- Een aap in het Tranquility Base Hotel gelogeerd. Arctic Monkeys - Four out of five
- Terug helemaal rechtop na het wegvallen van Supergrass. Gaz Coombes - Wounded egos
- Goed getipt (thx @MicheleDeTroch). Thomas Dybdahl - Look at what we’ve done
- 18 karaats West Coast pop. Young Gun Silver Fox - Midnight at Richmond
- Naar het voorbeeld van zijn helden. Jasper Steverlinck - Colour me blind
- Karen, Kylie, Anita en Janet in één. Natalie Prass - Short court style
- Met het potentieel van een toekomstige headliner. Nothing But Thieves - Forever and ever more
- Terug langs de grote poort (ook live @Werchter!). Novastar - Home is not home
- Pastoraal maar nog steeds volbloed mod. Paul Weller - Movin’ on
- Elke keer opnieuw een krop in de keel. Ray LaMontagne - Such a simple thing
- Zwaar thema, krachtige song. Sam Fender - Dead boys
- Net als Fender een ‘BBC Sound of 2018’ laureaat. Jade Bird - Lottery
- Eigen werk van Roger Waters-sidekick. Jonathan Wilson - There’s a light
- Hun “Songs of praise” is onze plaat van het jaar. Shame - One rizla
- Met de prijs voor beste albumtitel van het jaar (“The art of pretending to swim”). Villagers - A trick of the light
- Huisfavoriet die ook in ’18 terug op de afspraak was met mooie plaat en dito concert. Glen Hansard - Roll on slow
- Kl*te concert maar geweldig plaatje. Unknown Mortal Orchestra - Hunnybee
- Good old Lenny. Lenny Kravitz - Low
- Schaamteloos gejat of eerbetoon? Ons kan het geen fuck schelen. Greta Von Fleet - When the curtain falls
- Terecht bejubeld als de coming lady in het r’n’b department. Jorja Smith - Blue lights
Welkom op een één mans concertarchief, periode 2006-2023. Elk concert dat we binnen die tijdspanne hebben bijgewoond is er in opgenomen. Er is op deze blog nieuwe aanvoer “als we daar goesting in hebben” of niet. Onder dezelfde naam blijven we wel met regelmaat (elk concert) actief op sociale media (Instagram, X).
Sunday, December 30, 2018
Onze 20 van '18
T'is stilaan een traditie geworden. Na een oplijsting van onze beste concerten en albums (zie verder) maken we ook onze soundtrack van het afgelopen jaar in 20 songs, zijnde:
Sunday, December 23, 2018
Ons 2018 geklasseerd.
Concerten
Albums
- David Byrne, Rock Werchter (8/07)
- Shame, AB (13/12)
- Nick Cave, Rock Werchter 8/07)
- Steven Wilson, AB (9/03, reprise Royal Albert Hall, London 27/03 en Werchter 5/07)
- Jack White, Rock Werchter (7/07)
- Jasper Steverlinck, Opera, Gent (21/07)
- Nothing But Thieves, AB (14/11)
- dEUS, Lokerse Feesten (10/08)
- Jonathan Wilson, AB-Club (25/03)
- Sam Fender, Botanique (25/11)
Albums
- Shame, Songs of praise
- Paul Weller, True meanings
- Gaz Coombes, World strongest man
- Jonathan Wilson, Rare birds
- Jasper Steverlinck, Night prayer
- Young Gun Silver Fox, AM waves
- The Sore Losers, Gracias senor
- Natalie Prass, The future and the past
- Villagers, The art of pretending to swim
- Glen Hansard, Between two shores
- Unknown Mortal Orchestra, Sex and food
- Thomas Dybdahl, All these things
Monday, December 17, 2018
Shame AB Box/Brussel 13/12/18
Opgelet, want bij hen die denken dat de rockcultuur tegenwoordig enkel nog in
stand wordt gehouden door een proper gewassen, braaf en immer op veilig spelend
clubje muzikanten die van op tijd gaan slapen, alle dagen 5 kilometer lopen,
dat yoga abonnement en het drinken van verse smoothies een prioriteit hebben
gemaakt gaat er nu een serieus zwaailicht oplichten. Met bands als Idles, Slaves
en het zo rond 2014 ergens aan de zuidrand van Londen verschenen Shame lijkt er
immers een trendbreuk in de maak. Die laatsten losten begin 2018 hun debuut
“Songs of praise” dat, gemarineerd in een bad vol oude punk en vroege new wave,
overal op veel lof werd onthaald. Hun non-stop toerschema van de voorbije twee
jaar zwengelde via mond-aan-mond reclame en klinkende reviews bovendien de
aandacht voor de groep zo goed aan dat vorige donderdag, nadat de groep eerder dit
jaar al op Dour en voor een uitverkochte Botanique had gestaan, ook de AB Box
(halve zaal) nog maar eens volliep.
Voorprogramma Sorry – toppertje qua groepsnaamkeuze vinden
we – wist heel wat aanwezigen toch vroeg de zaal in te lokken. Samenspel en
podiumprésence hadden wat last van hun jeugdige onwennigheid maar, met een
schriele zangeres in de rangen, méér dan embryonale Wolf Alice haalden we er in
hun half uurtje speeltijd niet uit. Sorry
daarvoor.
Van enige onwennigheid was bij Shame, in Brussel de kaap van 160
concerten dit jaar overgestoken, alvast geen sprake meer. Met de schuimbekkende
zanger Charlie Steen op kop – hij die eindelijk voor de comeback van de
bretellen zorgt - nam het vijftal stormenderhand de AB in. Steen greep met een
korte set voor de boeg (slechts één plaat en drie nieuwe nummers) de zaal
meteen bij het nekvel. Gewoon eens met de vingers knippen was genoeg om op de
tonen van “Dust on trial” nog sneller dan Pavlov ooit voor elkaar zou hebben
gekregen met zijn honden, de moshpit middenin de zaal op gang te trekken. Het
stof van hun openingsnummer was nog niet gaan liggen of in “Concrete” brulde
Steen, bretellen omlaag en de bast ontbloot, “I hope that you’re hearing me”(?)
het smeer uit onze gehoorgangen. En of.
Terwijl hun debuut eigenlijk nog vers op de toonbank ligt en
blijvend succes genereert heeft de groep inmiddels al de focus gezet op een vervolg.
Een grote stijlbreuk was – pak van ons hart – alvast niet op te tekenen in die drie
nieuwe songs die we in Brussel toegeworpen kregen. Van “Human for a minute”,
“Exhaler” en “Cowboy supreme” leek vooral de eerste nog het meest volgroeid te
zijn. Ons vertrouwen dat het ook met die andere twee goed komt is groot. Met
weinig ruimte voor optimisme (eigen woorden van Steen) en tegen de achtergrond
aan van enkele paniekaanvallen blijven de songs qua sfeer aansluiten op de
spanning die ook op elk nummer van “Songs of praise” voelbaar is. Het
onvermogen om mee te draaien in de wereld van vandaag is blijkbaar in de rangen
van Shame groot. Als je “I like you better when you’re not around” zingt (in
“Tasteless”) kan je bezwaarlijk aannemen dat iemand zich goed in zijn vel
voelt.
Het cynisme mag dan al groot zijn bij Shame, de songs zijn
krachtig genoeg om uiting te geven aan een gevoel van onbehagen. Onbedoeld
wellicht zit Shame daarmee dichter op de tijdsgeest dan vele andere bands van
dit moment. Hoe dan ook zal het jammer zijn dat op termijn al die nummers (van
die eerste plaat) die het ontluiken schetsen van één van de boeiendste bands
van de afgelopen jaren in hun live-set geleidelijk aan zullen ingewisseld
worden. Des te harder hebben we vorige donderdag dan ook onze keel schor
geroepen op “One Rizla” (Well I'm not much to look at - And I ain't much to
hear - But if you think I love you - You've got the wrong idea). In “Gold hole”
verpakte de groep dan weer zo veel walging dat een mens voor minder een moshpit
zou willen induiken.
Als waren we lege batterijen, helemaal opgeladen kwamen we buiten na dit - nu 5 dagen na de feiten - nog niet uit ons lijf geschud concert.
Als waren we lege batterijen, helemaal opgeladen kwamen we buiten na dit - nu 5 dagen na de feiten - nog niet uit ons lijf geschud concert.
Sunday, December 09, 2018
Johnny Marr TRIX (Club)/Antwerpen 7/12/18
Bij het binnenlopende publiek tekende zich vrijdagavond in
het Antwerpse TRIX-complex een opvallende generatiekloof af: benedenvloers
speelde in de grote hall immers De Jeugd Van tegenwoordig, boven in de
(kleinere) Club stond Johnny Marr geprogrammeerd. Slimmerds die net voor het
binnenlopen, buiten op de stoep, de helder oplichtende billboard voor de zaal op foto hebben
vastgelegd zullen zich alvast van mijn ‘like’ op Instagram verzekerd weten. Voor
oude zeur hoeft u ons niet te verslijten – die Jeugd Van Tegenwoordig kunnen
ook wij best plezant vinden – maar over het feit dat Marr’s voetafdruk in de
muziekgeschiedenis gevoelig groter is dan die van het Hollandse hip hop trio valt weinig
discussie te voeren. En indien wel: érg kort. Met The Smiths zorgde Marr immers
voor één van de meest significante groepen van de jaren ’80. Op een schaal van
0 tot 10 is wereldwijd de wens dat ze reünieconcerten zouden gaan doen 10 en de
mogelijkheid dat het ooit gebeurd 0 want, zo groot het generatieverschil aan de
voordeur van TRIX, nog véél groter is de kloof tussen Johnny Marr en Morrissey,
dat andere boegbeeld van The Smiths. Dus valt er niets anders te doen dan onze immer
aanhoudende Smiths live-honger – ze speelden destijds slechts één keer in
België (in 1984 op het ter ziele gegane Breekend festival) - te stillen met
soloconcerten van beide heren.
Johnny Marr loste recent zijn derde échte soloplaat “Call
the comet”. In de jaren volgend op The Smiths stelde hij dus lang uit zélf muzikaal
het voortouw te nemen, veeleer koos hij ervoor in dienst te blijven spelen van
anderen (The The, Pretenders, The Cribs, Bryan Ferry,…). In Antwerpen stelden
we snel vast dat de basis van een Johnny Marr concert vandaag echter wel
degelijk zijn solowerk is waartussen uitstapjes worden gemaakt naar Marr’s verleden,
in hoofdzaak dat van The Smiths. De wortels van dat solo werk zijn onmiskenbaar
late jaren 70, begin 80, maar “Hi hello”, “Day in day out” en “Jeopardy” moesten
qua versheid niet onderdoen voor een krat tomaten op de Antwerpse vroegmarkt. Ook
de stand der dingen ontgaat Marr klaarblijkerlijk niet. Met een brede grijns
vroeg Marr of er Trump aanhangers in de zaal waren en “Bug” aan hen op te
dragen.
Omringd door een uitstekende begeleidingsband is deze Johnny
Marr dan ook geen belegen, met de eighties dwepend, vehikel maar een van
vitaliteit bruisende live-act die moeiteloos de competitie aankan met de jonge
honden van vandaag. Niet alleen het cool hadden gitarist James Doviak, bassist
Iwan Gronow en drummer Jack Mitchel gemeen met hun broodheer, ook het Smiths
materiaal dat met mondejesmaat de set werd binnen gevoerd - “Bigmouth strikes
again” als tweede, even later zelfs gevolgd door een fantastisch “The
headmaster’s ritual”!! - was bij hen in zéér goede handen. Meest verrassend
vonden we het op de laatste Smiths plaat (“Strangeways, here we come” uit ’87)
nog zwaar georkestreerde “Last night I dreamt that somebody loved me” dat
wonderwel in de Marr uitvoering overtuigend overeind bleef. Een tikkeltje
plagerig – U had onze reactie moeten zien… - pakte Marr wel uit met de
beginakkoorden van “This Charming Man” maar niet met de ganse song. Enige smet
van de avond.
Een concert lang bewees Johnny Marr in Antwerpen ook wat
voor een uitstekend gitarist hij wel is, én in één ruk daarmee ook één van de meest
gegeerde sessiemuzikanten. Elk nummer draait immers rond één uitstekende riff (“Easy
money”) of een wonderlijk riedeltje (“Spiral cities”). Marr past met zijn spelstijl
dan ook in een rijtje groten die bepalend geweest zijn voor een genre of, in het
geval van The Smiths, zelfs een tijdvak. Nummers met Marr erbij dragen immers onmiskenbaar
zijn stempel. Zo ook het werk dat hij onder de noemer Electronic met New Order’s
Bernard Sumner opnam. “Get the
message” had onmiskenbaar een nineties (Happy Mondays) randje maar “Getting
away with it” overspande beduidend méér decennia.
Dit concert verdiende om zo vele redenen een veel groter
publiek (minstens dat van “De Jeugd” erbij), zeker als u bedenkt dat onlangs
nog duizenden “There’s a light that never goes out” van The Smiths, vrijdag netjes
geparkeerd tussen de bissen, de Tijdloze zullen hebben ingestemd. De uitvoering
was ook zonder Morrissey in Antwerpen uitstekend en de samenzang die dat (wat mobide)
nummer teweeg bracht was van een immense schoonheid. Missie méér dan geslaagd
zagen we Marr denken.
Tuesday, November 27, 2018
Sam Fender Botanique/Brussel 25/11/18
De BBC bewijst met hun jaarlijks terugkerende lijst “Sound Of
(gevolgd door het lopende kalenderjaar)” al jaren dat ze de vinger nog steeds
stevig aan de muziekpols heeft. Het duwtje-in-de-rug dat voor debutanten
gepaard gaat met (het behalen van) de jaarlijkse longlist is vergelijkbaar met een fikse buffelstoot. Dit jaars laureate Sigrid viel, hoe sympathiek ook, wat buiten ons (muziek-) smaakcentrum
maar runners up als Jade Bird en Sam Fender
konden ons méér boeien. Bird viel ons in erg positieve zin op tijdens Rock Werchter
en Fender wouden we eergisteren bij de aftrap van zijn eerste échte Europese
toer in de Brusselse Botanique niet aan ons laten voorbijgaan.
In Fender’s kielzog toert het Londense APRE mee dat in de
Witlof Bar alvast niet voor een lege kelder aan de bak moest. Met frisse gitaren
en hoekige ritmes moeten ze wellicht “mama en papa” zeggen tegen Foals en
Coldplay waardoor een instant herkenbaarheid optrad bij het jonge volkje dat
vooraan had postgevat en best enthousiast reageerde op naar een festivalzomer
hunkerende songs als “Don’t you feel like heaven” en “All yours”. Het hield ook
ons alvast een half uurtje langer van de bar weg, geen geringe prestatie
(durven we zelf toegeven).
Dat Sam Fender nu al mag mee uitkijken naar die volgende festivalzomer is na zijn Brussels debuut een aan zekerheid grenzende
waarschijnlijkheid. Met zijn pas geloste “Dead boys EP” is Fender immers de te
plukken rijpe vrucht die op de rand van een grote doorbraak balanceert. Zijn zopas
beëindigde Britse toer verkocht immers sneller uit dan gele hesjes in een
Franse fietswinkel. Goed, voor de oversteek naar het vasteland diende de
gitarist naast hem ter elfder uur nog te worden vervangen wegens een
ongelukkige val, maar dat legde geen hypotheek op de zelfzekere sound waarmee Fender
zich in de Witlof Bar presenteerde. Sterker nog, podia van grotere omvang waren
er mee in opgenomen wat ons misschien wel bij de belangrijkste valkuil van deze
Sam brengt. Zijn songs hebben misschien té opzichtige stadionaspiraties terwijl
Fender, zo bewees hij in drie songs aan het einde van zijn concert, alleen op
gitaar nog het meest indruk maakte. Zelf maakte Fender ook zijn ambitie kenbaar
om in een grotere bezetting aan te treden maar voor ons is het ijzingwekkende “Leave
fast” met géén groot orkest te verbeteren dan hoe hij het eenzaam en alleen in
de Witlof Bar bracht en ons alvast een stevige krop in de keel bezorgde. Ook
het nieuwe “Use”, waarvoor volgens Fender in de studio met toeters en bellen
naar een definitieve vorm wordt toegewerkt, bleef in solo-arrangement méér dan
overeind. Daarmee liet Fender ook horen over een stevige dosis songschrijverstalent te beschikken want alle nummers van de man die in Brussel wél
zijn set maar nog geen officiële release haalden zijn ook meer dan de moeite waard.
Het naar latere Police knipogende “All is on my side” en “Blue Monday” trekken het
gemiddeld hoge singel-niveau dat Fender nu al enkele maanden aanhoudt (“Play god”, “That
sound”, “Start again” en zéér zeker “Dead boys”) geenszins naar beneden. Dat naar hoge zelfmoordcijfers (van jonge mannen) refererende “Dead boys” is
momenteel trouwens Fender’s signature
song. Met dat vleugje weemoed in zijn stem greep ook die song iedereen in de
Witlof Bar stevig naar de keel. Als tweede en laatste bis maakte Fender zich ook
nog Springsteen’s “Dancing in the dark” eigen en wie met zo iets overeind
blijft is van goeden huize, zo veel is zeker.
In Brussel verwonderde Sam Fender zich nog over het feit dat, na jarenlang proberen, hij dit nu “als job” mag doen. Hopelijk went
hij er snel aan want deze Brit zou de volgende maanden en jaren wel eens een
hoge vlucht kunnen nemen. En, indien niet, zijn we eergisteren toch maar mooi een
half concert op indrukwekkende wijze omver geblazen. Dat kunnen we van niet veel
debutanten die we ooit live gingen zien beweren.
Wednesday, November 21, 2018
Natalie Prass Botanique/Brussel 19/11/18
Natalie Prass – best uitgesproken met de ‘a’ als een vuile
‘è’ – bracht eerder dit jaar “The future and the past” uit, de opvolger van haar
veelbelovende titelloze debuut uit 2015. Jeugdvriend Matthew E. White zat
opnieuw achter de knoppen en hielp, naast nog een handvol andere co-auteurs, ook
bij het schrijven van de songs. Wij vielen alvast als een blok voor het met een
scheut seventies disco geïnjecteerde “Short court style” dat in mei de plaat,
als een eerste lentezon voor de aankomende zomer, voorafging. Ze mocht er toen
zelfs een fraaie sessie van afleveren bij Radio 1. Pas eergisteren kwam ze dan
eindelijk het ganse album voorstellen in een tot onze verbazing niet volgelopen
Rotonde van de Brusselse Botanique.
In het voorprogramma maakten we kennis met H.C. McEntire die
ons slechts gewapend met één gitaar en (onze ogen dicht) een stem die aan Dolly
Parton deed denken al snel tot luisteren dwong. Als het op Staten aankomt zijn
zij en Prass buren, McEntire alleen wat Zuidelijker (North Carolina). Muzikaal
neigt ze, in vergelijking met Prass, rchter méér naar country. Op haar begin dit
jaar verschenen album “Lionheart” zingt ze het spanningsveld tussen haar
(Zuidelijke) afkomst en haar geaardheid van haar af. De songs beklijfden net
iets te weinig maar McEntire’s indrukwekkende stem hield ons toch een half
uurtje in de ban.
Natalie Prass en band namen het podium in op de tonen van Sister
Sledge’s “We are family”, wellicht daarmee aangevend dat een stevige disco-beat
niet alleen in familiekringen maar vooral ook op een concert een geweldige
zegen kan zijn. Bij het gevaar af als een Janet Jackson pastiche te worden
bestempeld zette opener “Oh my” dat ook meteen stevig in de verf. Prass had
zich voor de gelegenheid als een soort lolita in glitterpakje gestoken wat als
een magneet werkte op de smartphones van (voornamelijk) mannelijke fans die
vooraan hadden postgevat. Voor u ons ermee confronteert: ja, we pleiten
schuldig. Prass, niet gehinderd door enige gêne, dartelde spontaan over het
podium en liet horen haar vorige passage in dezelfde zaal (maar vooral de
aanwezigheid toen van een Chi Chi’s restaurant in de buurt) nog niet vergeten
te zijn. Het op plaat wat dunnetjes aanvoelende “Never too late” transformeerde
door toedoen van haar uitstekende begeleiders, waaronder haar partner Eric
Slick achter de drums, tot een stevig uit de kluiten gewassen funk song. Dat
gold even zeer voor het dicht tegen (Nile Rodger’s) Chic aanleunende “Ain’t
nobody” en de singeltjes uit haar eerste album (“Bird of prey” en “Why don’t
you believe in me”) die daarmee een pak potenter klonken. Wanneer Prass haar
muzikanten halfweg de coulissen instuurde en achter de piano plaatsnam viel het
concert pardoes met “Far from you” (haar ode aan Karen Carpenter) in een andere
maar niet minder geslaagde, wat melige, sfeer. Opvallend ook: de gelijkenis
tussen haar en Carpenter, niet alleen qua uiterlijk maar zeker ook qua
stemtimbre, was treffend. Er loerde her en der wel wat camp en kitsch om de hoek – Prass doet met haar hoge en vaak nasale
stemgeluid ook snel aan Kylie Minoque denken – maar nummers als “Lost” bleven
gelukkig aan de goede kant van dat spectrum hangen. In dit opzicht verschilde
deze Prass dan ook van de vorige die we in dezelfde zaal drie jaar geleden
aantroffen: zelfzekerder, minder singer-songwriter, speelser, méér poppy en opzichtiger hengelend naar
bijval. “Sisters” – dé song van haar
laatste album met het meeste hit potentieel - droeg ze dan weer op aan voorprogramma
H.C. McEntire waarmee ze de afgelopen weken on
the road een band had gesmeed. In de bissen noteerden we nog het mierzoete
maar erg mooi gebrachte “It is you” dat een haast feeërieke sfeer blies in de
Rotonde. We konden dat best wel hebben met Kerst nu ook weer niet meer zό
veraf.
Natalie Prass mikte in de Botanique méér op de heupen dan op
het hart maar etaleerde desalniettemin op beide fronten haar grote klasse.
Alleen jammer dat die discobol hoog in de nok van de Rotonde maar niet aan het
draaien wou.
Sunday, November 18, 2018
Nothing But Thieves AB/Brussel 14/11/18
Het Vlaamse radiolandschap heeft zo zijn mysteries. Dat een
oorwurm als “Sorry” van Nothing But Thieves hier de ether nauwelijks heeft
gehaald is er alvast één van. Bijgevolg moest U het voorbije anderhalf jaar
streamen of langs Rock Werchter, de Botanique, TRIX of Pukkelpop passeren
indien u nader wou kennismaken met het tweede Nothing But Thieves album “Broken
machines”. De Britten, handelend in het soort emorock waar we doorgaans
veiligheidshalve met een boog rond lopen, onderscheiden zich van soortgenoten
door songs af te leveren die ook in gestripte vorm overeind blijven en hebben als niet
onbelangrijke succesfactor de uitstekende zanger en frontman Conor Mason in de
rangen. De man heeft charisma én – zet alle ramen open of er komen geheid scherven
van – een verbluffende stem. Die aantrekkingskracht vertaalt zich ook in significante
publieksaangroei. Na alle reeds genoemde kleinere zalen liep immers nu ook de
AB helemaal vol. Daartussen ook een vader met zoon wat het potentiële bereik
van Nothing But Thieves nog maar eens onderschrijft.
Niet één maar zelfs twee voorprogramma’s vergezelden Nothing
But Thieves in Brussel. Daarvan zagen en hoorden we enkel Deaf Havana. Een pak
overtollige decibels, véél opzichtige tattoos en clichématige poses van alle
groepsleden waren ons deel maar stonden in schril contrast met de kwaliteit van
het aangeboden songmateriaal (Bring Me The Horizon light, zoiets). Zonder dat laatste zal het, vrezen we, niet lukken om
in dit genre écht het verschil te kunnen maken.
The real deal was
vanavond dan ook zonder twijfel Nothing But Thieves die hun voorprogramma effe een serieus poepie lieten ruiken.
De groep knalde immers met veel méér subtiliteit dan die Deaf Havana uit de startblokken
om in “I was just a kid” en “Ban all the music” uiteindelijk op hetzelfde doel
af te gaan: een modern anthem mét hoge meebrul-factor katapulteren op een gewillig
live-publiek.
Een rookgordijn en nerveuze lichtshow – het stroboscopisch
effect terug van nooit echt weg geweest - zorgden voor spanning en opwinding
tegelijk in de AB terwijl de groep er een verschroeiend tempo op nahield door afwisselend
het beste uit hun twee albums te halen. Daarmee had die gevreesde dip 90
minuten lang geen schijn van kans en leverde dat procedé op twee strategisch
momenten (aan het einde van de reguliere set en als laatste bis) heel slim de
twee uitgesproken publiekslievelingen op. De groep had “Sorry” kunnen
stilleggen en moeiteloos laten overnemen door de ganse zaal maar deed dat niet
en “Amsterdam” zorgde voor de ultieme ontlading in de vorm van enkele moshpits.
Ook “Live like animals”, “Trip switch” en (uit het recent verschenen EP’tje met
nieuwe songs) “Forever and ever more” hadden stuk voor stuk die onweerstaanbare
riff in huis die het concert telkenmale een enorme boost gaf.
Mason liet éénmaal horen hoe “fantastisch” het publiek was
maar daar kon, als Mason héél eerlijk ware geweest, de AB eigenlijk niet voor
het volle pond aanspraak op maken. We misten af en toe een beetje méér
geestdrift in de zaal waar de groep op basis van hun geleverde prestatie toch aanspraak
op mocht maken. Dat er bissen gingen komen daar bestond volgens de zaal ook
zonder er om te roepen overduidelijk geen twijfel over. Iemand zou (voor een
concert heeft plaats gevonden) eens een slot moeten zetten op sites als ‘setlist
.fm’.
Gas terugnemen deed Nothing But Thieves slechts in beperkte
mate. Het eveneens in een piano versie beschikbare “Particles” en in You Tube
kringen zeker eens akoestisch te degusteren “If I get high” bezorgden de AB collectief
koude rillingen. Dat er in beide songs sporen van Keane en Radiohead te
detecteren waren is niets om moeilijk over te beginnen doen, integendeel. Het
benadrukt nog maar eens het huizenhoge potentieel dat in dit zichzelf naar
alsmaar groter succes toerend Britse vijftal huist. Gisteren trouwens officieel op de
affiche gezet maar na deze geweldige AB passage al zeker te tippen
tot de smaakmakers van de volgende Rock Werchter: deze Nothing But Thieves.
Tuesday, October 30, 2018
Fish Tivoli Vredenburg/Utrecht (NL) 28/10/18
Zondag draaiden we met z’n allen de klok één uur terug maar
wij gingen nog wat verder achteruit, meer bepaald naar het gezegende jaar 1987
waarin het Britse Marillion hun vierde album “Clutching at straws” uitbracht.
Wij trokken die dag immers naar het Nederlandse Utrecht om er de voormalige
zanger Fish (échte naam Derek William Dick) van de groep aan het werk te zien.
Met het oog op de heruitgave binnenkort van dat album (in een speciale editie)
toert de boomlange Schot momenteel Europa rond in het teken van die plaat.
Daar waar Fish binnenkort in ons land slechts éénmaal aan de
bak moet in het kleine Spirit Of ’66 in Verviers (op 16/11) onderstrepen 6
Nederlandse concerten, waaronder dit in de uitverkochte Ronda zaal van het
prachtige Tivoli complex, nog maar eens de populariteit van hem en zijn oude
band bij onze Noorderburen. Rock van de méér progressieve soort heeft immers sinds
mensenheugenis altijd al meer afzetgebied gevonden boven dan onder de moerdijk.
“Clutching at straws” was in '87 de opvolger van het
conceptuele “Misplaced childhood” dat in de vorm van “Kayleigh” zelfs
onverwachts internationaal hitsucces opleverde en van Marillion in 1985 in één
klap een grote naam maakte. The sky
leek lange tijd the limit te worden tot
de groep en Fish, opgebrand na vele hectische jaren, in ’88 elk hun eigen weg
gingen. Marillion vond in Steve Hogarth een opvolger en Fish doet sindsdien
solo zijn ding. Het conserveren van zijn rijk verleden bij Marillion is daar, getuige deze
concertreeks, een belangrijk onderdeel van geworden.
Met een vijfkoppige begeleidingsgroep achter zich trapte
Fish In Utrecht af zoals hij dat met Marillion ook deed destijds op de toer
voor “Clutching at straws”, met het imposante “Slainte Mhath” gevolgd door “Man
with a stick”, een song van het volgend jaar te verschijnen nieuwe album “Weltschmerz”.
Er zouden nog 3 nieuwe songs de revue passeren (waarvan het lange “Waverley
steps” ons nog het meest boeide) maar die slaagden er ternauwernood in om uit
de schaduw te komen van het succulente werk uit “Clutching at straws”. Zeggen
dat we die karakteristieke drumtoets van Ian Mosley of het magistrale
gitaarwerk van Steve Rotherey niet misten zou gelogen zijn maar het deed ons tegelijk
ook deugd dat Fish na al die jaren toch nog overeind wist te blijven zonder.
Zelf was hij dan ook de tekstschrijver die voor Marillion regels schreef die
tot op vandaag nog steeds tot onze favorieten behoren. “Chalk hearts melting on
an playground wall” (“Kayleigh”) of “On promenades where drunks propose to lonely
arcade mannequins” uit het in Utrecht vroeg gebrachte “Warm wet circles” om er
maar enkele te citeren. Het knappe artwork dat de plaat destijds vergezelde en foto’s
uit het Marillion archief wisselden elkaar af op het grote videoscherm en
zorgden voor dat extra toefje nostalgie die een avond als deze toch dient op te
wekken. Vocaal had Fish opvallend moeite met het ingetogener materiaal van de
plaat (“Warm wet circles”, “Sugar mice”) maar beter verging het hem in het
onheilspellende “White Russian” (over oprukkend antisemitisme) en het mooie “Torch
song”. Mede door inbreng van backing zangeres Doris Brendel (die met eigen band
ook het voorprogramma verzorgde trouwens) was ook “The Last Straw” een méér dan
behoorlijke reproductie van de machtige afsluiter die ook de plaat aan het
einde andermaal naar een hoogtepunt stuwt. Fish hoefde de ganse avond weinig
meer te zijn dan zijn ontwapende en grappige zelf om door Utrecht collectief in
de armen te worden gesloten. Met grappen rond het ouder worden (en hoe moeilijk
het geworden is om met pijnlijke knieën de rock-pose op een monitor aan te nemen)
en verhalen rondom de songs heen bewees Derek William Dick dat Fish, sinds de
hoogdagen met Marillion, al die tijd die innemende (podium-)persoonlijkheid
gebleven is. Een dubbele bisbeurt met het vooral bij Marillion-“Freaks” bekende
“Tux on” en het door de volle zaal enthousiast mee gescandeerde “Incommunicado”
besloten het concert dat in onze ratings een 10 voor nostalgie kreeg en een
mooie 7 voor het muzikale gebodene. Als we met zo’n cijfers op ons rapport in
1987 thuis bij vader en moeder kwamen waren we voor minstens drie dagen van een
opperbeste stemming verzekerd.
Nog één regeltje
die de thematiek van het album en onze avond in Utrecht mooi illustreert:
“So if you want my address - It's number
one at the end of the bar - Where I sit with the broken angels - Clutching at
straws and nursing our scars”. En toch hebben we genoten, daar hoeft
u niet aan te twijfelen.
Saturday, October 27, 2018
Gang Of Four De Kreun/Kortrijk 24/10/18
Bands als Franz Ferdinand en Bloc Party zijn er muzikaal
schatplichtig aan en ook Peppers bassist Flea, Kurt Kobain zowel als REM’s
Michael Stipe hebben het Britse Gang Of Four wel al eens als inspiratiebron
genoemd. Met onmiskenbare echo’s van de groep aanwezig in de muziek van TC
Matic, Red Zebra en zelfs Luna Twist maakten de Britten duidelijk ook school bij
ons. Gitarist Andy Gill is op vandaag nog het enige overgebleven lid uit de
vroege jaren 80 toen de band in opmars was en zijn legacy zoals vandaag bekend wist vast te leggen. Zanger Jon King
heeft de band, die inmiddels aan zijn tweede reünie toe is, in 2012 verlaten en
werd op zijn beurt vervangen door John Sterry; een wissel die op sociale media
onder die hard fans tot op vandaag
nog steeds aanleiding geeft voor héél wat polemiek.
De Kortrijkse Kreun was slechts half volgelopen voor dit
concert en mocht als aperitief een half uurtje cold wave tot zich nemen van het West-Vlaamse Vaal. Tussen een
laagje toetsen en één gitaar zong Arjen Verswijfelt met een mistroostigheid die
ons herfstgevoel alleen maar deed versnellen. Wij hebben het doorgaans liever
ietsje lichter van toonaard maar de zaal kon hun provinciegenoten wel smaken.
Ook sneller dan ons lief is trokken we bij Gang Of Four
terug naar de bar om er wat oordoppen op te halen. De groep zette in Kortrijk
van bij de start immers vooral in op volume om te overtuigen. Dat zorgde (zonder
doppen) voor pijn aan de oren bij het hoekige “History’s not made by great men”
waarin gitaarklanken zaten die Belpop icoon Jean Marie Aerts destijds ook
kwistig in het rond strooide. Ook “I parade myself” – een overheerlijke baslijn
nochtans - was op onaangename wijze voelbaar tot in de betonnen vloerplaat van
de zaal. Gill, een man van leeftijd maar nog steeds (zichzelf presenterend) met
een attitude, viel op naast de jonge
snaken die zich vol overgave op heel wat songs uit debuutplaat “Entertainment!”
stortten. Gek eigenlijk om te beseffen dat ze wellicht amper de pampers waren
ontgroeid (of zelfs niet geboren) toen nonkel Gill er al furore mee maakte. Qua agressiviteit kon het concert aldus wel
tellen - de songs liggen stuk voor stuk op een bedje van nijdigheid - al werd die
bij ons vooral uitgelokt door het geflirt met te hoge decibelnormen. Dat stond ons alvast het genieten van hun “Damaged goods” stevig in de weg. Ook “I love a man in
uniform”, voor velen de archetypische song van deze post-punk pioniers, had in
dit opzicht duidelijk wat te veel kleren aan. Aan alles voelde je in
de zaal dat het concert niet echt van de grond kwam al waren ook wij de
slogantaal vervat in “To hell with poverty” (we’ll get drunk on cheap wine!) best
wel genegen. Zelf met een CARA pils variant als het moet.
Hoe groot het genoegen ook was om de voorbije dagen via
Spotify songs uit hun voortreffelijke backcatalogue
boven te halen, live werden ze té luid allemaal de nek omgewrongen waardoor het
concert dat deze Gang of Four in Kortrijk gaf er één zal zijn dat snel tussen
de plooien van deze blog zal verdwijnen. Damaged
goods waren het eigenlijk allemaal, jammer genoeg in letterlijke zin.
Saturday, October 20, 2018
The Analogues De Roma/Antwerpen 19/10/18
Qua timing kan het tellen: volgende maand is het precies een
halve eeuw geleden dat “The White Album” van The Beatles het levenslicht zag en
net nu zet het Hollandse collectief The Analogues dat album (dat eigenlijk niet
eens een titel meekreeg maar gemakshalve als de “Witte” wordt benoemd) op hun
programma. Voorheen hadden ze al “Magical Mystery Tour” en “Sgt. Peppers” ter
hand genomen en beide albums (analoog) in hun geheel naar een podium weten om
te zetten, een prestatie waar binnen en buitenlandse pers al lovend had over
geschreven. Met covergroepen – we moeten daar niet omheen trachten te manoeuvreren
– is het bij ons er op of eronder. Maar, als we onze oude helden in het live
circuit geconserveerd willen zien, zal het op deze manier moeten. Een inzicht
dat bij ons eigenlijk al was ingetreden toen we ons jaren terug The Australian
Pink Floyd Show lieten welgevallen.
In de rangen van The Analogues vind je muzikanten die stuk
voor stuk een indrukwekkende staat van dienst hebben in de Nederpop. In de
aanloop naar deze “White Album”-tour trokken ze ook nog Felix Maginn aan om de
met gehoor problemen kampende Jan Van der Meij (ex-Vitesse en Powerplay) te
vervangen. Maginn, een Noord-Ier by the
way, is naast frontman van het voornamelijk in Nederland bekende Moke ook
notoir Beatle liefhebber, of wat had u gedacht. Achter de drumkit zit Fred
Gehring die als oud bestuurslid van kledingmerk Tommy Hilfiger uit een gans
andere hoek komt. “Op een dag vind je de job van je leven… en ben je weg”,
zoiets wellicht.
De Roma was vrijdag alvast tot in de nok gevuld om met deze trip down memory lane het weekend in te
zetten. Velen zullen wellicht blindelings hebben geboekt nadat de groep zowat
een jaar geleden dezelfde zaal al had aangedaan met hun “Sgt. Peppers”-concert.
In het publiek was het bemoedigend om te zien dat meerdere generaties, zelfs in
één en hetzelfde gezelschap, vertegenwoordigd waren. Het hoeven hiervoor dus niet
altijd Studio 100 Spektakel Musicals te zijn. Het concert volgde getrouw de
plaatvolgorde wat alvast met “Back in the USSR” een gezwinde opener opleverde.
Meteen voelde je de getrouwheid van de kopie aan het origineel want het instrumentarium
waarmee de groep aan de slag gaat moet bij The Analogues immers van zelfde makelij zijn als 50
jaar terug. De kern van de groep bestaat uit 5 leden maar om de Beatles in full te kunnen uitvoeren breiden The
Analogues zo nodig uit tot 16 leden. Strijkers, blazers, extra percussie,
stemmetjes, handgeklap… ieder detail wordt door een mens van vlees en bloed de
show binnengebracht. Visueel wordt het geheel van clips voorzien die boordevol
leuke animaties zitten. Het openingsbeeld was een collage van allemaal
gefotografeerde hoezen van die “Witte”, met zichtbare sporen van vele jaren verblijf in in de platenkast of
die koffiespatten er nog op. Bijzonder was echter te weten
dat The Beatles zelf deze songs nooit live hebben gebracht en Felix Maginn “Glass
onion” en “Happiness is a warm gun” dus op zijn beste Lennons voor het eerst naar
buiten mocht brengen én dat ook voortreffelijk deed in De Roma. John zou er
tevreden mee zijn geweest. Ook niet minder dan geweldig was het van George Harrison
bekende “While my guitar gently weeps” (die solo!), het mooie “Blackbird”, “Why
don’t we do it in the road” (over copulerende aapjes) en na de pauze (voor de vinylfanaten onder U) de hele
kant drie met
een verschroeiend “Yer blues”, het lieflijke “Mother nature’s son”, dat
ondeugende “Sexy sadie” en – onze nekharen rechtop maar Ringo destijds met “blisters” op zijn vingers – “Helter
Skelter”. Het uit een geluidscollage bestaande “Revolution #9” dat nauwelijks
een songstructuur bevat kreeg van The Analogues een mooie beeldcollage mee
terwijl ze zich in de coulissen wat konden opwarmen voor “Good night”, de
afsluiter. In classic 4-piece opstelling kregen we als toegift nog een triootje jonge
Beatles (type “I want to hold your hand”) waarna besloten werd met alle
muzikanten in een perfect “All you need is love”.
Met een ongeziene stijlvariëteit legde die “Witte” vast welk
immens talent in The Beatles huisde. Daarmee zijn zij voor ons dé groep waar
alles naar terug te brengen is en is deze “Witte” dé plaat die als eerste onze
valies ingaat voor dat verblijf op een onbewoond eiland. Nu nog hopen dat we er
een platenspeler aantreffen of het wordt wachten tot ook deze fantastische Analogues met hun hele hebben en houden aanspoelen. Hopelijk kunnen we voor onze
afreisdatum toch hier eerst nog hun volgende tour rond “Abbey road” en “Let
it be” meepikken (te verwachten in 2019).
Sunday, October 07, 2018
Paul Weller Het Depot/Leuven 5/10/18
Paul Weller, oud Jam en Style Council frontman, is inmiddels
ruim een kwart eeuw een gevierd soloartiest. Teren op oude successen lijkt voor
de man uit Woking, een Londense voorstad, duidelijk nog geen optie want met
“True meanings” heeft hij nauwelijks een goed jaar na “A kind revolution”
alweer een nieuwe plaat uit. Daarop songs die de voorbije jaren, op voorgaande
platen , niet echt een plek vonden en nu wonderwel allemaal op één nieuw album
passen. De sfeer op die “True meanings” is intimistisch, het karakter pastoraal
en de klankkleur overwegend akoestisch met ook heel wat strijkers. James, vergeet die nazomer, steek
het haardvuur maar aan!
Op de site van het Leuvense Depot waar Weller vrijdag een
stop maakte viel in de aankondiging niets te lezen van die nieuwe plaat. Hun
web-personeel maakte slechts een verwijzing naar het vorig jaar uitgebrachte “A
kind revolution” terwijl het voor deze avond wél degelijk de bedoeling was om de
aandacht te richten op zijn jongste worp. Beetje misleidend misschien voor
mensen die met andere verwachtingen naar Leuven waren afgezakt. Voor het
merendeel van het wederom trouw opgedaagde Weller legioen zat, te horen aan het
applaus, echter niets in de weg om de Modfather – jawel, er zijn nog zekerheden
– alweder eigenzinnig zijn ding te zien doen.
Weller zette zich voor opener “One bright star” achter de
piano maar vertoefde quasi de ganse avond gezeten op een barkruk tussen zijn
muzikanten die normaliter deel uitmaken van zijn full electric band maar
nu dus hun broodheer volgen in een méér akoestische benadering. Dit bleek
meteen ook dezelfde opstelling als waarmee dit voorjaar een gesmaakte beurt
werd gemaakt in de jubileum-editie van het BBC programma “Later with Jools
Holland” waarin Weller doorheen de jaren ook de vaakst geïnviteerde gast was.
Voor een man die met punkgolven omhoog is geklommen straalde dit concept een
rust uit die zichtbaar ook in de man zelve is neergedaald. Nooit zagen we
Weller immers zo relaxed als nu.
Eigenlijk beklemtoont Weller al vijf decennia lang dat hij
niet voor één genre te vangen is, al zien fans van het eerste uur hem wellicht
het liefst vlammen als vanouds. Die laatsten kwamen dus bedrogen uit toen in Leuven
drie kwart van die nieuwe plaat geflankeerd werd met ouder werk dat
voor de gelegenheid op dezelfde intimistische manier bewerkt was. Gloedvolle
uitvoeringen van “Glide”, “What would he say” en “Gravity” wisselden af met
oude Style Council (“Have you ever had it blue” dat in zijn originele Bossanova
jasje stak) en het van de Jam bekende “Boy about town” dat zich, helemaal
verbouwd, nog het minst van allemaal aangepast wist aan zijn nieuwe versie. Dat
verging het uit “Setting sons” (1979!) geplukte en erg verrassende “Private
hell” en “Tales from the riverbank” een stuk beter. Ook het bol van weemoed
staande “Man of great promise” (nog eens Style Council) greep stevig naar de
keel. Deze Weller light moest op dat
punt niet onderdoen voor de angry young man die we kennen van weleer. Het
nieuwe werk uit die “True meanings” zette zich meesterlijk naast de oude
classics en dat zegt veel over de kwaliteit die Weller op zijn zestigste nog aan
de dag legt. Tijdloos is het best passende adjectief dat we kunnen bedenken bij
songs als “The Soul searchers”, “Mayfly” en “Movin’ on”, al zullen ze stuk voor
stuk – hoe goed ook in Leuven – straks nog een pak mooier klinken als Weller
tweemaal de Londense Royal festival Hall zal aandoen vergezeld van een symfonisch orkest. Het Depot moest het
jammer genoeg stellen met strijkers uit het doosje. Gelukkig dat “Wild wood”
en het knappe “Strange museum” en “Amongst butterflies” (allen uit zijn
beginjaren als soloartiest) daar minder last van hadden. Zeker die eerste
vertoonde overigens nog het meeste verwantschap met alles van die “True meanings”.
In Leuven maakte Paul Weller onze overtuiging alleen maar groter dat wanneer we straks de winter in gaan zijn “True meanings”
méér dan welke andere plaat die we dit jaar gereleaset zagen onze compagnon zal zijn. Of
hij zijn songs nu akoestisch of elektrisch verpakt, aankomen doen ze immers altijd.
Saturday, September 22, 2018
Saxon AB/Brussel 19/09/18
Een beetje muzikale geschiedschrijver kan niet om de new
Wave Of British Heavy Metal (NWOBHM) heen. In de tweede helft van de jaren 70 gingen
over het kanaal bands als Diamond Head, Tygers Of Pan Tang, Angel Witch en Samson
de concurrentie aan met de stevig in opmars zijnde punk groepen. Van enig
broederschap was toen nog geen sprake, genres stonden nog letterlijk lijnrecht
tegenover elkaar. De succesvolle vaandeldragers uit die gulpende golf aan
Britse metal bands waren destijds ongetwijfeld Judas Priest, Def Leppard, Iron
Maiden en Saxon. Die laatsten zijn exemplarisch voor zowel opgang als verval
van die NWOBHM. Na een bloeiperiode begin jaren 80 hield de groep zich bij
gebrek aan degelijk plaatwerk jarenlang overeind met een onberispelijke
livereputatie. In de Graspop statistieken vind u Saxon dan ook niet toevallig
tussen de recordhouders wat het aantal boekingen betreft.
In het kielzog van Saxon waren ook FM (vervangers voor het
eerder geafficheerde maar zieke Y&T) en Raven mee te gast in de Brusselse
AB. Door een genadeloos vroeg startuur misliepen we Raven maar voor FM hadden
we, net als verrassend veel anderen, toch tijdig de concertzaal bereikt. De Britten
mochten zich late jaren 80 enkele maanden de
next big thing wanen maar met hun op Amerikaanse leest geschoeide gladde
rock waren ze al even snel weer van de radar verdwenen. Met het risico te
worden afgedaan als een anachronisme kwam de groep nog behoorlijk fris voor de
dag in de AB. Zanger Steve Overland bleek nog steeds over zijn gouden stem van
weleer te beschikken en songs als “Bad luck”, “Tough it out” en “That girl” gingen
er Van Halen gewijs toch nog vlotjes in.
Met 3 platen in 2 jaar tijd was Saxon’s legacy in 1981 al gemaakt. “Wheels of steel”, “Strong arm of the
law” en “Denim & Leather” behoren zondermeer tot het beste wat het genre
ooit heeft voortgebracht. Dit trio platen mag wat ons betreft dan ook op gelijke hoogte worden geplaatst met de eersten van Maiden, net als dat “The eagle has landed”, even goed als
“Life after death” eigenlijk, een live-registratie is waarvan tot op vandaag
onze luidsprekers nog steeds vuur vatten. Daar kan wat ons betreft geen
“Thunderbolt”, Saxon’s laatste en 22e plaat in hun bestaan, tegenop.
Niettemin lieten we ons het werk daaruit in de AB welgevallen. Alle vertrouwde
ingrediënten die het genre maken tot wat het is waren immers ook in dat nieuwe
werk in gelijke delen aanwezig maar voor the
real deal was het toch wachten tot song nummer 4 op het menu (“Motorcycle
man”). De warme ontvangst die de groep van bij de start te beurt viel in de AB
ontlokte bij zanger Biff Byford, 67 intussen, een grijns tot ver achter de
oren. De groep had klaarblijkelijk weinig moeite om in Brussel met nog maar
eens een nieuwe Europese toer gestart, onder stoom te komen. Gitaartandem Paul
Quinn en Doug Scarratt kweten zich met overgave
van hun taak, bassist Nibbs Carter toonde headbangend hoe het moest en bij oudgediende
Nigel Glocker, verstopt achter een immense drumkit, was van gevreesde ouderdomsverschijnselen
geen sprake. Op een eerdere Brusselse doortocht hebben we nog een adelaar weten
hangen in het dak van het podium, dit keer moest een heuse backdrop van de
laatste Saxon hoes en wat rookmachines als enig showattribuut volstaan. Biff
vroeg tot 2 maal toe aan de AB of het goed klonk en uit het luide antwoord dat
terugkeerde was naar ons aanvoelen alleen maar eensgezindheid af te leiden. Of
het luid genoeg was, daar waren de meningen wellicht wat uiteenlopender. Die
“Solid ball of rock” kwam in ieder geval heerlijk hard aan en ook hun “Dallas 1
PM” (over de moord op Kennedy) rekenen we tot de absolute hoogtepunten van de
avond. Naar het einde toe kwamen de oude classics zoals verwacht alsmaar korter
op elkaar de set binnen. De groep kan dan ook wellicht geen concert besluiten
zonder “747 (Strangers in the night)”, het onverwoestbare “Princess of the
night” of – dan zaten we al in de bissen – “Wheels of steel” en “Denim &
Leather” te hebben gespeeld. Een fan op de voorste rijen die zijn
jacket tijdens dat laatste nummer aan Biff had uitgeleend kreeg het even
later gesigneerd terug.
Op onze checklist van wat nu een goed metal concert maakt
stond voor deze Saxon na afloop alles vet aangevinkt. Van welke old school legering de groep ook moge
zijn, er was geen spoor van roest te bekennen in de AB.
Sunday, September 16, 2018
Jonathan Wilson TRIX (Club)/ Antwerpen 13/09/18
U vroeg zich al af waarom die laatste Roger Waters zo Pink
Floyd-proof klonk? Wel, dat komt mede
door de aanwezigheid van producer en multi-instrumentalist Jonathan Wilson die tijdens
de laatste Waters concerten in Antwerpen trouwens ook deel uitmaakte van diens
begeleidingsband. Wat wellicht weinigen in de zaal toen wisten is dat Wilson
ook al 3 titels lang zijn ziel en zaligheid (en centen, lazen we ergens in een
interview) stopt in plaatwerk onder eigen naam. Een beetje Floyd is daarop nooit
ver weg maar op het dit jaar verschenen “Rare birds” leunt Wilson in enkele
songs ook wel erg dicht aan bij The War On Drugs. Laat dat laatste groepje hier
ten lande een groot succes zijn maar deze Wilson, getuige een bescheiden
gevulde TRIX Club in Antwerpen afgelopen donderdag, nog niet. ‘Jammer’ moeten
we er eigenlijk aan toevoegen want het concert had veel fraais in de aanbieding.
Wilson toerde tot voor enkele weken nog met Roger Waters
maar sloot begin september haast naadloos aan met nog een reeks concerten onder
eigen naam. Beetje onverwachts toch dat we tussen het handvol data, na de AB
Club eerder dit jaar, nog eens een tweede maal ons land aan troffen. Het concert werd net als in Brussel
opgehangen aan Wilson’s laatste plaat – lelijke hoes dat wel maar top van begin
tot einde – waaruit Wilson eerst ruim een half uur songs putte. Dat ging van
het openlijk met T-Rex flirtende “Trafalgar square” over het prachtige “Me”
naar “Over the midnight”, de eerste singel die begin dit jaar uit het album
werd gelost. De War On Drugs indachtig was die laatste in Antwerpen alvast een stevig
schot voor de boeg (Hebt u hem? Haven, cocaïne,… voor de boeg…). Wilson
bestempelde in die context zijn eigen folk-rock trouwens ook als een soort
“dope” waarmee hij “dealt”. Gelukkig dat de burgervader van t’Stad niet in de
zaal aanwezig was of er hing Wilson een GAS boete boven het hoofd voor het
publiekelijk declameren van dergelijk verwerpelijk taalgebruik.
“Living with myself” kabbelde een beetje te lang voort maar
met “There’s a light” waaide er opnieuw een frisse popwind door de TRIX Club. Lekker
opgewarmd tegen dan schakelde Wilson zijn flower power modus in voor een
overheerlijk “Dear Friend” en “Desert Raven” waarvoor de prijs “Het mooiste
gitaarmotiefje” van de avond werd uitgedeeld. Wilson etaleerde op dit punt in
de set uitgebreid zijn gitaarvirtuositeit en verwees, bij een gebroken snaar,
vol bewondering ook naar de man op zijn T-shirt (Stevie Ray Vaughan) die
volgens de legende op zo’n dikke snaren speelde dat ze voor prikkeldraad konden
dienen. “Sunset Blvd” en het Beatlesque “Myriam Montegue” brachten vervolgens terug
wat intimiteit in de set maar gaven helaas ook gezellig keuvelende toeschouwers
achteraan in de zaal opnieuw alle ruimte. Het was wachten op “Loving you”
(ongewild moesten we hier zelfs wat aan de eighties Chris Rea denken) en vooral
de Fleetwood Mac cover “Angel” (uit het Bob Welch tijdperk) om iedereen terug
bij de les te krijgen. Met een onversneden Elton John akkoord zette Wilson nog het
knappe “49 Hairflips” in om dan te besluiten met het meezingbare “Moses pain”.
De grootse finale van de avond zat in bis “Valley of the silver moon” dat in
een lange en uitgesponnen versie geen seconde verveelde.
Versterkt met zangeres Noami Ludlow (aka Ny Oh), die met
support Davey Horne ook samen een knappe John Martyn cover bracht trouwens, presenteerde
Jonathan Wilson zich in TRIX met een vollere live-sound dan in Brussel eerder
op het jaar het geval was. Voor meer speeltijd (een klein half uurtje) boette
het Antwerpse concert wel een beetje aan spankracht in; volledig te negeren detailkritiek eigenlijk
op een méér dan fijne concertavond.
Saturday, August 11, 2018
Lokerse Feesten dag 8 10/08/18
Ooit begonnen in de marge van de jaarlijkse zomerkermis zijn
de Lokerse Feesten inmiddels ruim veertig jaar later uitgegroeid tot een
10-daags muziekfestival dat qua headliners stilaan op gelijke hoogte komt met
de grote zomerafspraken hier ten lande.
Zo zou Kasabian lang toch niet hebben misstaan op Pukkelpop of Werchter
als afsluiters in de Marquee of The Barn? Tel in het geval van hun Lokerse
passage daar dEUS en Manic Street Preachers als opwarmers bij en ook nu weer waren
we een avond lang, zelfs voor geen kermis, van de Grote Kaai in Lokeren weg te
krijgen.
De achtste festivaldag werd in het gezelschap van een
bescheiden aanwezige avondzon op gang getrokken door Warhaus (❷). Net als op Crammerock vorige zomer botsten we ook nu
weer op de inwisselbaarheid van songs tussen het nevenproject van Maarten Devoldere
en Balthazar, het Kortrijkse collectief dat hij samen met Jinte Deprez (alias
J. Bernardt) heeft groot gemaakt. Met more
of the same en Devoldere’s hypnotiserende timbre traden halfweg set onze
geeuwspieren bij Warhaus jammer genoeg in werking, iets wat ons tot nog toe bij
Balthazar niet was overkomen.
De Britpoptaart van deze avond werd na Warhaus aangesneden
door Manic Street Preachers (❸),
een trio uit Wales dat ooit een kwartet vormde met de al ruim 20 jaar spoorloos
verdwenen Richey Edwards. De hoogdagen van The Manics liggen al even achter ons
maar dat weerhoudt de groep er niet van leuke platen te blijven maken (laatst nog die “Resistance is futile”) en live steevast bovengemiddeld te presteren. Het helpt
ook dat er uit hun oeuvre een best of
te puren is waar eigenlijk de rest van het deelnemersveld van deze avond
nederig het hoofd moet voor buigen. Openen met “Motorcycle emptiness”, de song
die hen ten tijde van hun debuut in ’92 meteen een ticket voor de eeuwigheid
bezorgde, was een statement dat kon tellen. De overbodige Cure-cover “Inbetween
days” was de enige smet op een uitstekend concert waarvan een met live-trompet
gebracht “Kevin Carter” en het felle “Motown Junk” als hoogtepunten ons boekje
in gingen. Lokeren bedankte
met samenzang tijdens slotsong “If you tolerate this then your childeren will
be next”.
dEUS (❹)
heeft met Bruno De Groote een opvolger beet voor Mauro en presenteert zich deze
zomer opnieuw aan het publiek. Op TW Classic (lazen we) zat dat nog niet
helemaal als gegoten maar in Lokeren speelden de Antwerpenaren een beresterk
concert dat vanaf de eerste noot (“If you don’t get what you want”) gensters
sloeg. De Groote kan op het zicht af doorgaan voor uw dagblandhandelaar van om
de hoek – in Zingem om precies te zijn (@JurgenMagerman!) - maar heeft gouden
vingers waarmee hij zowel de weerbarstige partijen (“Sun Ra”) als de meer
lieflijke motiefjes (“Little arithmetics”) losjes uit de pols schudt. Ook de
overige bandleden speelden samen, aangevuurd door een verbeten Barman, het
beste dEUS concert dat we sinds jaren van de groep hebben gezien. Als deze
Lokerse flow zich in het najaar ook
doorzet in de studio belooft het ook op plaat een straffe wedergeboorte te
worden van Antwerps’ finest.
Kasabian (❷½)
had het na een (wat onverwachts) sterk dEUS over de kaap van twaalf uur niet onder de markt om het plat
geregende plein, dat half leeg was komen te staan, aan de praat te houden. Met
een gezwinde start (“Ill Ray”, “Underdog”) leek de tandem Meighan-Pizzorno – 2
frontmannen voor de prijs van 1 - daar aanvankelijk met de vingers in de neus
te zullen in slagen maar naarmate het concert vorderde verslapte toch de
aandacht. Met een hoorbaar ingehouden PA grepen “Club Foot” en “Empire” ons ook
minder bij het nekvel dan ze dat bij eerdere gelegenheden wel deden. Ook aan de
nummerkeuze leek er iets te schorten. Lokeren had duidelijk niets gemeen met
het lange “Treat” en “Stevie” (allebei uit het vorige “48:13”) en zat
overduidelijk te wachten op “oudjes” “L.S.F.”, “Vlad The Impaler” en “Fire” om opnieuw
het beste van zichzelf te geven. In het gokkantoor hadden we vooraf 4 sterren
ingezet op het zootje ongeregeld uit Leicester, een inleg die we in de Lokerse
nacht gaandeweg zagen verloren gaan.
Labels:
dEUS,
Kasabian,
Lokerse Feesten,
Manic Street Preachers
Wednesday, July 25, 2018
The Scabs + Dewolff Kneistival/Knokke-Heist 22/07/18
Geen idee hoe dat bij u zit maar wij hebben af en toe graag ons
festival nog eens gratis. Op het Heldenplein in Knokke-Heist wordt naar
jaarlijkse gewoonte 6 dagen lang in juli Kneistival gehouden en U mag er donder
op zeggen dat daar steevast enkele interessante namen tussen zitten die de
verplaatsingsonkosten om tot in Heist te geraken – liefst met openbaar vervoer,
dat spreekt voor zich - zeker rechtvaardigen. Voor deze jaargang hadden we onze
zinnen gezet op hun afsluitende avond met in volgorde Danny Blue & The Old
Socks, het Nederlandse Dewolff en The Scabs.
De jonge snaken van Danny Blue (de drummer) & The Old
Socks (de rest) kregen de ondankbare taak om een nagenoeg leeg plein in de
stemming te brengen. Het siert hen dat ze beleefd bleven en wellicht met gratis
drank in het vooruitzicht voor de rest van de avond niet meteen de gitaren aan
de wilgen hingen. In onze gehoorgangen was het drummen geblazen met veel
(Britse) indie-referenties. In het repetitiekot zal al eens naar een plaat van
The Smiths geluisterd worden en dat is goed om nog wat te groeien en het niveau
van songs als “Venice Belgian” nog wat op te krikken.
Dat Danny en, geen oude maar wellicht door de hitte…, zijn
bezwete kousen zich in Heist ook outten als fans van Dewolff kon alvast op onze
appreciatie rekenen. Hier ten lande zouden dat er meer moeten doen want dit
trio is live een kolfje naar de hand van iedereen die zijn rock graag
seventies-style opgediend krijgt. Met een orgeltje dat draait alsof de man die
ze bedient (Robin Piso) met grootste onderscheiding aan de Jon Lord academie is
afgestudeerd en de gebroeders Van de Poel die respectievelijk op gitaar en
drums hun passie voor classic rock belijden werd ook in Heist, net als tijdens
onze vorige ontmoeting met de heren, een heerlijk stomend setje afgeleverd.
“Time flies in Heist” zei zanger/gitarist Pablo net voor we bij slotnummer
“Don’t you go up the sky” van enthousiasme haast (letterlijk) van de grond gingen.
Dit trio verdient het van een (festival-)divisie hoger te gaan spelen. Sterker
nog: het is misdadig als hen dit in Vlaanderen wordt ontzegd.
The Scabs hebben momenteel hun veertigste verjaardag te
vieren. Verder dan Diest reikte in 1978 de actieradius van Guy Swinnen en co. echter
nog niet want de vlucht vooruit kwam er pas in 1983 met de mini-LP (voor de
jongeren onder ons: de eerste 5 nummers die een band op Spotify plaatst)
“Here’s to you gang” en Herman Schueremans die hen dat jaar de openingsspot op
Torhout-Werchter aanbood. Voor het Heldenplein was het dan ook wellicht
verrassend te horen dat met uitgerekend 2 nummers uit dat gezegende jaar het
concert in een old school 4-mans
bezetting erg overtuigend uit de starblokken schoot (“Is this life?” en “Trapped
by the rain”) om erna met een toetsenman, backing zangeres en extra gitarist het
muzikantenbestand uit te breiden tot een Scabs XL uitvoering. Zo scherp de
groep de avond aanving, zo scherp ging het zevental de daaropvolgende 70
minuten door met een slimme dwarsdoorsnede uit de Scabs catalogus waarbij geen enkele
sleutelsong ontbrak (“Matchbox car”, “Halfway home”, “Hard times” en “Robbin’
the liquor store”). Dat daarnaast zelfs werk uit hun laatste, wat stilletjes
gepasseerde, plaat “Ways of a wild heart” uit 2015 schitterde zegt veel over de
bloedvorm waarin deze jarige Scabs zich bevinden. “High tide” mag dan al een
Neil Young afleggertje zijn en die “Turn it up” klinkt als een veredelde
Stones B-kant, live werd dat gebrek aan originaliteit ruimschoots
gecompenseerd. Het leek ons in Heist alsof voor deze lustrumconcerten de groep sterker dan ooit voor de dag wou
komen. Scabs monument Willy Willy moet zelfs een jonge hond als David Piedfort op
gitaar naast zich dulden die het groepsgeluid een stevige scheut adrenaline
toedient en er zo voor zorgt dat The Scabs anno 2018 allerminst voor belegen
rockers moeten worden afgedaan. Doe er komende maanden, met nog enkele festivals en (vanaf 2019) de culturele centra te gaan, uw voordeel mee; die kaap van veertig zorgt overduidelijk voor vernieuwde energie en deze
Scabs worden het, net als U, immers maar één keer.
Monday, July 23, 2018
Jasper Steverlinck Boomtown (Opera)/Gent 21/07/18
Waar vroeger publiek van de Gentse Feesten ook even halt
hield op Boomtown is sinds enkele jaren het festival zelf méér een reden op
zich geworden om in die 21e juli week af te zakken naar de Gentse
Kouter. Ook het (betaald) toevoegen van de aanpalende zalen (Opera en
Handelsbeurs) aan het festivalparcours is een stap waar publiek enkele jaren
geleden de organisatie is in gevolgd. Na Adamo en Suzanne Vega eerder op de
week stond op onze nationale feestdag Gentenaar Jasper Steverlinck op het
programma van de Opera, ook voor hem een adembenemend mooie locatie wellicht om
te mogen in aantreden.
Aan een introductie van Steverlinck hoeven we hier wellicht
niet veel woorden te besteden. Zijn successen met Arid en ook solo zijn bekend.
Gezien het fenomenale stembereik dat in de man huist leek niets Steverlinck te
zullen weerhouden van internationaal succes maar verwoede pogingen draaiden tot
dusver op niets uit. Met succesproducer Jake Gosling (Adele, Ed Sheeran) onder de arm trok hij voor
een zoveelste poging vorig jaar diens Londense studio in maar… , en dat siert
hem, met beats als glijmiddel voor zijn songs kon Steverlinck niet leven waarop
hij met lege handen, én een dure rekening voor Gosling, uit de Britse hoofdstad
terugkeerde. Het songmateriaal dat op de plank klaarlag behoefde echter een
méér stripped-down approach wat een
man van bij ons (Jean Blaute) beter begreep. Met hem als producer leidde
dat uiteindelijk tot zijn fantastische 2e solo plaat, het dit
voorjaar uitgebrachte “Night prayer”. We kunnen mis zijn maar dit zou wel eens
de plaat kunnen worden waar Steverlinck nog lang voor zal worden herinnerd.
De toer die Steverlinck rond die nieuwe plaat doet leidt hem
momenteel langs uitverkochte zalen. Voor dit Boomtown concert was dat in de
Gentse Opera niet anders. Het “opnieuw in de markt zetten” van de voormalige
Arid frontman miste met het Warmste Week lied “Here’s to love” – ook een voorloper
van die nieuwe plaat dus - en zijn deelname aan het VTM programma “Liefde voor
muziek” duidelijk zijn effect niet. Slechts geflankeerd door één toetsenman en
een strijkerskwartet koos Steverlinck ook live voor een minimale opsmuk.
Presentator Jan Douwe Kroeske van het legendarische ‘2 Meter Sessies’-programma
van de Nederlandse radio verwittigde in zijn introductie dat we erg zouden
worden geraakt door deze intieme Steverlinck maar dat gebeurde niet als bij
toverslag toen het concert, weliswaar niet onaardig van start ging met “Sad reminders”. Ook “Here’s to love”, dat net
als een nummer dat de plaat niet had gehaald (“Love will find you”) vooraan in
de set zat, kregen dat nog niet voor elkaar. Pas bij “Color me blind” – een
wereldnummer! – rolden de rillingen voor het eerst rijen dik over onze rug. Gezeten
hoog boven in de Opera – het vierde balkon – had Steverlinck ons vanaf dan te
pakken. Hij liet niet meer los. Dat hij ooit nog het werk van Niels
Destadsbader zou ter hand nemen, die grens had “Liefde voor muziek” bij hem
verlegd. De Steverlinck touch in “One
thing I can’t erase” is ook wat ons aan dat nummer bindt en ver genoeg van het
origineel weghoudt. Zó grensverleggend moet het voor ons nu ook weer niet worden.
Bij “Someday” en “Things that I should have done” voelde je de volle Opera aan
zijn pluche vastgekluisterd. Ook bij “Need your love” en een al even
indrukwekkend “Broken” nam Steverlinck ons, ogen dicht, achteruit leunend, ver weg van het Gentse Feestengedruis, mee in het universum van zijn songs. Met titelsong “Night prayer”, een
nummer dat hij in een handomdraai (!) schreef in opdracht van Gosling kwam
Steverlinck aan een – we hadden het tegen dan al lang anders gewild - onmogelijk af te
wenden einde van zijn set toe. Gelukkig kwam er nog een dubbele bisreeks
achteraan om ons wat langer in de ban te houden. In “My day will come” was geen
Dinky Toy meer te bespeuren, bij “Open your heart” zagen we – 21 juli en buiten
tropisch warm, binnen met de ogen dicht – een winters tafereel opduiken en “On
this day” schopte het zaterdag tot onze favoriete goodbye song waar we enkele maanden op kunnen teren nu.
Met zijn “Night prayer” zocht Steverlinck naar eigen zeggen songs
die zich thuis voelen naast werk van Dylan en Leonard Cohen.
Alsof het nog niet genoeg is dat hij die ook daadwerkelijk heeft gevonden mag
hij na afgelopen zaterdag wat ons betreft ook in het performen een rijtje groten gaan vervoegen. Die Jan Douwe had het dus bij het rechte einde.
Sunday, July 15, 2018
Steve Earle + Southside Johnny OLT Rivierenhof 12/07/18
Voor country rock en folk is de inmiddels 63 jarige Steve
Earle een gerespecteerd referentiepunt. Ook als schrijver en acteur – wij zagen
hem in de rol van straatmuzikant in de onvolprezen HBO reeks “Treme” –
verdiende de Amerikaan - geboren in Virginia, getogen in Texas - reeds zijn
sporen. Earle gaat voor ons mee sinds eind jaren 80 toen we zijn album
“Copperhead road” oppikten uit het platenaanbod van onze bibliotheek. Pré-Spotify
tijden weet u wel. En laat het nu net die plaat zijn waarmee hij eerder dit
jaar aankondigde, n.a.v. de dertigste verjaardag ervan, te zullen gaan toeren.
Toen er een datum voor het Antwerpse Rivierenhof werd geprikt en hij ook nog
eens zou vergezeld worden van E-Street connectie Southside Johnny waren we
meteen verkocht. Van vreugde twitterden we dat dit wel eens een bijzonder mooie
avond zou kunnen worden.
De carrière van Southside Johnny was er tot nu toe – en het
ziet er niet naar uit dat die trend zich nog zal keren – één van “net-niet”.
Platenfirma’s wisselden elkaar af en ondanks de significante hulp van derden
(Steven Van Zandt, Springsteen, Nile Rodgers) bleef die grote doorbraak uit. Bijna
was het raak wanneer hij met enkele niet onaardige platen in de slipstream van
de eveneens uit New Jersey afkomstige Bruce Springsteen in de late jaren
zeventig naam maakte. 4 decennia later, met de kaap van 70 in het vooruitzicht,
toert Southside Johnny onvermoeibaar verder. Alleen, en dat zou aan de man eens
moeten gezegd worden, met een stem die maar half de kracht heeft van waarmee
hij destijds zijn gedegen livereputatie heeft opgebouwd. Het deed bijgevolg wat
pijn aan de oren om weliswaar heerlijke songs als “The Fever”, “Talk to me” en
“Trapped again” zo te horen voorbijkomen. Het Rivierenhof gaf de man gelukkig
toch de egards die hem toekwamen al moest hij daarvoor wel wat aanporren. Leuk om
Southside Johnny eens gezien te hebben maar als U met een geut stax vermengde
rock een warm hart toedraagt kan u tegenwoordig beter aankloppen bij Nathaniel
Rateliff & The Night Sweats.
Dat Steve Earle die “Copperhead road” grotendeels op zak
ging laten zitten werd ons snel duidelijk wanneer in de aanvang van het
concert enkele songs uit zijn laatste plaat met The Dukes “So you wanne be an
outlaw” de revue passeerden en pas op het half uur “Johnny come lately” (waarbij
Earle verwees naar de opnames destijds met The Poques) op het menu verscheen. Alleen
het majestueuze titelnummer kwam nog voorbij en voor het overige grasduinde
Earle in zijn volledige oeuvre met het vooral van Jimi Hendrix bekende “Hey Joe”
als afsluiter. Niet dat dit per definitie het concert devalueerde maar het wrong
toch enigszins. Net als bij Southside Johnny zat ook bij Steve Earle de klank in het
Rivierenhof niet helemaal goed. Op de tribunes waren immers een
allesoverheersend stemgeluid en (té) scherpe gitaren ons deel. Uiteraard ging
het vakmanschap van een Steve Earle daar moeiteloos overheen, al koste het hem
toch een halve set om voldoende op dreef te komen. En natuurlijk sloten we het
werk uit zijn debuut “Guitar town” instant in de armen, bracht ook “The Galway
Girl” nog wat Poques zwiergigheid in het Rivierenhof en konden we dat bluegrass
moment “I’m still in love with you” uit zijn plaat met de Del McCoury Band best
wel smaken maar ons écht bij het nekvel grijpen deed het niet. Dat gebeurde wel
bij “Copperhead road” en een verschroeiend “Fixin’ to die” uit die laatste
plaat. Net toen het concert helemaal onder stoom kwam te staan doken Earle en
zijn begeleiders, na een set van amper 70 minuten, dus de coulissen in. Een
lang om bissen applaudisserend Rivierenhof leverde echter niets meer op. De lichten
floepten onverbiddelijk aan en iedereen kon naar de bar of huiswaarts. Niet bepaald de climax
die we van een avond als deze hadden verwacht. Onze tweet van enkele maanden
terug had in dat opzicht dus toch iets minder voorspellende waarde dan waar we vooraf op hadden
gehoopt.
Friday, July 13, 2018
Rock Werchter 5-8/07/18
De voorgaande editie van Werchter kon ons (op één dag na)
niet bekoren dus ging vorige zomer onze keuze voor een festival-meerdaagse naar
Pukkelpop. Team De Scheur leek niet opgezet met dit afhaken en sloeg dit jaar
echter keihard terug met één van de sterkste affiches van de afgelopen 10 jaren.
Daarmee zagen ze zich bij de jaarwisseling al verzekerd van onze komst naar het
wat herschapen terrein aan de Haachtsesteenweg in Werchter! De vertrouwde
bomenrij in de hoek achteraan het grote terrein is immers verdwenen en
vervangen door een nog jonge bomenpartij centraler op de weide. Dat was een
beetje wennen. Qua podiumaanbod breidde Werchter dit jaar ook uit met The Slope
– klein, openlucht en bestemd voor jonge en/of beloftevolle namen - en
vergrootte de capaciteit van The Barn tot 20000 man; al leek dit laatste
optisch minder een verschil te zijn dan gedacht. Ook het aanleggen van
rioleringen onder het terrein (remember
het natte 2016) en de verharding van enkele paden bevestigen (o.i.) het voornemen van de
organisatie om het festival in Werchter te willen blijven huisvesten. We kunnen dus
gerust zijn de komende jaren. Het gemeentebestuur en vele verenigingen die hun
schouders mee onder het festival steken met ons mee wellicht.
Van alle headliners – toch opvallend dit jaar: we gingen ze allemaal bekijken – vonden we The Killers (❶) en London Grammar (❷) te licht uit vallen wat er voor zorgde dat de Werchtervrijdag niet tot zijn verhoopte climax kwam. De eersten zijn nog méér een vehikel geworden van het ego van Brandon Flowers en blazen zich live tot groteske maar slecht verteerbare proporties op en het Londense London Grammar - zangeres Hannah Reed verscheen een kwartier te laat met doodsangst in de ogen op het podium - bleek ons nog onvoldoende matuur om het in zo’n grote setting écht waar te maken. Reken daarbij de collectieve overwinningsroes na de match tegen Brazilië en we hadden eigenlijk met hen te doen om op zo’n moment daar te moeten aantreden. Dat Queeens Of The Stone Age, Gorillaz, Pearl Jam en Arctic Monkeys (allemaal ❸) wél afleverden, daar bestond vooraf dan weer weinig twijfel over. Met één recente Afrekening hit (“Can’t deny me”) en een rij Pearl Jam klassiekers om U tegen te zeggen en de Monkeys die hun laatste, wat gecontesteerde plaat, toch overtuigend hun set inloodsten konden we allerminst ontevreden zijn. Ook bij de Queens had verveling geen schijn van kans met een rete-strakke set die ook werk van de laatste “Villains” liet schitteren. Met Gorillaz, waarbij Blur’s Damon Albarn toch overduidelijk in de frontman positie zat, werd dag 1 swingend de nacht ingeloodst. In dit rijtje afsluiters ontbreken nog Nick Cave en Jack White (allebei ❹) die zich gedurende het weekend onderscheidden hebben van het peloton door 1° zo allesomvattend te doceren uit het grote rock-’n-roll boek (White) en 2° een weide van 80000 man het zwijgen op te leggen en gevoelsmatig te hebben weten raken (Cave). Cave maakte het donker bij een heldere hemel – wij dachten dat alleen een Goddelijkheid dit kon - en overtrof in Werchter zelfs zijn recente zaalconcerten waarmee hij al iedereen het nakijken had gegeven. Bijna headliner Snow Patrol (❷) wou wel – de breedste glimlach van het weekend lag een uur lang op de mond van zanger Gary Lightbody - maar het kwam er onvoldoende uit. Het klonk ons allemaal te slap en alleen “Chasing cars” en “Shut your eyes” waren hun onweerstaanbare zelf.
Onze quotering is als volgt: ❹ (uitstekend), ❸ (goed), ❷ (op het randje) en ❶ (onder onze maat). Opgelet! Dit is een éénmansparcours, dus keuzes dienden worden te gemaakt en slechts een derde van de affiche is er in terug te vinden.
Van alle headliners – toch opvallend dit jaar: we gingen ze allemaal bekijken – vonden we The Killers (❶) en London Grammar (❷) te licht uit vallen wat er voor zorgde dat de Werchtervrijdag niet tot zijn verhoopte climax kwam. De eersten zijn nog méér een vehikel geworden van het ego van Brandon Flowers en blazen zich live tot groteske maar slecht verteerbare proporties op en het Londense London Grammar - zangeres Hannah Reed verscheen een kwartier te laat met doodsangst in de ogen op het podium - bleek ons nog onvoldoende matuur om het in zo’n grote setting écht waar te maken. Reken daarbij de collectieve overwinningsroes na de match tegen Brazilië en we hadden eigenlijk met hen te doen om op zo’n moment daar te moeten aantreden. Dat Queeens Of The Stone Age, Gorillaz, Pearl Jam en Arctic Monkeys (allemaal ❸) wél afleverden, daar bestond vooraf dan weer weinig twijfel over. Met één recente Afrekening hit (“Can’t deny me”) en een rij Pearl Jam klassiekers om U tegen te zeggen en de Monkeys die hun laatste, wat gecontesteerde plaat, toch overtuigend hun set inloodsten konden we allerminst ontevreden zijn. Ook bij de Queens had verveling geen schijn van kans met een rete-strakke set die ook werk van de laatste “Villains” liet schitteren. Met Gorillaz, waarbij Blur’s Damon Albarn toch overduidelijk in de frontman positie zat, werd dag 1 swingend de nacht ingeloodst. In dit rijtje afsluiters ontbreken nog Nick Cave en Jack White (allebei ❹) die zich gedurende het weekend onderscheidden hebben van het peloton door 1° zo allesomvattend te doceren uit het grote rock-’n-roll boek (White) en 2° een weide van 80000 man het zwijgen op te leggen en gevoelsmatig te hebben weten raken (Cave). Cave maakte het donker bij een heldere hemel – wij dachten dat alleen een Goddelijkheid dit kon - en overtrof in Werchter zelfs zijn recente zaalconcerten waarmee hij al iedereen het nakijken had gegeven. Bijna headliner Snow Patrol (❷) wou wel – de breedste glimlach van het weekend lag een uur lang op de mond van zanger Gary Lightbody - maar het kwam er onvoldoende uit. Het klonk ons allemaal te slap en alleen “Chasing cars” en “Shut your eyes” waren hun onweerstaanbare zelf.
Een blik middenmoters – gevestigde waarden lager op de
tabellen – openen we met Steven Wilson
(❹),
prog-rock vertegenwoordiger die het genre zo heeft verbreed op zijn jongste
plaat dat een volle Barn zijn deel was. Vooraf waren we er niet gerust op maar
Wilson speelde knap zijn troeven uit. Lang en complex (“Ancestral”) stond knap
tegenover kort en Abba-esque (“Permanating”), waarmee Wilson de verbazendste muzikale
spreidstand van het weekend op zijn naam mag schrijven. Black Rebel Motorcycle Club (❸) zagen zich eveneens
geconfronteerd met een bomvolle Barn en amper afgetrapt werd vooraan
geestdriftig de pogo-dans ingezet die pas tot stilstand kwam een uurtje later
nadat de groep met “Wathever happened to my rock’n’roll” had afgesloten. Alice In Chains (❷)
kon hun glansprestatie van in 2010 met nagenoeg dezelfde set (waartussen
uiteraard alle klassiekers uit het Staley tijdperk) niet overdoen. In een wat
onzuivere klankbalans hoorden wij alleen de gitaarpartijen van virtuoos en
bandleider Jerry Cantrell écht schitteren, niet genoeg de songs die de groep zo
boeiend maakt. At The Drive In (❸)
raasde als een tornado door The Barn, daarmee een copy/paste makend van hun
Pukkelpop-concert vorig jaar. Het enige verschil zat hem in de betere luim
waarin zanger Cedric Bixler verkeerde want ook nu klopte het concert met de
“One-armed scissor” af onder de toebedeelde speeltijd. Dat First Aid Kit (❹) een steile klim heeft gemaakt sinds
we de zusjes Söderberg voor het eerst zagen in 2014 bewezen ze met een perfect
concert. De zang was van een hemelse zoetgevooisdheid, de begeleidingsband kleurde
de van een lichte country touch voorziene
songs perfect in en de immense videomuur achteraan zorgde voor passende
beeldschepping. De val van “té gelikt” stond wijd open maar First Aid Kit viel
er, terloops ook dé cover van het weekend op hun naam schrijvend ("Running up that hill", Kate Bush), niet in. Stereophonics (❹)
traden voor de zevende keer aan in Werchter, wat hen bij een select kransje
grote namen brengt. Vreemd genoeg bleven ze al die tijd ergens middenin de
affiche hangen. Ook nu weer was er in de namiddagzon geen betere jukebox
denkbaar en speelde de groep wellicht hun beste van die 7 Werchter concerten.
In The Barn hadden MGMT (❸)
niets meer dan hun drie singels uit de plaat “Oracular Spectacular” nodig om de
toegestroomde massa op hun wenken te bedienen. De tweede helft van het concert
met ook enkele niet onaardige nieuwe nummers vonden we ronduit fantastisch. De
finale met “Kids” was zoals verwacht één van de hevigste erupties van
festivalplezier die we hebben mogen meemaken.
In het segment ‘Jong en dus nog eventjes verwijderd van een
headline-spot’ verschenen aan ons Gang
Of Youths (❷), Jorja Smith (❹), Jade Bird (❹),
Wolf Alice (❸) en Durand Jones And The Indications (❹). De drie laatsten uit dat rijtje maakten een goede beurt op dat uiterst geslaagde vierde podium waarbij het er
vooral voor het Britse Wolf Alice drummen was én waarvoor een plek op de
grotere podia gerechtvaardigd zou geweest zijn. Australië probeert met Gang Of
Youts hun nieuwe INXS aan de wereld te slijten maar dat zal naast de goede
looks van zanger David Le’aupepe en zijn grote stadiongebaren nog heel wat werk
vergen. De Britse Jade Bird was dan weer van een ontwapende frisheid – gitaar,
stem en fijne liedjes (één wereldsong getiteld “Lottery”) en Durand Jones
bleken completer dan alle voorgaande hedendaagse soulnamen die we al live
hebben mogen degusteren. Met adelbrieven van rapper Drake is de ravissante Jorja Smith the next big thing en die reputatie maakte ze in een gloedvol uur R&B op Werchter helemaal waar. Toen ze op het einde van haar set enkel door piano begeleid "Don't watch me cry" bracht stonden we helemaal paraat om eventuele troost te bieden.
Ook debuterend op Werchter: Curtis Harding (❸), Anderson.Paak (❸) en Kaleo (❸) al kon de middelste wegens giga-succes al meteen
aanspraak maken op de rol van afsluiter in The Barn. Anderson.Paak had overigens de
voorzet van de kersverse Duivelse overwinning maar simpelweg binnen te tikken
om een waanzinnig feest te ontketenen. Dat zijn concert pas goed tot leven kwam
in de tweede helft wanneer hij zijn drumkit meer opzocht namen we er voor lief
bij. Curtis Harding werkte stijlvol zijn Werchter concert af maar had daar nog
iets meer zijn voetafdruk kunnen neerzetten. Het bleef ietsje té ingehouden.
Kaleo had dan weer wat goed te maken na hun afzegging van vorig jaar. Bijna
ging het met technische panne wederom de mist in maar 20 minuten later dan
voorzien konden de IJslanders toch etaleren waarvoor ze zo geroemd worden:
vuistdikke rockers knap met kamvuursongs afwisselen. Air Traffic (❹) gaan weldra wellicht het Guiness Book of Records in met de langste hiatus tussen een debuut
en zijn opvolger en deden die “Fractured life” van ruim 10 jaar terug nog eens
dunnetjes over maar nu zonder dat groen achter de oren en, af te meten aan
enkele prima nieuwe songs, ook met een beloftevolle toekomst voor hen.
Dat kopje Werchterse ontbijtkoffie lieten we dit jaar
gepaard gaan met concerten van Rival
Sons (❸),
de Courteeners (❸),
Millionaire (❹) en Albert Hammond Jr. (❸), een klavertje vier voltreffers dus
waarmee Werchter zijn neus voor uitstekende dagopeners nog maar eens
onderstreepte. Alleen jammer voor de eersten dat ze het met hun status, maar
gelukkig veel goodwill om de
openingsspot toch te aanvaarden, niet naar hun ware merites stonden
geprogrammeerd (begrijp: hoger op de affiche en langer dan 45 minuten speeltijd
toebedeeld krijgen). Couteneers hebben in Manchester en omstreken niets meer te
bewijzen maar kregen via Werchter een kans aangeboden om hier meer grond onder
de voeten te krijgen. Mission
accomplished leek het ons. Als The Strokes dan toch geen voortgang krijgen
in de nieuwe plaat staat wat ons betreft niets in de weg om dan maar van het
solo-pad van Albert Hammond Jr. een succes te maken. Een reeks loepzuivere
drie-minuten rock songs was ons deel bij hem. En bij Millionaire hadden we
vooraf rekening gehouden met een fikse kopstoot, het werd erbovenop nog een
loepzuivere tackle. In tricolore
truitjes en onder leiding van kapitein Van Hamel – De beste gitarist in dit
land vraag u? Dit is hem! – speelde Millionaire in Werchter op Wereldbeker-niveau.
Die hooks, die gitaaruithalen, die
hevig pompende ritmesectie, die spelvreugde,… *gaat zo nog uren door*
Van het deelnemersveld Belgen kunnen we daar enkel Novastar (❹) aan toevoegen. De laatste
passage van Zweegers in Werchter dateerde van 2004, maar dit keer – voor het
eerst! – mocht ie het hoofpodium op. In openers “Wrong” en “Never back down”
was het nog wat aftasten maar eens daar voorbij speelden de heren bij
klaarlichte dag de sterren van de hemel. In die nieuwe bezetting herkenden we
trouwens Reinhard “Das Pop” Vanbergen, als u het ons vraagt, voor Novastar (met
Joost Zwegers) een match made in heaven.
Bijna dag op dag (9 juli) 40 jaar na zijn eerste passage met Talking Heads stond David
Byrne (❹)
opnieuw in Werchter. Niet alleen Gent Jazz, een weekje eerder, maar ook
Werchter kreeg dus één van de spraakmakendste performances van het jaar voor de
kiezen. Knap gechoreografeerd was dit het concert dat Byrne nu ook als
soloartiest op hetzelfde hoge niveau brengt als ten tijde van de Stop Making
Sense film met Talking Heads. Een ronduit verbluffend concert dat net als bij Cave
een paar uren later deze editie in zijn geheel mee verheft tot één van de
strafste die we op ons palmares bijzetten.
Nu dit verslag is gepost kan de vuile was eindelijk in de machine en hangen we een nieuwe scheurkalender aan de
muur die ons dag na dag weer ééntje dichter zal brengen bij de volgende editie.
Labels:
Air Traffic,
David Byrne,
Durand Jones And The Indications,
First Aid Kit,
Jade Bird,
Jorja Smith,
Millionaire,
Nick Cave,
Novastar,
Pearl Jam,
Rock Werchter,
Stereophonics,
Steven Wilson
Saturday, June 23, 2018
John Moreland Botanique/Brussel 20/06/18
John Moreland is een bijzonder man en dat zeggen we niet
alleen omwille van zijn bovengemiddelde omvang. Zijn stem combineert warmte,
kracht en breekbaarheid in die mate dat u er spontaan het kampvuur bij denkt en
zijn songs liggen in de schuif van het betere singer-songwriter werk naast die
van Ryan Adams, Steve Earle en Springsteen. Op dit moment heeft de man uit
Texas nog lang niet het publiek dat hij verdient maar, zo fantaseerden we met
ons gezelschap na afloop van de man’s concert in Brussel afgelopen week: ooit
zal een bekende uitvoerder van één van zijn songs de ogen van de wereld voor
dit immense talent wel doen open gaan.
Voor de gelegenheid stond in de Botanique een tribune met
zitjes opgesteld en het beperkte instrumentarium dat we op het podium reeds
aantroffen bij voorprogramma John Calvin Abney maakte meteen duidelijk dat
Moreland zonder band naar Brussel was afgezakt. Niet dat het de pret drukte
maar na Moreland’s vorige passage, als voorprogramma voor Jason Isbell in
dezelfde zaal ook akoestisch, hadden we ditmaal onze zinnen wél gezet op een
full band concert. Abney ging dus zijn broodheer voor om in 45 minuten ook
zichzelf wat aan de man te brengen. Naast een ontwapende charme beschikte deze
Abney ook over enkele niet onaardige songs waarvan “Cowboys and Canyon Queens”
en – wat zijn oma hem vaak toeriep – “Get your house in order” bij ons zeker
zijn blijven hangen. Ook zijn JJ Cale cover (“Magnolia”) van wat hij het mooiste
liefdesliedje aller tijden vond – Oh man,
I wish I’d had written that song myself, gaf Abney toe – liet ons niet
onberoerd. Na een snelle koffiepauze van 15 minuten zat de man mooi terug op
het podium, nu naast Moreland en te midden van een arsenaal gitaren en zijn
NORD-klavier. Moreland beperkte zich immers een concert lang tot die ene
akoestische gitaar en liet het extra reliëf in de songs geheel over aan Abney. Dit
“beetje begeleidingsband” vonden we dan vreemd genoeg niet altijd een
meerwaarde en ook technisch klonk het geheel niet altijd verfijnd. Moreland is
trouwens in zijn eentje sterk genoeg, zo bewees hij in die enige bis (“Break my
heart sweetly”) die hij na amper 70 minuten aan het concert toevoegde; meteen
ook het sterkste moment van de avond. Daarmee valt natuurlijk de rest van het
concert niet zomaar af te doen als minder goed, daar is Moreland in de eerste
plaats een te groot songsmid voor. Want, wat hoorden we daar stuk voor stuk
mooie vertellingen voorbijkomen met tekstregels die zowat in elk nummer
erbovenuit springen. In “Old wounds” hoorden we de Texaan het ambacht van de
betere singer-songwriter haarscherp omschrijven (If we don’t bleed, it don’t feel like a song) en in “Gospel” had
hij ook een punt wanneer hij dicht tegen The Boss aanleunde en zich I wanna find my faith in records from long
ago liet ontvallen. Met
dat broze randje in zijn stem kregen we een mooi “Lies I chose to belief”
(toptitel toch ook) en ook met het hartverscheurende “I need you to tell me who
I am” en het dromerige “3:59 AM” (My
pockets are empty, I don't own a thing But I'd take a diamond from the sky and
put it in your ring) hield Moreland onze aandacht goed vast. Moreland
richtte zich al die tijd amper tot de zaal. Een sober “Thanks very much” was
vaak de enige en erg korte scheidingslijn tussen 2 songs. Net voor hij zijn bis
aanvatte werden enkele verzoekjes vanuit de zaal hem toegeroepen. Moreland
reageerde schuchter en eerder afwijzend dat hij, om te vermijden dat hij
allemaal songs zou voorgesteld krijgen die hij toch niet zou spelen, maar meteen
snel “Break my heart sweetly” zou inzetten. Ook al steeg er uit de zaal een
voorzichtig lachsalvo op, wij twijfelden of het wel degelijk als grap bedoeld
was.
Met dubbele gevoelens keerden we huiswaarts, enerzijds blij
de man terug te hebben gehoord en gezien, anderzijds ook een tikkeltje ontgoocheld dat een ander
verloop van de avond – een relaxtere Moreland (?), mét band of dan toch helemaal
alleen of op zijn minst al een beter geluid – wellicht wél dat vier-sterren concert had afgeleverd
waarvoor we vol vertrouwen naar Brussel waren getrokken.
Saturday, June 09, 2018
Beck AB/Brussel 5/06/18
Naar AB-maatstaven was Beck voor de Brusselse zaal een grote
vis want de status van de uit Los Angeles afkomstige Amerikaan rechtvaardigt
zeker een grotere locatie of, zoals dat de voorbije decennia ook vaak het geval
was, een stek in de bovenste regionen van de Werchter of Pukkelpop-affiche. De
voorverkoop voor de 2 Brusselse concerten van afgelopen week verliep dan ook in
een rotvaart die twijfelaars gegarandeerd met lege handen achterliet.
Toen Beck 2 jaar terug op Werchter tot één van de beteren mocht
gerekend worden was dat reeds in de aanloop naar zijn laatste album “Colors”
dat hij in de AB bestempelde als zijn ‘Michael Jackson in een psychedelische
bui’-plaat. Tegelijk, zo vervolgde Beck, wou hij met de plaat ook zijn appreciatie
uiten aan het publiek dat al jaren op post is en hem zo veel energie had
teruggeven. Dat die energie wat tijd nodig had om goed te worden gekanaliseerd
werd duidelijk aan de releasedatum die alsmaar werd uitgesteld om uiteindelijk
in oktober 2017 te belanden. Het resultaat kleurt zo eighties als de oranje
rijkswacht regenjassen uit die tijd maar Beck zou Beck niet zijn als hij dat nu
ook weer niet te nadrukkelijk laat opvallen. De plaat lijkt daarmee in niets op de
intimistische voorganger “Morning phase” en feest er ongeneerd op los. Het was
dan ook met die ingesteldheid dat we de AB binnenwandelden om na het brave (solo)
half uurtje van opener Bent Van Looy Beck helemaal de AB op een hoopje te zien
spelen. Van Looy mocht trouwens ook even, glimmend van trots, beroep doen op
Jason Falkner, naast producer van zijn op stapel staande volgende soloplaat
ook gitarist bij Beck. Met “Devil’s
haircut” en “The new pollution” greep Beck meteen terug naar zijn meest
succesvolle plaat “Odelay”. Alleen de échte groten kunnen het zich veroorloven
om van bij de start kwistig met classics rond te strooien dachten we terwijl de
grootse Beck-productie met ongewoon véél licht voor AB normen indrukwekkend van
start ging. “Qué onda qüero” toeterde vervolgens heerlijk de AB binnen en
werkte latino-style goed in op onze
heupen. “Wow” was een eerste “Colors” moment dat, netjes gladgestreken door een
batterij effecten, ook wel die hoge Avicii factor van de laatste plaat in de
verf zette. Het drukte de pret niet maar we konden er niet omheen dat de live
sound wel akelig dicht bij de plaatversie kwam te liggen. Hetzelfde gold voor
“Up all night” (dat riffje!) en “Seventh heaven” (die eighties-beat!) maar de
10 op de schaal van aanstekelijkheid deed ons helemaal overstag gaan. Ter
compensatie verlieten zijn muzikanten middenin de set het podium en hield de
lichtman slechts één spot over voor Beck en zijn akoestische gitaar. Zowel
“Lost cause” als het door Beck naar een Brussels decor omgezet
liefdesverhaaltje rond “Debra” (met stukje “Raspberry beret” van Prince) waren
zonder trukendoos voltreffers. Dat gold ook voor 2 songs die Beck – terug met
band – plukte uit “Morning phase”. Er was hem ter ore gekomen dat velen die
vorige passage van hem in Vorst 4 jaar geleden hadden gemist en dat wou hij op
deze manier goed maken. Een mooie geste dat in de vorm van “Heart like a drum”
het concert andermaal een hoogtepunt bezorgde maar daarmee het feesten wel wat
naar de achtergrond had verdreven. Afgezien van een massaal mee gescandeerd “Loser”
had Beck aan de volle AB vervolgens dan ook geen makkelijke partij meer om voor
dat swingende slot te zorgen. Aldus snakkend naar een extatische finale riep de
AB Beck terug het podium op voor “Where it’s at” dat net als 2 jaar terug op
Werchter gebruikt werd om de band voor te stellen. In een uiterst vermakelijk
middenstuk zaten snippets van Chic,
de Stones, Gary Numan en Talking Heads verstopt waarop alle bandleden even de
belangrijkste spot op hen gericht kregen.
Met een artiest die zich in verschillende gedaantes wil presenteren en een stijlkompas dat in amper 90 minuten zowat alle richtingen
uitging was het niet altijd makkelijk om er de vaart in te houden, dat gaat
proefondervindelijk beter in een strakkere festivalset. Niettemin
stuurde Beck ons met een mid-week concert toch maar mooi naar huis met een vrijdaggevoel. Met nog ruim een halve werkweek voor
de boeg was dat de ochtend nadien toch wel even schrikken.
Subscribe to:
Posts (Atom)