammeerd. Slimmerds die net voor het binnenlopen, buiten op de stoep, de helder oplichtende billboard voor de zaal op foto hebben vastgelegd zullen zich alvast van mijn ‘like’ op Instagram verzekerd weten. Voor oude zeur hoeft u ons niet te verslijten – die Jeugd Van Tegenwoordig kunnen ook wij best plezant vinden – maar over het feit dat Marr’s voetafdruk in de muziekgeschiedenis gevoelig groter is dan die van het Hollandse hip hop trio valt weinig discussie te voeren. En indien wel: érg kort. Met The Smiths zorgde Marr immers voor één van de meest significante groepen van de jaren ’80. Op een schaal van 0 tot 10 is wereldwijd de wens dat ze reünieconcerten zouden gaan doen 10 en de mogelijkheid dat het ooit gebeurd 0 want, zo groot het generatieverschil aan de voordeur van TRIX, nog véél groter is de kloof tussen Johnny Marr en Morrissey, dat andere boegbeeld van The Smiths. Dus valt er niets anders te doen dan onze immer aanhoudende Smiths live-honger – ze speelden destijds slechts één keer in België (in 1984 op het ter ziele gegane Breekend festival) - te stillen met soloconcerten van beide heren.
Johnny Marr loste recent zijn derde échte soloplaat “Call the comet”. In de jaren volgend op The Smiths stelde hij dus lang uit zélf muzikaal het voortouw te nemen, veeleer koos hij ervoor in dienst te blijven spelen van anderen (The The, Pretenders, The Cribs, Bryan Ferry,…). In Antwerpen stelden we snel vast dat de basis van een Johnny Marr concert vandaag echter wel degelijk zijn solowerk is waartussen uitstapjes worden gemaakt naar Marr’s verleden, in hoofdzaak dat van The Smiths. De wortels van dat solo werk zijn onmiskenbaar late jaren 70, begin 80, maar “Hi hello”, “Day in day out” en “Jeopardy” moesten qua versheid niet onderdoen voor een krat tomaten op de Antwerpse vroegmarkt. Ook de stand der dingen ontgaat Marr klaarblijkerlijk niet. Met een brede grijns vroeg Marr of er Trump aanhangers in de zaal waren en “Bug” aan hen op te dragen.
Omringd door een uitstekende begeleidingsband is deze Johnny Marr dan ook geen belegen, met de eighties dwepend, vehikel maar een van vitaliteit bruisende live-act die moeiteloos de competitie aankan met de jonge honden van vandaag. Niet alleen het cool hadden gitarist James Doviak, bassist Iwan Gronow en drummer Jack Mitchel gemeen met hun broodheer, ook het Smiths materiaal dat met mondejesmaat de set werd binnen gevoerd - “Bigmouth strikes again” als tweede, even later zelfs gevolgd door een fantastisch “The headmaster’s ritual”!! - was bij hen in zéér goede handen. Meest verrassend vonden we het op de laatste Smiths plaat (“Strangeways, here we come” uit ’87) nog zwaar georkestreerde “Last night I dreamt that somebody loved me” dat wonderwel in de Marr uitvoering overtuigend overeind bleef. Een tikkeltje plagerig – U had onze reactie moeten zien… - pakte Marr wel uit met de beginakkoorden van “This Charming Man” maar niet met de ganse song. Enige smet van de avond.
Een concert lang bewees Johnny Marr in Antwerpen ook wat voor een uitstekend gitarist hij wel is, én in één ruk daarmee ook één van de meest gegeerde sessiemuzikanten. Elk nummer draait immers rond één uitstekende riff (“Easy money”) of een wonderlijk riedeltje (“Spiral cities”). Marr past met zijn spelstijl dan ook in een rijtje groten die bepalend geweest zijn voor een genre of, in het geval van The Smiths, zelfs een tijdvak. Nummers met Marr erbij dragen immers onmiskenbaar zijn stempel. Zo ook het werk dat hij onder de noemer Electronic met New Order’s Bernard Sumner opnam. “Get the message” had onmiskenbaar een nineties (Happy Mondays) randje maar “Getting away with it” overspande beduidend méér decennia.
Dit concert verdiende om zo vele redenen een veel groter publiek (minstens dat van “De Jeugd” erbij), zeker als u bedenkt dat onlangs nog duizenden “There’s a light that never goes out” van The Smiths, vrijdag netjes geparkeerd tussen de bissen, de Tijdloze zullen hebben ingestemd. De uitvoering was ook zonder Morrissey in Antwerpen uitstekend en de samenzang die dat (wat mobide) nummer teweeg bracht was van een immense schoonheid. Missie méér dan geslaagd zagen we Marr denken.

Tuesday, November 27, 2018

Sam Fender Botanique/Brussel 25/11/18

De BBC bewijst met hun jaarlijks terugkerende lijst “Sound Of (gevolgd door het lopende kalenderjaar)” al jaren dat ze de vinger nog steeds stevig aan de muziekpols heeft. Het duwtje-in-de-rug dat voor debutanten gepaard gaat met (het behalen van) de jaarlijkse longlist is vergelijkbaar met een fikse buffelstoot. Dit jaars laureate Sigrid viel, hoe sympathiek ook, wat buiten ons (muziek-) smaakcentrum maar runners up als Jade Bird en Sam Fender konden ons méér boeien. Bird viel ons in erg positieve zin op tijdens Rock Werchter en Fender wouden we eergisteren bij de aftrap van zijn eerste échte Europese toer in de Brusselse Botanique niet aan ons laten voorbijgaan.
In Fender’s kielzog toert het Londense APRE mee dat in de Witlof Bar alvast niet voor een lege kelder aan de bak moest. Met frisse gitaren en hoekige ritmes moeten ze wellicht “mama en papa” zeggen tegen Foals en Coldplay waardoor een instant herkenbaarheid optrad bij het jonge volkje dat vooraan had postgevat en best enthousiast reageerde op naar een festivalzomer hunkerende songs als “Don’t you feel like heaven” en “All yours”. Het hield ook ons alvast een half uurtje langer van de bar weg, geen geringe prestatie (durven we zelf toegeven).
Dat Sam Fender nu al mag mee uitkijken naar die volgende festivalzomer is na zijn Brussels debuut een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid. Met zijn pas geloste “Dead boys EP” is Fender immers de te plukken rijpe vrucht die op de rand van een grote doorbraak balanceert. Zijn zopas beëindigde Britse toer verkocht immers sneller uit dan gele hesjes in een Franse fietswinkel. Goed, voor de oversteek naar het vasteland diende de gitarist naast hem ter elfder uur nog te worden vervangen wegens een ongelukkige val, maar dat legde geen hypotheek op de zelfzekere sound waarmee Fender zich in de Witlof Bar presenteerde. Sterker nog, podia van grotere omvang waren er mee in opgenomen wat ons misschien wel bij de belangrijkste valkuil van deze Sam brengt. Zijn songs hebben misschien té opzichtige stadionaspiraties terwijl Fender, zo bewees hij in drie songs aan het einde van zijn concert, alleen op gitaar nog het meest indruk maakte. Zelf maakte Fender ook zijn ambitie kenbaar om in een grotere bezetting aan te treden maar voor ons is het ijzingwekkende “Leave fast” met géén groot orkest te verbeteren dan hoe hij het eenzaam en alleen in de Witlof Bar bracht en ons alvast een stevige krop in de keel bezorgde. Ook het nieuwe “Use”, waarvoor volgens Fender in de studio met toeters en bellen naar een definitieve vorm wordt toegewerkt, bleef in solo-arrangement méér dan overeind. Daarmee liet Fender ook horen over een stevige dosis songschrijverstalent te beschikken want alle nummers van de man die in Brussel wél zijn set maar nog geen officiële release haalden zijn ook meer dan de moeite waard. Het naar latere Police knipogende “All is on my side” en “Blue Monday” trekken het gemiddeld hoge singel-niveau dat Fender nu al enkele maanden aanhoudt (“Play god”, “That sound”, “Start again” en zéér zeker “Dead boys”) geenszins naar beneden. Dat naar hoge zelfmoordcijfers (van jonge mannen) refererende “Dead boys” is momenteel trouwens Fender’s signature song. Met dat vleugje weemoed in zijn stem greep ook die song iedereen in de Witlof Bar stevig naar de keel. Als tweede en laatste bis maakte Fender zich ook nog Springsteen’s “Dancing in the dark” eigen en wie met zo iets overeind blijft is van goeden huize, zo veel is zeker.
In Brussel verwonderde Sam Fender zich nog over het feit dat, na jarenlang proberen, hij dit nu “als job” mag doen. Hopelijk went hij er snel aan want deze Brit zou de volgende maanden en jaren wel eens een hoge vlucht kunnen nemen. En, indien niet, zijn we eergisteren toch maar mooi een half concert op indrukwekkende wijze omver geblazen. Dat kunnen we van niet veel debutanten die we ooit live gingen zien beweren.

Wednesday, November 21, 2018

Natalie Prass Botanique/Brussel 19/11/18

Natalie Prass – best uitgesproken met de ‘a’ als een vuile ‘è’ – bracht eerder dit jaar “The future and the past” uit, de opvolger van haar veelbelovende titelloze debuut uit 2015. Jeugdvriend Matthew E. White zat opnieuw achter de knoppen en hielp, naast nog een handvol andere co-auteurs, ook bij het schrijven van de songs. Wij vielen alvast als een blok voor het met een scheut seventies disco geïnjecteerde “Short court style” dat in mei de plaat, als een eerste lentezon voor de aankomende zomer, voorafging. Ze mocht er toen zelfs een fraaie sessie van afleveren bij Radio 1. Pas eergisteren kwam ze dan eindelijk het ganse album voorstellen in een tot onze verbazing niet volgelopen Rotonde van de Brusselse Botanique.
In het voorprogramma maakten we kennis met H.C. McEntire die ons slechts gewapend met één gitaar en (onze ogen dicht) een stem die aan Dolly Parton deed denken al snel tot luisteren dwong. Als het op Staten aankomt zijn zij en Prass buren, McEntire alleen wat Zuidelijker (North Carolina). Muzikaal neigt ze, in vergelijking met Prass, rchter méér naar country. Op haar begin dit jaar verschenen album “Lionheart” zingt ze het spanningsveld tussen haar (Zuidelijke) afkomst en haar geaardheid van haar af. De songs beklijfden net iets te weinig maar McEntire’s indrukwekkende stem hield ons toch een half uurtje in de ban.
Natalie Prass en band namen het podium in op de tonen van Sister Sledge’s “We are family”, wellicht daarmee aangevend dat een stevige disco-beat niet alleen in familiekringen maar vooral ook op een concert een geweldige zegen kan zijn. Bij het gevaar af als een Janet Jackson pastiche te worden bestempeld zette opener “Oh my” dat ook meteen stevig in de verf. Prass had zich voor de gelegenheid als een soort lolita in glitterpakje gestoken wat als een magneet werkte op de smartphones van (voornamelijk) mannelijke fans die vooraan hadden postgevat. Voor u ons ermee confronteert: ja, we pleiten schuldig. Prass, niet gehinderd door enige gêne, dartelde spontaan over het podium en liet horen haar vorige passage in dezelfde zaal (maar vooral de aanwezigheid toen van een Chi Chi’s restaurant in de buurt) nog niet vergeten te zijn. Het op plaat wat dunnetjes aanvoelende “Never too late” transformeerde door toedoen van haar uitstekende begeleiders, waaronder haar partner Eric Slick achter de drums, tot een stevig uit de kluiten gewassen funk song. Dat gold even zeer voor het dicht tegen (Nile Rodger’s) Chic aanleunende “Ain’t nobody” en de singeltjes uit haar eerste album (“Bird of prey” en “Why don’t you believe in me”) die daarmee een pak potenter klonken. Wanneer Prass haar muzikanten halfweg de coulissen instuurde en achter de piano plaatsnam viel het concert pardoes met “Far from you” (haar ode aan Karen Carpenter) in een andere maar niet minder geslaagde, wat melige, sfeer. Opvallend ook: de gelijkenis tussen haar en Carpenter, niet alleen qua uiterlijk maar zeker ook qua stemtimbre, was treffend. Er loerde her en der wel wat camp en kitsch om de hoek – Prass doet met haar hoge en vaak nasale stemgeluid ook snel aan Kylie Minoque denken – maar nummers als “Lost” bleven gelukkig aan de goede kant van dat spectrum hangen. In dit opzicht verschilde deze Prass dan ook van de vorige die we in dezelfde zaal drie jaar geleden aantroffen: zelfzekerder, minder singer-songwriter, speelser, méér poppy en opzichtiger hengelend naar bijval. “Sisters” – dé song van haar laatste album met het meeste hit potentieel - droeg ze dan weer op aan voorprogramma H.C. McEntire waarmee ze de afgelopen weken on the road een band had gesmeed. In de bissen noteerden we nog het mierzoete maar erg mooi gebrachte “It is you” dat een haast feeërieke sfeer blies in de Rotonde. We konden dat best wel hebben met Kerst nu ook weer niet meer z veraf.
Natalie Prass mikte in de Botanique méér op de heupen dan op het hart maar etaleerde desalniettemin op beide fronten haar grote klasse. Alleen jammer dat die discobol hoog in de nok van de Rotonde maar niet aan het draaien wou.

Sunday, November 18, 2018

Nothing But Thieves AB/Brussel 14/11/18

Het Vlaamse radiolandschap heeft zo zijn mysteries. Dat een oorwurm als “Sorry” van Nothing But Thieves hier de ether nauwelijks heeft gehaald is er alvast één van. Bijgevolg moest U het voorbije anderhalf jaar streamen of langs Rock Werchter, de Botanique, TRIX of Pukkelpop passeren indien u nader wou kennismaken met het tweede Nothing But Thieves album “Broken machines”. De Britten, handelend in het soort emorock waar we doorgaans veiligheidshalve met een boog rond lopen, onderscheiden zich van soortgenoten door songs af te leveren die ook in gestripte vorm overeind blijven en hebben als niet onbelangrijke succesfactor de uitstekende zanger en frontman Conor Mason in de rangen. De man heeft charisma én – zet alle ramen open of er komen geheid scherven van – een verbluffende stem. Die aantrekkingskracht vertaalt zich ook in significante publieksaangroei. Na alle reeds genoemde kleinere zalen liep immers nu ook de AB helemaal vol. Daartussen ook een vader met zoon wat het potentiële bereik van Nothing But Thieves nog maar eens onderschrijft.
Niet één maar zelfs twee voorprogramma’s vergezelden Nothing But Thieves in Brussel. Daarvan zagen en hoorden we enkel Deaf Havana. Een pak overtollige decibels, véél opzichtige tattoos en clichématige poses van alle groepsleden waren ons deel maar stonden in schril contrast met de kwaliteit van het aangeboden songmateriaal (Bring Me The Horizon light, zoiets). Zonder dat laatste zal het, vrezen we, niet lukken om in dit genre écht het verschil te kunnen maken.
The real deal was vanavond dan ook zonder twijfel Nothing But Thieves die hun voorprogramma effe een serieus poepie lieten ruiken. De groep knalde immers met veel méér subtiliteit dan die Deaf Havana uit de startblokken om in “I was just a kid” en “Ban all the music” uiteindelijk op hetzelfde doel af te gaan: een modern anthem mét hoge meebrul-factor katapulteren op een gewillig live-publiek.
Een rookgordijn en nerveuze lichtshow – het stroboscopisch effect terug van nooit echt weg geweest - zorgden voor spanning en opwinding tegelijk in de AB terwijl de groep er een verschroeiend tempo op nahield door afwisselend het beste uit hun twee albums te halen. Daarmee had die gevreesde dip 90 minuten lang geen schijn van kans en leverde dat procedé op twee strategisch momenten (aan het einde van de reguliere set en als laatste bis) heel slim de twee uitgesproken publiekslievelingen op. De groep had “Sorry” kunnen stilleggen en moeiteloos laten overnemen door de ganse zaal maar deed dat niet en “Amsterdam” zorgde voor de ultieme ontlading in de vorm van enkele moshpits. Ook “Live like animals”, “Trip switch” en (uit het recent verschenen EP’tje met nieuwe songs) “Forever and ever more” hadden stuk voor stuk die onweerstaanbare riff in huis die het concert telkenmale een enorme boost gaf.
Mason liet éénmaal horen hoe “fantastisch” het publiek was maar daar kon, als Mason héél eerlijk ware geweest, de AB eigenlijk niet voor het volle pond aanspraak op maken. We misten af en toe een beetje méér geestdrift in de zaal waar de groep op basis van hun geleverde prestatie toch aanspraak op mocht maken. Dat er bissen gingen komen daar bestond volgens de zaal ook zonder er om te roepen overduidelijk geen twijfel over. Iemand zou (voor een concert heeft plaats gevonden) eens een slot moeten zetten op sites als ‘setlist .fm’.
Gas terugnemen deed Nothing But Thieves slechts in beperkte mate. Het eveneens in een piano versie beschikbare “Particles” en in You Tube kringen zeker eens akoestisch te degusteren “If I get high” bezorgden de AB collectief koude rillingen. Dat er in beide songs sporen van Keane en Radiohead te detecteren waren is niets om moeilijk over te beginnen doen, integendeel. Het benadrukt nog maar eens het huizenhoge potentieel dat in dit zichzelf naar alsmaar groter succes toerend Britse vijftal huist. Gisteren trouwens officieel op de affiche gezet maar na deze geweldige AB passage al zeker te tippen tot de smaakmakers van de volgende Rock Werchter: deze Nothing But Thieves.

Tuesday, October 30, 2018

Fish Tivoli Vredenburg/Utrecht (NL) 28/10/18

Zondag draaiden we met z’n allen de klok één uur terug maar wij gingen nog wat verder achteruit, meer bepaald naar het gezegende jaar 1987 waarin het Britse Marillion hun vierde album “Clutching at straws” uitbracht. Wij trokken die dag immers naar het Nederlandse Utrecht om er de voormalige zanger Fish (échte naam Derek William Dick) van de groep aan het werk te zien. Met het oog op de heruitgave binnenkort van dat album (in een speciale editie) toert de boomlange Schot momenteel Europa rond in het teken van die plaat.
Daar waar Fish binnenkort in ons land slechts éénmaal aan de bak moet in het kleine Spirit Of ’66 in Verviers (op 16/11) onderstrepen 6 Nederlandse concerten, waaronder dit in de uitverkochte Ronda zaal van het prachtige Tivoli complex, nog maar eens de populariteit van hem en zijn oude band bij onze Noorderburen. Rock van de méér progressieve soort heeft immers sinds mensenheugenis altijd al meer afzetgebied gevonden boven dan onder de moerdijk.
“Clutching at straws” was in '87 de opvolger van het conceptuele “Misplaced childhood” dat in de vorm van “Kayleigh” zelfs onverwachts internationaal hitsucces opleverde en van Marillion in 1985 in één klap een grote naam maakte. The sky leek lange tijd the limit te worden tot de groep en Fish, opgebrand na vele hectische jaren, in ’88 elk hun eigen weg gingen. Marillion vond in Steve Hogarth een opvolger en Fish doet sindsdien solo zijn ding. Het conserveren van zijn rijk verleden bij Marillion is daar, getuige deze concertreeks, een belangrijk onderdeel van geworden.
Met een vijfkoppige begeleidingsgroep achter zich trapte Fish In Utrecht af zoals hij dat met Marillion ook deed destijds op de toer voor “Clutching at straws”, met het imposante “Slainte Mhath” gevolgd door “Man with a stick”, een song van het volgend jaar te verschijnen nieuwe album “Weltschmerz”. Er zouden nog 3 nieuwe songs de revue passeren (waarvan het lange “Waverley steps” ons nog het meest boeide) maar die slaagden er ternauwernood in om uit de schaduw te komen van het succulente werk uit “Clutching at straws”. Zeggen dat we die karakteristieke drumtoets van Ian Mosley of het magistrale gitaarwerk van Steve Rotherey niet misten zou gelogen zijn maar het deed ons tegelijk ook deugd dat Fish na al die jaren toch nog overeind wist te blijven zonder. Zelf was hij dan ook de tekstschrijver die voor Marillion regels schreef die tot op vandaag nog steeds tot onze favorieten behoren. “Chalk hearts melting on an playground wall” (“Kayleigh”) of “On promenades where drunks propose to lonely arcade mannequins” uit het in Utrecht vroeg gebrachte “Warm wet circles” om er maar enkele te citeren. Het knappe artwork dat de plaat destijds vergezelde en foto’s uit het Marillion archief wisselden elkaar af op het grote videoscherm en zorgden voor dat extra toefje nostalgie die een avond als deze toch dient op te wekken. Vocaal had Fish opvallend moeite met het ingetogener materiaal van de plaat (“Warm wet circles”, “Sugar mice”) maar beter verging het hem in het onheilspellende “White Russian” (over oprukkend antisemitisme) en het mooie “Torch song”. Mede door inbreng van backing zangeres Doris Brendel (die met eigen band ook het voorprogramma verzorgde trouwens) was ook “The Last Straw” een méér dan behoorlijke reproductie van de machtige afsluiter die ook de plaat aan het einde andermaal naar een hoogtepunt stuwt. Fish hoefde de ganse avond weinig meer te zijn dan zijn ontwapende en grappige zelf om door Utrecht collectief in de armen te worden gesloten. Met grappen rond het ouder worden (en hoe moeilijk het geworden is om met pijnlijke knieën de rock-pose op een monitor aan te nemen) en verhalen rondom de songs heen bewees Derek William Dick dat Fish, sinds de hoogdagen met Marillion, al die tijd die innemende (podium-)persoonlijkheid gebleven is. Een dubbele bisbeurt met het vooral bij Marillion-“Freaks” bekende “Tux on” en het door de volle zaal enthousiast mee gescandeerde “Incommunicado” besloten het concert dat in onze ratings een 10 voor nostalgie kreeg en een mooie 7 voor het muzikale gebodene. Als we met zo’n cijfers op ons rapport in 1987 thuis bij vader en moeder kwamen waren we voor minstens drie dagen van een opperbeste stemming verzekerd.
Nog één regeltje die de thematiek van het album en onze avond in Utrecht mooi illustreert: “So if you want my address - It's number one at the end of the bar - Where I sit with the broken angels - Clutching at straws and nursing our scars”. En toch hebben we genoten, daar hoeft u niet aan te twijfelen.

Saturday, October 27, 2018

Gang Of Four De Kreun/Kortrijk 24/10/18

Bands als Franz Ferdinand en Bloc Party zijn er muzikaal schatplichtig aan en ook Peppers bassist Flea, Kurt Kobain zowel als REM’s Michael Stipe hebben het Britse Gang Of Four wel al eens als inspiratiebron genoemd. Met onmiskenbare echo’s van de groep aanwezig in de muziek van TC Matic, Red Zebra en zelfs Luna Twist maakten de Britten duidelijk ook school bij ons. Gitarist Andy Gill is op vandaag nog het enige overgebleven lid uit de vroege jaren 80 toen de band in opmars was en zijn legacy zoals vandaag bekend wist vast te leggen. Zanger Jon King heeft de band, die inmiddels aan zijn tweede reünie toe is, in 2012 verlaten en werd op zijn beurt vervangen door John Sterry; een wissel die op sociale media onder die hard fans tot op vandaag nog steeds aanleiding geeft voor héél wat polemiek.
De Kortrijkse Kreun was slechts half volgelopen voor dit concert en mocht als aperitief een half uurtje cold wave tot zich nemen van het West-Vlaamse Vaal. Tussen een laagje toetsen en één gitaar zong Arjen Verswijfelt met een mistroostigheid die ons herfstgevoel alleen maar deed versnellen. Wij hebben het doorgaans liever ietsje lichter van toonaard maar de zaal kon hun provinciegenoten wel smaken.
Ook sneller dan ons lief is trokken we bij Gang Of Four terug naar de bar om er wat oordoppen op te halen. De groep zette in Kortrijk van bij de start immers vooral in op volume om te overtuigen. Dat zorgde (zonder doppen) voor pijn aan de oren bij het hoekige “History’s not made by great men” waarin gitaarklanken zaten die Belpop icoon Jean Marie Aerts destijds ook kwistig in het rond strooide. Ook “I parade myself” – een overheerlijke baslijn nochtans - was op onaangename wijze voelbaar tot in de betonnen vloerplaat van de zaal. Gill, een man van leeftijd maar nog steeds (zichzelf presenterend) met een attitude, viel op naast de jonge snaken die zich vol overgave op heel wat songs uit debuutplaat “Entertainment!” stortten. Gek eigenlijk om te beseffen dat ze wellicht amper de pampers waren ontgroeid (of zelfs niet geboren) toen nonkel Gill er al furore mee maakte.  Qua agressiviteit kon het concert aldus wel tellen - de songs liggen stuk voor stuk op een bedje van nijdigheid - al werd die bij ons vooral uitgelokt door het geflirt met te hoge decibelnormen. Dat stond ons alvast het genieten van hun “Damaged goods” stevig in de weg. Ook “I love a man in uniform”, voor velen de archetypische song van deze post-punk pioniers, had in dit opzicht duidelijk wat te veel kleren aan. Aan alles voelde je in de zaal dat het concert niet echt van de grond kwam al waren ook wij de slogantaal vervat in “To hell with poverty” (we’ll get drunk on cheap wine!) best wel genegen. Zelf met een CARA pils variant als het moet.
Hoe groot het genoegen ook was om de voorbije dagen via Spotify songs uit hun voortreffelijke backcatalogue boven te halen, live werden ze té luid allemaal de nek omgewrongen waardoor het concert dat deze Gang of Four in Kortrijk gaf er één zal zijn dat snel tussen de plooien van deze blog zal verdwijnen. Damaged goods waren het eigenlijk allemaal, jammer genoeg in letterlijke zin.

Saturday, October 20, 2018

The Analogues De Roma/Antwerpen 19/10/18

Qua timing kan het tellen: volgende maand is het precies een halve eeuw geleden dat “The White Album” van The Beatles het levenslicht zag en net nu zet het Hollandse collectief The Analogues dat album (dat eigenlijk niet eens een titel meekreeg maar gemakshalve als de “Witte” wordt benoemd) op hun programma. Voorheen hadden ze al “Magical Mystery Tour” en “Sgt. Peppers” ter hand genomen en beide albums (analoog) in hun geheel naar een podium weten om te zetten, een prestatie waar binnen en buitenlandse pers al lovend had over geschreven. Met covergroepen – we moeten daar niet omheen trachten te manoeuvreren – is het bij ons er op of eronder. Maar, als we onze oude helden in het live circuit geconserveerd willen zien, zal het op deze manier moeten. Een inzicht dat bij ons eigenlijk al was ingetreden toen we ons jaren terug The Australian Pink Floyd Show lieten welgevallen.
In de rangen van The Analogues vind je muzikanten die stuk voor stuk een indrukwekkende staat van dienst hebben in de Nederpop. In de aanloop naar deze “White Album”-tour trokken ze ook nog Felix Maginn aan om de met gehoor problemen kampende Jan Van der Meij (ex-Vitesse en Powerplay) te vervangen. Maginn, een Noord-Ier by the way, is naast frontman van het voornamelijk in Nederland bekende Moke ook notoir Beatle liefhebber, of wat had u gedacht. Achter de drumkit zit Fred Gehring die als oud bestuurslid van kledingmerk Tommy Hilfiger uit een gans andere hoek komt. “Op een dag vind je de job van je leven… en ben je weg”, zoiets wellicht.
De Roma was vrijdag alvast tot in de nok gevuld om met deze trip down memory lane het weekend in te zetten. Velen zullen wellicht blindelings hebben geboekt nadat de groep zowat een jaar geleden dezelfde zaal al had aangedaan met hun “Sgt. Peppers”-concert. In het publiek was het bemoedigend om te zien dat meerdere generaties, zelfs in één en hetzelfde gezelschap, vertegenwoordigd waren. Het hoeven hiervoor dus niet altijd Studio 100 Spektakel Musicals te zijn. Het concert volgde getrouw de plaatvolgorde wat alvast met “Back in the USSR” een gezwinde opener opleverde. Meteen voelde je de getrouwheid van de kopie aan het origineel want het instrumentarium waarmee de groep aan de slag gaat moet bij The Analogues immers van zelfde makelij zijn als 50 jaar terug. De kern van de groep bestaat uit 5 leden maar om de Beatles in full te kunnen uitvoeren breiden The Analogues zo nodig uit tot 16 leden. Strijkers, blazers, extra percussie, stemmetjes, handgeklap… ieder detail wordt door een mens van vlees en bloed de show binnengebracht. Visueel wordt het geheel van clips voorzien die boordevol leuke animaties zitten. Het openingsbeeld was een collage van allemaal gefotografeerde hoezen van die “Witte”, met zichtbare sporen van vele jaren verblijf in in de platenkast of die koffiespatten er nog op. Bijzonder was echter te weten dat The Beatles zelf deze songs nooit live hebben gebracht en Felix Maginn “Glass onion” en “Happiness is a warm gun” dus op zijn beste Lennons voor het eerst naar buiten mocht brengen én dat ook voortreffelijk deed in De Roma. John zou er tevreden mee zijn geweest. Ook niet minder dan geweldig was het van George Harrison bekende “While my guitar gently weeps” (die solo!), het mooie “Blackbird”, “Why don’t we do it in the road” (over copulerende aapjes) en na de pauze (voor de vinylfanaten onder U) de hele kant drie met een verschroeiend “Yer blues”, het lieflijke “Mother nature’s son”, dat ondeugende “Sexy sadie” en – onze nekharen rechtop maar Ringo destijds met “blisters” op zijn vingers – “Helter Skelter”. Het uit een geluidscollage bestaande “Revolution #9” dat nauwelijks een songstructuur bevat kreeg van The Analogues een mooie beeldcollage mee terwijl ze zich in de coulissen wat konden opwarmen voor “Good night”, de afsluiter. In classic 4-piece opstelling kregen we als toegift nog een triootje jonge Beatles (type “I want to hold your hand”) waarna besloten werd met alle muzikanten in een perfect “All you need is love”.
Met een ongeziene stijlvariëteit legde die “Witte” vast welk immens talent in The Beatles huisde. Daarmee zijn zij voor ons dé groep waar alles naar terug te brengen is en is deze “Witte” dé plaat die als eerste onze valies ingaat voor dat verblijf op een onbewoond eiland. Nu nog hopen dat we er een platenspeler aantreffen of het wordt wachten tot ook deze fantastische Analogues met hun hele hebben en houden aanspoelen. Hopelijk kunnen we voor onze afreisdatum toch hier eerst nog hun volgende tour rond “Abbey road” en “Let it be” meepikken (te verwachten in 2019).

Sunday, October 07, 2018

Paul Weller Het Depot/Leuven 5/10/18

Paul Weller, oud Jam en Style Council frontman, is inmiddels ruim een kwart eeuw een gevierd soloartiest. Teren op oude successen lijkt voor de man uit Woking, een Londense voorstad, duidelijk nog geen optie want met “True meanings” heeft hij nauwelijks een goed jaar na “A kind revolution” alweer een nieuwe plaat uit. Daarop songs die de voorbije jaren, op voorgaande platen , niet echt een plek vonden en nu wonderwel allemaal op één nieuw album passen. De sfeer op die “True meanings” is intimistisch, het karakter pastoraal en de klankkleur overwegend akoestisch met ook heel wat strijkers. James, vergeet die nazomer, steek het haardvuur maar aan!
Op de site van het Leuvense Depot waar Weller vrijdag een stop maakte viel in de aankondiging niets te lezen van die nieuwe plaat. Hun web-personeel maakte slechts een verwijzing naar het vorig jaar uitgebrachte “A kind revolution” terwijl het voor deze avond wél degelijk de bedoeling was om de aandacht te richten op zijn jongste worp. Beetje misleidend misschien voor mensen die met andere verwachtingen naar Leuven waren afgezakt. Voor het merendeel van het wederom trouw opgedaagde Weller legioen zat, te horen aan het applaus, echter niets in de weg om de Modfather – jawel, er zijn nog zekerheden – alweder eigenzinnig zijn ding te zien doen.
Weller zette zich voor opener “One bright star” achter de piano maar vertoefde quasi de ganse avond gezeten op een barkruk tussen zijn muzikanten die normaliter deel uitmaken van zijn full electric band maar nu dus hun broodheer volgen in een méér akoestische benadering. Dit bleek meteen ook dezelfde opstelling als waarmee dit voorjaar een gesmaakte beurt werd gemaakt in de jubileum-editie van het BBC programma “Later with Jools Holland” waarin Weller doorheen de jaren ook de vaakst geïnviteerde gast was. Voor een man die met punkgolven omhoog is geklommen straalde dit concept een rust uit die zichtbaar ook in de man zelve is neergedaald. Nooit zagen we Weller immers zo relaxed als nu.
Eigenlijk beklemtoont Weller al vijf decennia lang dat hij niet voor één genre te vangen is, al zien fans van het eerste uur hem wellicht het liefst vlammen als vanouds. Die laatsten kwamen dus bedrogen uit toen in Leuven drie kwart van die nieuwe plaat geflankeerd werd met ouder werk dat voor de gelegenheid op dezelfde intimistische manier bewerkt was. Gloedvolle uitvoeringen van “Glide”, “What would he say” en “Gravity” wisselden af met oude Style Council (“Have you ever had it blue” dat in zijn originele Bossanova jasje stak) en het van de Jam bekende “Boy about town” dat zich, helemaal verbouwd, nog het minst van allemaal aangepast wist aan zijn nieuwe versie. Dat verging het uit “Setting sons” (1979!) geplukte en erg verrassende “Private hell” en “Tales from the riverbank” een stuk beter. Ook het bol van weemoed staande “Man of great promise” (nog eens Style Council) greep stevig naar de keel. Deze Weller light moest op dat punt niet onderdoen voor de angry young man die we kennen van weleer. Het nieuwe werk uit die “True meanings” zette zich meesterlijk naast de oude classics en dat zegt veel over de kwaliteit die Weller op zijn zestigste nog aan de dag legt. Tijdloos is het best passende adjectief dat we kunnen bedenken bij songs als “The Soul searchers”, “Mayfly” en “Movin’ on”, al zullen ze stuk voor stuk – hoe goed ook in Leuven – straks nog een pak mooier klinken als Weller tweemaal de  Londense Royal festival Hall zal aandoen vergezeld van een symfonisch orkest. Het Depot moest het jammer genoeg stellen met strijkers uit het doosje. Gelukkig dat “Wild wood” en het knappe “Strange museum” en “Amongst butterflies” (allen uit zijn beginjaren als soloartiest) daar minder last van hadden. Zeker die eerste vertoonde overigens nog het meeste verwantschap met alles van die “True meanings”.
In Leuven maakte Paul Weller onze overtuiging alleen maar groter dat wanneer we straks de winter in gaan zijn “True meanings” méér dan welke andere plaat die we dit jaar gereleaset zagen onze compagnon zal zijn. Of hij zijn songs nu akoestisch of elektrisch verpakt, aankomen doen ze immers altijd.

Saturday, September 22, 2018

Saxon AB/Brussel 19/09/18

Een beetje muzikale geschiedschrijver kan niet om de new Wave Of British Heavy Metal (NWOBHM) heen. In de tweede helft van de jaren 70 gingen over het kanaal bands als Diamond Head, Tygers Of Pan Tang, Angel Witch en Samson de concurrentie aan met de stevig in opmars zijnde punk groepen. Van enig broederschap was toen nog geen sprake, genres stonden nog letterlijk lijnrecht tegenover elkaar. De succesvolle vaandeldragers uit die gulpende golf aan Britse metal bands waren destijds ongetwijfeld Judas Priest, Def Leppard, Iron Maiden en Saxon. Die laatsten zijn exemplarisch voor zowel opgang als verval van die NWOBHM. Na een bloeiperiode begin jaren 80 hield de groep zich bij gebrek aan degelijk plaatwerk jarenlang overeind met een onberispelijke livereputatie. In de Graspop statistieken vind u Saxon dan ook niet toevallig tussen de recordhouders wat het aantal boekingen betreft.
In het kielzog van Saxon waren ook FM (vervangers voor het eerder geafficheerde maar zieke Y&T) en Raven mee te gast in de Brusselse AB. Door een genadeloos vroeg startuur misliepen we Raven maar voor FM hadden we, net als verrassend veel anderen, toch tijdig de concertzaal bereikt. De Britten mochten zich late jaren 80 enkele maanden de next big thing wanen maar met hun op Amerikaanse leest geschoeide gladde rock waren ze al even snel weer van de radar verdwenen. Met het risico te worden afgedaan als een anachronisme kwam de groep nog behoorlijk fris voor de dag in de AB. Zanger Steve Overland bleek nog steeds over zijn gouden stem van weleer te beschikken en songs als “Bad luck”, “Tough it out” en “That girl” gingen er Van Halen gewijs toch nog vlotjes in.
Met 3 platen in 2 jaar tijd was Saxon’s legacy in 1981 al gemaakt. “Wheels of steel”, “Strong arm of the law” en “Denim & Leather” behoren zondermeer tot het beste wat het genre ooit heeft voortgebracht. Dit trio platen mag wat ons betreft dan ook op gelijke hoogte worden geplaatst met de eersten van Maiden, net als dat “The eagle has landed”, even goed als “Life after death” eigenlijk, een live-registratie is waarvan tot op vandaag onze luidsprekers nog steeds vuur vatten. Daar kan wat ons betreft geen “Thunderbolt”, Saxon’s laatste en 22e plaat in hun bestaan, tegenop. Niettemin lieten we ons het werk daaruit in de AB welgevallen. Alle vertrouwde ingrediënten die het genre maken tot wat het is waren immers ook in dat nieuwe werk in gelijke delen aanwezig maar voor the real deal was het toch wachten tot song nummer 4 op het menu (“Motorcycle man”). De warme ontvangst die de groep van bij de start te beurt viel in de AB ontlokte bij zanger Biff Byford, 67 intussen, een grijns tot ver achter de oren. De groep had klaarblijkelijk weinig moeite om in Brussel met nog maar eens een nieuwe Europese toer gestart, onder stoom te komen. Gitaartandem Paul Quinn en Doug Scarratt kweten  zich met overgave van hun taak, bassist Nibbs Carter toonde headbangend hoe het moest en bij oudgediende Nigel Glocker, verstopt achter een immense drumkit, was van gevreesde ouderdomsverschijnselen geen sprake. Op een eerdere Brusselse doortocht hebben we nog een adelaar weten hangen in het dak van het podium, dit keer moest een heuse backdrop van de laatste Saxon hoes en wat rookmachines als enig showattribuut volstaan. Biff vroeg tot 2 maal toe aan de AB of het goed klonk en uit het luide antwoord dat terugkeerde was naar ons aanvoelen alleen maar eensgezindheid af te leiden. Of het luid genoeg was, daar waren de meningen wellicht wat uiteenlopender. Die “Solid ball of rock” kwam in ieder geval heerlijk hard aan en ook hun “Dallas 1 PM” (over de moord op Kennedy) rekenen we tot de absolute hoogtepunten van de avond. Naar het einde toe kwamen de oude classics zoals verwacht alsmaar korter op elkaar de set binnen. De groep kan dan ook wellicht geen concert besluiten zonder “747 (Strangers in the night)”, het onverwoestbare “Princess of the night” of – dan zaten we al in de bissen – “Wheels of steel” en “Denim & Leather” te hebben gespeeld. Een fan op de voorste rijen die zijn jacket tijdens dat laatste nummer aan Biff had uitgeleend kreeg het even later gesigneerd terug.
Op onze checklist van wat nu een goed metal concert maakt stond voor deze Saxon na afloop alles vet aangevinkt. Van welke old school legering de groep ook moge zijn, er was geen spoor van roest te bekennen in de AB.

Sunday, September 16, 2018

Jonathan Wilson TRIX (Club)/ Antwerpen 13/09/18

U vroeg zich al af waarom die laatste Roger Waters zo Pink Floyd-proof klonk? Wel, dat komt mede door de aanwezigheid van producer en multi-instrumentalist Jonathan Wilson die tijdens de laatste Waters concerten in Antwerpen trouwens ook deel uitmaakte van diens begeleidingsband. Wat wellicht weinigen in de zaal toen wisten is dat Wilson ook al 3 titels lang zijn ziel en zaligheid (en centen, lazen we ergens in een interview) stopt in plaatwerk onder eigen naam. Een beetje Floyd is daarop nooit ver weg maar op het dit jaar verschenen “Rare birds” leunt Wilson in enkele songs ook wel erg dicht aan bij The War On Drugs. Laat dat laatste groepje hier ten lande een groot succes zijn maar deze Wilson, getuige een bescheiden gevulde TRIX Club in Antwerpen afgelopen donderdag, nog niet. ‘Jammer’ moeten we er eigenlijk aan toevoegen want het concert had veel fraais in de aanbieding.
Wilson toerde tot voor enkele weken nog met Roger Waters maar sloot begin september haast naadloos aan met nog een reeks concerten onder eigen naam. Beetje onverwachts toch dat we tussen het handvol data, na de AB Club eerder dit jaar, nog eens een tweede maal ons land aan troffen.  Het concert werd net als in Brussel opgehangen aan Wilson’s laatste plaat – lelijke hoes dat wel maar top van begin tot einde – waaruit Wilson eerst ruim een half uur songs putte. Dat ging van het openlijk met T-Rex flirtende “Trafalgar square” over het prachtige “Me” naar “Over the midnight”, de eerste singel die begin dit jaar uit het album werd gelost. De War On Drugs indachtig was die laatste in Antwerpen alvast een stevig schot voor de boeg (Hebt u hem? Haven, cocaïne,… voor de boeg…). Wilson bestempelde in die context zijn eigen folk-rock trouwens ook als een soort “dope” waarmee hij “dealt”. Gelukkig dat de burgervader van t’Stad niet in de zaal aanwezig was of er hing Wilson een GAS boete boven het hoofd voor het publiekelijk declameren van dergelijk verwerpelijk taalgebruik.
“Living with myself” kabbelde een beetje te lang voort maar met “There’s a light” waaide er opnieuw een frisse popwind door de TRIX Club. Lekker opgewarmd tegen dan schakelde Wilson zijn flower power modus in voor een overheerlijk “Dear Friend” en “Desert Raven” waarvoor de prijs “Het mooiste gitaarmotiefje” van de avond werd uitgedeeld. Wilson etaleerde op dit punt in de set uitgebreid zijn gitaarvirtuositeit en verwees, bij een gebroken snaar, vol bewondering ook naar de man op zijn T-shirt (Stevie Ray Vaughan) die volgens de legende op zo’n dikke snaren speelde dat ze voor prikkeldraad konden dienen. “Sunset Blvd” en het Beatlesque “Myriam Montegue” brachten vervolgens terug wat intimiteit in de set maar gaven helaas ook gezellig keuvelende toeschouwers achteraan in de zaal opnieuw alle ruimte. Het was wachten op “Loving you” (ongewild moesten we hier zelfs wat aan de eighties Chris Rea denken) en vooral de Fleetwood Mac cover “Angel” (uit het Bob Welch tijdperk) om iedereen terug bij de les te krijgen. Met een onversneden Elton John akkoord zette Wilson nog het knappe “49 Hairflips” in om dan te besluiten met het meezingbare “Moses pain”. De grootse finale van de avond zat in bis “Valley of the silver moon” dat in een lange en uitgesponnen versie geen seconde verveelde.
Versterkt met zangeres Noami Ludlow (aka Ny Oh), die met support Davey Horne ook samen een knappe John Martyn cover bracht trouwens, presenteerde Jonathan Wilson zich in TRIX met een vollere live-sound dan in Brussel eerder op het jaar het geval was. Voor meer speeltijd (een klein half uurtje) boette het Antwerpse concert wel een beetje aan spankracht in; volledig te negeren detailkritiek eigenlijk op een méér dan fijne concertavond.

Saturday, August 11, 2018

Lokerse Feesten dag 8 10/08/18

Ooit begonnen in de marge van de jaarlijkse zomerkermis zijn de Lokerse Feesten inmiddels ruim veertig jaar later uitgegroeid tot een 10-daags muziekfestival dat qua headliners stilaan op gelijke hoogte komt met de grote zomerafspraken hier ten lande.  Zo zou Kasabian lang toch niet hebben misstaan op Pukkelpop of Werchter als afsluiters in de Marquee of The Barn? Tel in het geval van hun Lokerse passage daar dEUS en Manic Street Preachers als opwarmers bij en ook nu weer waren we een avond lang, zelfs voor geen kermis, van de Grote Kaai in Lokeren weg te krijgen.
De achtste festivaldag werd in het gezelschap van een bescheiden aanwezige avondzon op gang getrokken door Warhaus (). Net als op Crammerock vorige zomer botsten we ook nu weer op de inwisselbaarheid van songs tussen het nevenproject van Maarten Devoldere en Balthazar, het Kortrijkse collectief dat hij samen met Jinte Deprez (alias J. Bernardt) heeft groot gemaakt. Met more of the same en Devoldere’s hypnotiserende timbre traden halfweg set onze geeuwspieren bij Warhaus jammer genoeg in werking, iets wat ons tot nog toe bij Balthazar niet was overkomen.
De Britpoptaart van deze avond werd na Warhaus aangesneden door Manic Street Preachers (), een trio uit Wales dat ooit een kwartet vormde met de al ruim 20 jaar spoorloos verdwenen Richey Edwards. De hoogdagen van The Manics liggen al even achter ons maar dat weerhoudt de groep er niet van leuke platen te blijven maken (laatst nog die “Resistance is futile”) en live steevast bovengemiddeld te presteren. Het helpt ook dat er uit hun oeuvre een best of te puren is waar eigenlijk de rest van het deelnemersveld van deze avond nederig het hoofd moet voor buigen. Openen met “Motorcycle emptiness”, de song die hen ten tijde van hun debuut in ’92 meteen een ticket voor de eeuwigheid bezorgde, was een statement dat kon tellen. De overbodige Cure-cover “Inbetween days” was de enige smet op een uitstekend concert waarvan een met live-trompet gebracht “Kevin Carter” en het felle “Motown Junk” als hoogtepunten ons boekje in gingen. Lokeren bedankte met samenzang tijdens slotsong “If you tolerate this then your childeren will be next”.
dEUS () heeft met Bruno De Groote een opvolger beet voor Mauro en presenteert zich deze zomer opnieuw aan het publiek. Op TW Classic (lazen we) zat dat nog niet helemaal als gegoten maar in Lokeren speelden de Antwerpenaren een beresterk concert dat vanaf de eerste noot (“If you don’t get what you want”) gensters sloeg. De Groote kan op het zicht af doorgaan voor uw dagblandhandelaar van om de hoek – in Zingem om precies te zijn (@JurgenMagerman!) - maar heeft gouden vingers waarmee hij zowel de weerbarstige partijen (“Sun Ra”) als de meer lieflijke motiefjes (“Little arithmetics”) losjes uit de pols schudt. Ook de overige bandleden speelden samen, aangevuurd door een verbeten Barman, het beste dEUS concert dat we sinds jaren van de groep hebben gezien. Als deze Lokerse flow zich in het najaar ook doorzet in de studio belooft het ook op plaat een straffe wedergeboorte te worden van Antwerps’ finest.
Kasabian (❷½) had het na een (wat onverwachts) sterk dEUS over de kaap van twaalf uur niet onder de markt om het plat geregende plein, dat half leeg was komen te staan, aan de praat te houden. Met een gezwinde start (“Ill Ray”, “Underdog”) leek de tandem Meighan-Pizzorno – 2 frontmannen voor de prijs van 1 - daar aanvankelijk met de vingers in de neus te zullen in slagen maar naarmate het concert vorderde verslapte toch de aandacht. Met een hoorbaar ingehouden PA grepen “Club Foot” en “Empire” ons ook minder bij het nekvel dan ze dat bij eerdere gelegenheden wel deden. Ook aan de nummerkeuze leek er iets te schorten. Lokeren had duidelijk niets gemeen met het lange “Treat” en “Stevie” (allebei uit het vorige “48:13”) en zat overduidelijk te wachten op “oudjes” “L.S.F.”, “Vlad The Impaler” en “Fire” om opnieuw het beste van zichzelf te geven. In het gokkantoor hadden we vooraf 4 sterren ingezet op het zootje ongeregeld uit Leicester, een inleg die we in de Lokerse nacht gaandeweg zagen verloren gaan.

Wednesday, July 25, 2018

The Scabs + Dewolff Kneistival/Knokke-Heist 22/07/18

Geen idee hoe dat bij u zit maar wij hebben af en toe graag ons festival nog eens gratis. Op het Heldenplein in Knokke-Heist wordt naar jaarlijkse gewoonte 6 dagen lang in juli Kneistival gehouden en U mag er donder op zeggen dat daar steevast enkele interessante namen tussen zitten die de verplaatsingsonkosten om tot in Heist te geraken – liefst met openbaar vervoer, dat spreekt voor zich - zeker rechtvaardigen. Voor deze jaargang hadden we onze zinnen gezet op hun afsluitende avond met in volgorde Danny Blue & The Old Socks, het Nederlandse Dewolff en The Scabs.
De jonge snaken van Danny Blue (de drummer) & The Old Socks (de rest) kregen de ondankbare taak om een nagenoeg leeg plein in de stemming te brengen. Het siert hen dat ze beleefd bleven en wellicht met gratis drank in het vooruitzicht voor de rest van de avond niet meteen de gitaren aan de wilgen hingen. In onze gehoorgangen was het drummen geblazen met veel (Britse) indie-referenties. In het repetitiekot zal al eens naar een plaat van The Smiths geluisterd worden en dat is goed om nog wat te groeien en het niveau van songs als “Venice Belgian” nog wat op te krikken.
Dat Danny en, geen oude maar wellicht door de hitte…, zijn bezwete kousen zich in Heist ook outten als fans van Dewolff kon alvast op onze appreciatie rekenen. Hier ten lande zouden dat er meer moeten doen want dit trio is live een kolfje naar de hand van iedereen die zijn rock graag seventies-style opgediend krijgt. Met een orgeltje dat draait alsof de man die ze bedient (Robin Piso) met grootste onderscheiding aan de Jon Lord academie is afgestudeerd en de gebroeders Van de Poel die respectievelijk op gitaar en drums hun passie voor classic rock belijden werd ook in Heist, net als tijdens onze vorige ontmoeting met de heren, een heerlijk stomend setje afgeleverd. “Time flies in Heist” zei zanger/gitarist Pablo net voor we bij slotnummer “Don’t you go up the sky” van enthousiasme haast (letterlijk) van de grond gingen. Dit trio verdient het van een (festival-)divisie hoger te gaan spelen. Sterker nog: het is misdadig als hen dit in Vlaanderen wordt ontzegd.
The Scabs hebben momenteel hun veertigste verjaardag te vieren. Verder dan Diest reikte in 1978 de actieradius van Guy Swinnen en co. echter nog niet want de vlucht vooruit kwam er pas in 1983 met de mini-LP (voor de jongeren onder ons: de eerste 5 nummers die een band op Spotify plaatst) “Here’s to you gang” en Herman Schueremans die hen dat jaar de openingsspot op Torhout-Werchter aanbood. Voor het Heldenplein was het dan ook wellicht verrassend te horen dat met uitgerekend 2 nummers uit dat gezegende jaar het concert in een old school 4-mans bezetting erg overtuigend uit de starblokken schoot (“Is this life?” en “Trapped by the rain”) om erna met een toetsenman, backing zangeres en extra gitarist het muzikantenbestand uit te breiden tot een Scabs XL uitvoering. Zo scherp de groep de avond aanving, zo scherp ging het zevental de daaropvolgende 70 minuten door met een slimme dwarsdoorsnede uit de Scabs catalogus waarbij geen enkele sleutelsong ontbrak (“Matchbox car”, “Halfway home”, “Hard times” en “Robbin’ the liquor store”). Dat daarnaast zelfs werk uit hun laatste, wat stilletjes gepasseerde, plaat “Ways of a wild heart” uit 2015 schitterde zegt veel over de bloedvorm waarin deze jarige Scabs zich bevinden. “High tide” mag dan al een Neil Young afleggertje zijn en die “Turn it up” klinkt als een veredelde Stones B-kant, live werd dat gebrek aan originaliteit ruimschoots gecompenseerd. Het leek ons in Heist alsof voor deze lustrumconcerten  de groep sterker dan ooit voor de dag wou komen. Scabs monument Willy Willy moet zelfs een jonge hond als David Piedfort op gitaar naast zich dulden die het groepsgeluid een stevige scheut adrenaline toedient en er zo voor zorgt dat The Scabs anno 2018 allerminst voor belegen rockers moeten worden afgedaan. Doe er komende maanden, met nog enkele festivals en (vanaf 2019) de culturele centra te gaan, uw voordeel mee;  die kaap van veertig zorgt overduidelijk voor vernieuwde energie en deze Scabs worden het, net als U, immers maar één keer.

Monday, July 23, 2018

Jasper Steverlinck Boomtown (Opera)/Gent 21/07/18

Waar vroeger publiek van de Gentse Feesten ook even halt hield op Boomtown is sinds enkele jaren het festival zelf méér een reden op zich geworden om in die 21e juli week af te zakken naar de Gentse Kouter. Ook het (betaald) toevoegen van de aanpalende zalen (Opera en Handelsbeurs) aan het festivalparcours is een stap waar publiek enkele jaren geleden de organisatie is in gevolgd. Na Adamo en Suzanne Vega eerder op de week stond op onze nationale feestdag Gentenaar Jasper Steverlinck op het programma van de Opera, ook voor hem een adembenemend mooie locatie wellicht om te mogen in aantreden.
Aan een introductie van Steverlinck hoeven we hier wellicht niet veel woorden te besteden. Zijn successen met Arid en ook solo zijn bekend. Gezien het fenomenale stembereik dat in de man huist leek niets Steverlinck te zullen weerhouden van internationaal succes maar verwoede pogingen draaiden tot dusver op niets uit. Met succesproducer Jake Gosling (Adele, Ed Sheeran) onder de arm trok hij voor een zoveelste poging vorig jaar diens Londense studio in maar… , en dat siert hem, met beats als glijmiddel voor zijn songs kon Steverlinck niet leven waarop hij met lege handen, én een dure rekening voor Gosling, uit de Britse hoofdstad terugkeerde. Het songmateriaal dat op de plank klaarlag behoefde echter een méér stripped-down approach wat een man van bij ons (Jean Blaute) beter begreep. Met hem als producer leidde dat uiteindelijk tot zijn fantastische 2e solo plaat, het dit voorjaar uitgebrachte “Night prayer”. We kunnen mis zijn maar dit zou wel eens de plaat kunnen worden waar Steverlinck nog lang voor zal worden herinnerd.
De toer die Steverlinck rond die nieuwe plaat doet leidt hem momenteel langs uitverkochte zalen. Voor dit Boomtown concert was dat in de Gentse Opera niet anders. Het “opnieuw in de markt zetten” van de voormalige Arid frontman miste met het Warmste Week lied “Here’s to love” – ook een voorloper van die nieuwe plaat dus - en zijn deelname aan het VTM programma “Liefde voor muziek” duidelijk zijn effect niet. Slechts geflankeerd door één toetsenman en een strijkerskwartet koos Steverlinck ook live voor een minimale opsmuk. Presentator Jan Douwe Kroeske van het legendarische ‘2 Meter Sessies’-programma van de Nederlandse radio verwittigde in zijn introductie dat we erg zouden worden geraakt door deze intieme Steverlinck maar dat gebeurde niet als bij toverslag toen het concert, weliswaar niet onaardig van start ging met  “Sad reminders”. Ook “Here’s to love”, dat net als een nummer dat de plaat niet had gehaald (“Love will find you”) vooraan in de set zat, kregen dat nog niet voor elkaar. Pas bij “Color me blind” – een wereldnummer! – rolden de rillingen voor het eerst rijen dik over onze rug. Gezeten hoog boven in de Opera – het vierde balkon – had Steverlinck ons vanaf dan te pakken. Hij liet niet meer los. Dat hij ooit nog het werk van Niels Destadsbader zou ter hand nemen, die grens had “Liefde voor muziek” bij hem verlegd. De Steverlinck touch in “One thing I can’t erase” is ook wat ons aan dat nummer bindt en ver genoeg van het origineel weghoudt. Zó grensverleggend moet het voor ons nu ook weer niet worden. Bij “Someday” en “Things that I should have done” voelde je de volle Opera aan zijn pluche vastgekluisterd. Ook bij “Need your love” en een al even indrukwekkend “Broken” nam Steverlinck ons, ogen dicht, achteruit leunend, ver weg van het Gentse Feestengedruis, mee in het universum van zijn songs. Met titelsong “Night prayer”, een nummer dat hij in een handomdraai (!) schreef in opdracht van Gosling kwam Steverlinck aan een – we hadden het tegen dan al lang anders gewild - onmogelijk af te wenden einde van zijn set toe. Gelukkig kwam er nog een dubbele bisreeks achteraan om ons wat langer in de ban te houden. In “My day will come” was geen Dinky Toy meer te bespeuren, bij “Open your heart” zagen we – 21 juli en buiten tropisch warm, binnen met de ogen dicht – een winters tafereel opduiken en “On this day” schopte het zaterdag tot onze favoriete goodbye song waar we enkele maanden op kunnen teren nu.
Met zijn “Night prayer” zocht Steverlinck naar eigen zeggen songs die zich thuis voelen naast werk van Dylan en Leonard Cohen. Alsof het nog niet genoeg is dat hij die ook daadwerkelijk heeft gevonden mag hij na afgelopen zaterdag wat ons betreft ook in het performen een rijtje groten gaan vervoegen. Die Jan Douwe had het dus bij het rechte einde.

Sunday, July 15, 2018

Steve Earle + Southside Johnny OLT Rivierenhof 12/07/18

Voor country rock en folk is de inmiddels 63 jarige Steve Earle een gerespecteerd referentiepunt. Ook als schrijver en acteur – wij zagen hem in de rol van straatmuzikant in de onvolprezen HBO reeks “Treme” – verdiende de Amerikaan - geboren in Virginia, getogen in Texas - reeds zijn sporen. Earle gaat voor ons mee sinds eind jaren 80 toen we zijn album “Copperhead road” oppikten uit het platenaanbod van onze bibliotheek. Pré-Spotify tijden weet u wel. En laat het nu net die plaat zijn waarmee hij eerder dit jaar aankondigde, n.a.v. de dertigste verjaardag ervan, te zullen gaan toeren. Toen er een datum voor het Antwerpse Rivierenhof werd geprikt en hij ook nog eens zou vergezeld worden van E-Street connectie Southside Johnny waren we meteen verkocht. Van vreugde twitterden we dat dit wel eens een bijzonder mooie avond zou kunnen worden.
De carrière van Southside Johnny was er tot nu toe – en het ziet er niet naar uit dat die trend zich nog zal keren – één van “net-niet”. Platenfirma’s wisselden elkaar af en ondanks de significante hulp van derden (Steven Van Zandt, Springsteen, Nile Rodgers) bleef die grote doorbraak uit. Bijna was het raak wanneer hij met enkele niet onaardige platen in de slipstream van de eveneens uit New Jersey afkomstige Bruce Springsteen in de late jaren zeventig naam maakte. 4 decennia later, met de kaap van 70 in het vooruitzicht, toert Southside Johnny onvermoeibaar verder. Alleen, en dat zou aan de man eens moeten gezegd worden, met een stem die maar half de kracht heeft van waarmee hij destijds zijn gedegen livereputatie heeft opgebouwd. Het deed bijgevolg wat pijn aan de oren om weliswaar heerlijke songs als “The Fever”, “Talk to me” en “Trapped again” zo te horen voorbijkomen. Het Rivierenhof gaf de man gelukkig toch de egards die hem toekwamen al moest hij daarvoor wel wat aanporren. Leuk om Southside Johnny eens gezien te hebben maar als U met een geut stax vermengde rock een warm hart toedraagt kan u tegenwoordig beter aankloppen bij Nathaniel Rateliff & The Night Sweats.
Dat Steve Earle die “Copperhead road” grotendeels op zak ging laten zitten werd ons snel duidelijk wanneer in de aanvang van het concert enkele songs uit zijn laatste plaat met The Dukes “So you wanne be an outlaw” de revue passeerden en pas op het half uur “Johnny come lately” (waarbij Earle verwees naar de opnames destijds met The Poques) op het menu verscheen. Alleen het majestueuze titelnummer kwam nog voorbij en voor het overige grasduinde Earle in zijn volledige oeuvre met het vooral van Jimi Hendrix bekende “Hey Joe” als afsluiter. Niet dat dit per definitie het concert devalueerde maar het wrong toch enigszins. Net als bij Southside Johnny zat ook bij Steve Earle de klank in het Rivierenhof niet helemaal goed. Op de tribunes waren immers een allesoverheersend stemgeluid en (té) scherpe gitaren ons deel. Uiteraard ging het vakmanschap van een Steve Earle daar moeiteloos overheen, al koste het hem toch een halve set om voldoende op dreef te komen. En natuurlijk sloten we het werk uit zijn debuut “Guitar town” instant in de armen, bracht ook “The Galway Girl” nog wat Poques zwiergigheid in het Rivierenhof en konden we dat bluegrass moment “I’m still in love with you” uit zijn plaat met de Del McCoury Band best wel smaken maar ons écht bij het nekvel grijpen deed het niet. Dat gebeurde wel bij “Copperhead road” en een verschroeiend “Fixin’ to die” uit die laatste plaat. Net toen het concert helemaal onder stoom kwam te staan doken Earle en zijn begeleiders, na een set van amper 70 minuten, dus de coulissen in. Een lang om bissen applaudisserend Rivierenhof leverde echter niets meer op. De lichten floepten onverbiddelijk aan en iedereen kon naar de bar of huiswaarts. Niet bepaald de climax die we van een avond als deze hadden verwacht. Onze tweet van enkele maanden terug had in dat opzicht dus toch iets minder voorspellende waarde dan waar we vooraf op hadden gehoopt.

Friday, July 13, 2018

Rock Werchter 5-8/07/18

De voorgaande editie van Werchter kon ons (op één dag na) niet bekoren dus ging vorige zomer onze keuze voor een festival-meerdaagse naar Pukkelpop. Team De Scheur leek niet opgezet met dit afhaken en sloeg dit jaar echter keihard terug met één van de sterkste affiches van de afgelopen 10 jaren. Daarmee zagen ze zich bij de jaarwisseling al verzekerd van onze komst naar het wat herschapen terrein aan de Haachtsesteenweg in Werchter! De vertrouwde bomenrij in de hoek achteraan het grote terrein is immers verdwenen en vervangen door een nog jonge bomenpartij centraler op de weide. Dat was een beetje wennen. Qua podiumaanbod breidde Werchter dit jaar ook uit met The Slope – klein, openlucht en bestemd voor jonge en/of beloftevolle namen - en vergrootte de capaciteit van The Barn tot 20000 man; al leek dit laatste optisch minder een verschil te zijn dan gedacht. Ook het aanleggen van rioleringen onder het terrein (remember het natte 2016) en de verharding van enkele paden bevestigen (o.i.) het voornemen van de organisatie om het festival in Werchter te willen blijven huisvesten. We kunnen dus gerust zijn de komende jaren. Het gemeentebestuur en vele verenigingen die hun schouders mee onder het festival steken met ons mee wellicht.
Onze quotering is als volgt: ❹ (uitstekend), ❸ (goed), ❷ (op het randje) en ❶ (onder onze maat). Opgelet! Dit is een éénmansparcours, dus keuzes dienden worden te gemaakt en slechts een derde van de affiche is er in terug te vinden.

Van alle headliners – toch opvallend dit jaar: we gingen ze allemaal bekijken – vonden we The Killers () en London Grammar () te licht uit vallen wat er voor zorgde dat de Werchtervrijdag niet tot zijn verhoopte climax kwam. De eersten zijn nog méér een vehikel geworden van het ego van Brandon Flowers en blazen zich live tot groteske maar slecht verteerbare proporties op en het Londense London Grammar - zangeres Hannah Reed verscheen een kwartier te laat met doodsangst in de ogen op het podium - bleek ons nog onvoldoende matuur om het in zo’n grote setting écht waar te maken. Reken daarbij de collectieve overwinningsroes na de match tegen Brazilië en we hadden eigenlijk met hen te doen om op zo’n moment daar te moeten aantreden. Dat Queeens Of The Stone Age, Gorillaz, Pearl Jam en Arctic Monkeys (allemaal ) wél afleverden, daar bestond vooraf dan weer weinig twijfel over. Met één recente Afrekening hit (“Can’t deny me”) en een rij Pearl Jam klassiekers om U tegen te zeggen en de Monkeys die hun laatste, wat gecontesteerde plaat, toch overtuigend hun set inloodsten konden we allerminst ontevreden zijn. Ook bij de Queens had verveling geen schijn van kans met een rete-strakke set die ook werk van de laatste “Villains” liet schitteren. Met Gorillaz, waarbij Blur’s Damon Albarn toch overduidelijk in de frontman positie zat, werd dag 1 swingend de nacht ingeloodst. In dit rijtje afsluiters ontbreken nog Nick Cave en Jack White (allebei ) die zich gedurende het weekend onderscheidden hebben van het peloton door 1° zo allesomvattend te doceren uit het grote rock-’n-roll boek (White) en 2° een weide van 80000 man het zwijgen op te leggen en gevoelsmatig te hebben weten raken (Cave). Cave maakte het donker bij een heldere hemel – wij dachten dat alleen een Goddelijkheid dit kon - en overtrof in Werchter zelfs zijn recente zaalconcerten waarmee hij al iedereen het nakijken had gegeven. Bijna headliner Snow Patrol () wou wel – de breedste glimlach van het weekend lag een uur lang op de mond van zanger Gary Lightbody - maar het kwam er onvoldoende uit. Het klonk ons allemaal te slap en alleen “Chasing cars” en “Shut your eyes” waren hun onweerstaanbare zelf.
Een blik middenmoters – gevestigde waarden lager op de tabellen – openen we met Steven Wilson (), prog-rock vertegenwoordiger die het genre zo heeft verbreed op zijn jongste plaat dat een volle Barn zijn deel was. Vooraf waren we er niet gerust op maar Wilson speelde knap zijn troeven uit. Lang en complex (“Ancestral”) stond knap tegenover kort en Abba-esque (“Permanating”), waarmee Wilson de verbazendste muzikale spreidstand van het weekend op zijn naam mag schrijven. Black Rebel Motorcycle Club () zagen zich eveneens geconfronteerd met een bomvolle Barn en amper afgetrapt werd vooraan geestdriftig de pogo-dans ingezet die pas tot stilstand kwam een uurtje later nadat de groep met “Wathever happened to my rock’n’roll” had afgesloten. Alice In Chains () kon hun glansprestatie van in 2010 met nagenoeg dezelfde set (waartussen uiteraard alle klassiekers uit het Staley tijdperk) niet overdoen. In een wat onzuivere klankbalans hoorden wij alleen de gitaarpartijen van virtuoos en bandleider Jerry Cantrell écht schitteren, niet genoeg de songs die de groep zo boeiend maakt. At The Drive In () raasde als een tornado door The Barn, daarmee een copy/paste makend van hun Pukkelpop-concert vorig jaar. Het enige verschil zat hem in de betere luim waarin zanger Cedric Bixler verkeerde want ook nu klopte het concert met de “One-armed scissor” af onder de toebedeelde speeltijd. Dat First Aid Kit () een steile klim heeft gemaakt sinds we de zusjes Söderberg voor het eerst zagen in 2014 bewezen ze met een perfect concert. De zang was van een hemelse zoetgevooisdheid, de begeleidingsband kleurde de van een lichte country touch voorziene songs perfect in en de immense videomuur achteraan zorgde voor passende beeldschepping. De val van “té gelikt” stond wijd open maar First Aid Kit viel er, terloops ook dé cover van het weekend op hun naam schrijvend ("Running up that hill", Kate Bush), niet in. Stereophonics () traden voor de zevende keer aan in Werchter, wat hen bij een select kransje grote namen brengt. Vreemd genoeg bleven ze al die tijd ergens middenin de affiche hangen. Ook nu weer was er in de namiddagzon geen betere jukebox denkbaar en speelde de groep wellicht hun beste van die 7 Werchter concerten. In The Barn hadden MGMT () niets meer dan hun drie singels uit de plaat “Oracular Spectacular” nodig om de toegestroomde massa op hun wenken te bedienen. De tweede helft van het concert met ook enkele niet onaardige nieuwe nummers vonden we ronduit fantastisch. De finale met “Kids” was zoals verwacht één van de hevigste erupties van festivalplezier die we hebben mogen meemaken.
In het segment ‘Jong en dus nog eventjes verwijderd van een headline-spot’ verschenen aan ons Gang Of Youths (), Jorja Smith (), Jade Bird (), Wolf Alice () en Durand Jones And The Indications (). De drie laatsten uit dat rijtje maakten een goede beurt op dat uiterst geslaagde vierde podium waarbij het er vooral voor het Britse Wolf Alice drummen was én waarvoor een plek op de grotere podia gerechtvaardigd zou geweest zijn. Australië probeert met Gang Of Youts hun nieuwe INXS aan de wereld te slijten maar dat zal naast de goede looks van zanger David Le’aupepe en zijn grote stadiongebaren nog heel wat werk vergen. De Britse Jade Bird was dan weer van een ontwapende frisheid – gitaar, stem en fijne liedjes (één wereldsong getiteld “Lottery”) en Durand Jones bleken completer dan alle voorgaande hedendaagse soulnamen die we al live hebben mogen degusteren. Met adelbrieven van rapper Drake is de ravissante Jorja Smith the next big thing en die reputatie maakte ze in een gloedvol uur R&B op Werchter helemaal waar. Toen ze op het einde van haar set enkel door piano begeleid "Don't watch me cry" bracht stonden we helemaal paraat om eventuele troost te bieden.
Ook debuterend op Werchter: Curtis Harding (), Anderson.Paak () en Kaleo () al kon de middelste wegens giga-succes al meteen aanspraak maken op de rol van afsluiter in The Barn. Anderson.Paak had overigens de voorzet van de kersverse Duivelse overwinning maar simpelweg binnen te tikken om een waanzinnig feest te ontketenen. Dat zijn concert pas goed tot leven kwam in de tweede helft wanneer hij zijn drumkit meer opzocht namen we er voor lief bij. Curtis Harding werkte stijlvol zijn Werchter concert af maar had daar nog iets meer zijn voetafdruk kunnen neerzetten. Het bleef ietsje té ingehouden. Kaleo had dan weer wat goed te maken na hun afzegging van vorig jaar. Bijna ging het met technische panne wederom de mist in maar 20 minuten later dan voorzien konden de IJslanders toch etaleren waarvoor ze zo geroemd worden: vuistdikke rockers knap met kamvuursongs afwisselen. Air Traffic () gaan weldra wellicht het Guiness Book of Records in met de langste hiatus tussen een debuut en zijn opvolger en deden die “Fractured life” van ruim 10 jaar terug nog eens dunnetjes over maar nu zonder dat groen achter de oren en, af te meten aan enkele prima nieuwe songs, ook met een beloftevolle toekomst voor hen.
Dat kopje Werchterse ontbijtkoffie lieten we dit jaar gepaard gaan met concerten van Rival Sons (), de Courteeners (), Millionaire () en Albert Hammond Jr. (), een klavertje vier voltreffers dus waarmee Werchter zijn neus voor uitstekende dagopeners nog maar eens onderstreepte. Alleen jammer voor de eersten dat ze het met hun status, maar gelukkig veel goodwill om de openingsspot toch te aanvaarden, niet naar hun ware merites stonden geprogrammeerd (begrijp: hoger op de affiche en langer dan 45 minuten speeltijd toebedeeld krijgen). Couteneers hebben in Manchester en omstreken niets meer te bewijzen maar kregen via Werchter een kans aangeboden om hier meer grond onder de voeten te krijgen. Mission accomplished leek het ons. Als The Strokes dan toch geen voortgang krijgen in de nieuwe plaat staat wat ons betreft niets in de weg om dan maar van het solo-pad van Albert Hammond Jr. een succes te maken. Een reeks loepzuivere drie-minuten rock songs was ons deel bij hem. En bij Millionaire hadden we vooraf rekening gehouden met een fikse kopstoot, het werd erbovenop nog een loepzuivere tackle. In tricolore truitjes en onder leiding van kapitein Van Hamel – De beste gitarist in dit land vraag u? Dit is hem! – speelde Millionaire in Werchter op Wereldbeker-niveau. Die hooks, die gitaaruithalen, die hevig pompende ritmesectie, die spelvreugde,… *gaat zo nog uren door*
Van het deelnemersveld Belgen kunnen we daar enkel Novastar () aan toevoegen. De laatste passage van Zweegers in Werchter dateerde van 2004, maar dit keer – voor het eerst! – mocht ie het hoofpodium op. In openers “Wrong” en “Never back down” was het nog wat aftasten maar eens daar voorbij speelden de heren bij klaarlichte dag de sterren van de hemel. In die nieuwe bezetting herkenden we trouwens Reinhard “Das Pop” Vanbergen, als u het ons vraagt, voor Novastar (met Joost Zwegers) een match made in heaven.
Bijna dag op dag (9 juli) 40 jaar na zijn eerste passage met Talking Heads stond David Byrne () opnieuw in Werchter. Niet alleen Gent Jazz, een weekje eerder, maar ook Werchter kreeg dus één van de spraakmakendste performances van het jaar voor de kiezen. Knap gechoreografeerd was dit het concert dat Byrne nu ook als soloartiest op hetzelfde hoge niveau brengt als ten tijde van de Stop Making Sense film met Talking Heads. Een ronduit verbluffend concert dat net als bij Cave een paar uren later deze editie in zijn geheel mee verheft tot één van de strafste die we op ons palmares bijzetten.
Nu dit verslag is gepost kan de vuile was eindelijk in de machine en hangen we een nieuwe scheurkalender aan de muur die ons dag na dag weer ééntje dichter zal brengen bij de volgende editie.

Saturday, June 23, 2018

John Moreland Botanique/Brussel 20/06/18


John Moreland is een bijzonder man en dat zeggen we niet alleen omwille van zijn bovengemiddelde omvang. Zijn stem combineert warmte, kracht en breekbaarheid in die mate dat u er spontaan het kampvuur bij denkt en zijn songs liggen in de schuif van het betere singer-songwriter werk naast die van Ryan Adams, Steve Earle en Springsteen. Op dit moment heeft de man uit Texas nog lang niet het publiek dat hij verdient maar, zo fantaseerden we met ons gezelschap na afloop van de man’s concert in Brussel afgelopen week: ooit zal een bekende uitvoerder van één van zijn songs de ogen van de wereld voor dit immense talent wel doen open gaan.
Voor de gelegenheid stond in de Botanique een tribune met zitjes opgesteld en het beperkte instrumentarium dat we op het podium reeds aantroffen bij voorprogramma John Calvin Abney maakte meteen duidelijk dat Moreland zonder band naar Brussel was afgezakt. Niet dat het de pret drukte maar na Moreland’s vorige passage, als voorprogramma voor Jason Isbell in dezelfde zaal ook akoestisch, hadden we ditmaal onze zinnen wél gezet op een full band concert. Abney ging dus zijn broodheer voor om in 45 minuten ook zichzelf wat aan de man te brengen. Naast een ontwapende charme beschikte deze Abney ook over enkele niet onaardige songs waarvan “Cowboys and Canyon Queens” en – wat zijn oma hem vaak toeriep – “Get your house in order” bij ons zeker zijn blijven hangen. Ook zijn JJ Cale cover (“Magnolia”) van wat hij het mooiste liefdesliedje aller tijden vond – Oh man, I wish I’d had written that song myself, gaf Abney toe – liet ons niet onberoerd. Na een snelle koffiepauze van 15 minuten zat de man mooi terug op het podium, nu naast Moreland en te midden van een arsenaal gitaren en zijn NORD-klavier. Moreland beperkte zich immers een concert lang tot die ene akoestische gitaar en liet het extra reliëf in de songs geheel over aan Abney. Dit “beetje begeleidingsband” vonden we dan vreemd genoeg niet altijd een meerwaarde en ook technisch klonk het geheel niet altijd verfijnd. Moreland is trouwens in zijn eentje sterk genoeg, zo bewees hij in die enige bis (“Break my heart sweetly”) die hij na amper 70 minuten aan het concert toevoegde; meteen ook het sterkste moment van de avond. Daarmee valt natuurlijk de rest van het concert niet zomaar af te doen als minder goed, daar is Moreland in de eerste plaats een te groot songsmid voor. Want, wat hoorden we daar stuk voor stuk mooie vertellingen voorbijkomen met tekstregels die zowat in elk nummer erbovenuit springen. In “Old wounds” hoorden we de Texaan het ambacht van de betere singer-songwriter haarscherp omschrijven (If we don’t bleed, it don’t feel like a song) en in “Gospel” had hij ook een punt wanneer hij dicht tegen The Boss aanleunde en zich I wanna find my faith in records from long ago liet ontvallen. Met dat broze randje in zijn stem kregen we een mooi “Lies I chose to belief” (toptitel toch ook) en ook met het hartverscheurende “I need you to tell me who I am” en het dromerige “3:59 AM” (My pockets are empty, I don't own a thing But I'd take a diamond from the sky and put it in your ring) hield Moreland onze aandacht goed vast. Moreland richtte zich al die tijd amper tot de zaal. Een sober “Thanks very much” was vaak de enige en erg korte scheidingslijn tussen 2 songs. Net voor hij zijn bis aanvatte werden enkele verzoekjes vanuit de zaal hem toegeroepen. Moreland reageerde schuchter en eerder afwijzend dat hij, om te vermijden dat hij allemaal songs zou voorgesteld krijgen die hij toch niet zou spelen, maar meteen snel “Break my heart sweetly” zou inzetten. Ook al steeg er uit de zaal een voorzichtig lachsalvo op, wij twijfelden of het wel degelijk als grap bedoeld was.
Met dubbele gevoelens keerden we huiswaarts, enerzijds blij de man terug te hebben gehoord en gezien, anderzijds ook een tikkeltje ontgoocheld dat een ander verloop van de avond – een relaxtere Moreland (?), mét band of dan toch helemaal alleen of op zijn minst al een beter geluid – wellicht wél dat vier-sterren concert had afgeleverd waarvoor we vol vertrouwen naar Brussel waren getrokken.

Saturday, June 09, 2018

Beck AB/Brussel 5/06/18

Naar AB-maatstaven was Beck voor de Brusselse zaal een grote vis want de status van de uit Los Angeles afkomstige Amerikaan rechtvaardigt zeker een grotere locatie of, zoals dat de voorbije decennia ook vaak het geval was, een stek in de bovenste regionen van de Werchter of Pukkelpop-affiche. De voorverkoop voor de 2 Brusselse concerten van afgelopen week verliep dan ook in een rotvaart die twijfelaars gegarandeerd met lege handen achterliet.
Toen Beck 2 jaar terug op Werchter tot één van de beteren mocht gerekend worden was dat reeds in de aanloop naar zijn laatste album “Colors” dat hij in de AB bestempelde als zijn ‘Michael Jackson in een psychedelische bui’-plaat. Tegelijk, zo vervolgde Beck, wou hij met de plaat ook zijn appreciatie uiten aan het publiek dat al jaren op post is en hem zo veel energie had teruggeven. Dat die energie wat tijd nodig had om goed te worden gekanaliseerd werd duidelijk aan de releasedatum die alsmaar werd uitgesteld om uiteindelijk in oktober 2017 te belanden. Het resultaat kleurt zo eighties als de oranje rijkswacht regenjassen uit die tijd maar Beck zou Beck niet zijn als hij dat nu ook weer niet te nadrukkelijk laat opvallen.  De plaat lijkt daarmee in niets op de intimistische voorganger “Morning phase” en feest er ongeneerd op los. Het was dan ook met die ingesteldheid dat we de AB binnenwandelden om na het brave (solo) half uurtje van opener Bent Van Looy Beck helemaal de AB op een hoopje te zien spelen. Van Looy mocht trouwens ook even, glimmend van trots, beroep doen op Jason Falkner, naast producer van zijn op stapel staande volgende soloplaat ook gitarist bij Beck.  Met “Devil’s haircut” en “The new pollution” greep Beck meteen terug naar zijn meest succesvolle plaat “Odelay”. Alleen de échte groten kunnen het zich veroorloven om van bij de start kwistig met classics rond te strooien dachten we terwijl de grootse Beck-productie met ongewoon véél licht voor AB normen indrukwekkend van start ging. “Qué onda qüero” toeterde vervolgens heerlijk de AB binnen en werkte latino-style goed in op onze heupen. “Wow” was een eerste “Colors” moment dat, netjes gladgestreken door een batterij effecten, ook wel die hoge Avicii factor van de laatste plaat in de verf zette. Het drukte de pret niet maar we konden er niet omheen dat de live sound wel akelig dicht bij de plaatversie kwam te liggen. Hetzelfde gold voor “Up all night” (dat riffje!) en “Seventh heaven” (die eighties-beat!) maar de 10 op de schaal van aanstekelijkheid deed ons helemaal overstag gaan. Ter compensatie verlieten zijn muzikanten middenin de set het podium en hield de lichtman slechts één spot over voor Beck en zijn akoestische gitaar. Zowel “Lost cause” als het door Beck naar een Brussels decor omgezet liefdesverhaaltje rond “Debra” (met stukje “Raspberry beret” van Prince) waren zonder trukendoos voltreffers. Dat gold ook voor 2 songs die Beck – terug met band – plukte uit “Morning phase”. Er was hem ter ore gekomen dat velen die vorige passage van hem in Vorst 4 jaar geleden hadden gemist en dat wou hij op deze manier goed maken. Een mooie geste dat in de vorm van “Heart like a drum” het concert andermaal een hoogtepunt bezorgde maar daarmee het feesten wel wat naar de achtergrond had verdreven. Afgezien van een massaal mee gescandeerd “Loser” had Beck aan de volle AB vervolgens dan ook geen makkelijke partij meer om voor dat swingende slot te zorgen. Aldus snakkend naar een extatische finale riep de AB Beck terug het podium op voor “Where it’s at” dat net als 2 jaar terug op Werchter gebruikt werd om de band voor te stellen. In een uiterst vermakelijk middenstuk zaten snippets van Chic, de Stones, Gary Numan en Talking Heads verstopt waarop alle bandleden even de belangrijkste spot op hen gericht kregen.
Met een artiest die zich in verschillende gedaantes wil presenteren en een stijlkompas dat in amper 90 minuten zowat alle richtingen uitging was het niet altijd makkelijk om er de vaart in te houden, dat gaat proefondervindelijk beter in een strakkere festivalset. Niettemin stuurde Beck ons met een mid-week concert toch maar mooi naar huis met een vrijdaggevoel. Met nog ruim een halve werkweek voor de boeg was dat de ochtend nadien toch wel even schrikken.