Saturday, January 26, 2008

Winter in het cultureel centrum

Zowel Eric Melaerts als Jean Blaute (18/01/08) hebben de voorbije decennia méér dan een figurantenrol gespeeld in de Vlaamse muziekscene. Melaerts werkte zich vooral in de kijker via de LSP Band en later als gitarist bij Soulsister en Clouseau. In zijn rol als studiomuzikant of producer is zijn naam ook op vele platen tussen de kleine lettertjes terug te vinden. Blaute kende naast gelijkaardige dienstbaarheid voor o.a. Raymond, Hugo Matthijsen en Roland ook als producer tal van successen (K’s Choice om er maar één te noemen). Dat beide heren goede vrienden zijn mag – getuige de vele “jeanetten-praat” in hun voorstelling “Gedeelde adoraties” – goed in de verf worden gezet. Wie naar de voorstelling gekomen was om te lachen werd dan ook op zijn wenken bediend. Tussen de grappen door serveerden de heren een bloemlezing uit hun platenkast die ruim 4 decennia overspande. Wie zijn muzikale helden wil eren loopt het risico zéér diep te vallen dus een avond als deze is niet zonder gevaar. Dat bleek al snel toen “Blackbird” en “In my life” van The Beatles de revue passeerden: het zijn twee prachtsongs maar ze mogen niet worden uitgevoerd door Blaute en Melaerts (lees: zangers met beperkingen). Veel beter verging het hen in het van Pat Metheny geleende instrumentaaltje “James”. Deze jazz-rock – een genre dat voornamelijk alleen muzikanten aanspreekt - zat het duo als gegoten. Melaerts mocht dan al geweldig zijn best doen om Metheny te evenaren, ons gevoelig oor hoorde hier en daar wel eens een noot verkeerd. In hetzelfde genre bracht Melaerts ook “Heaven at last”, volgens Blaute een door Melaerts zelf geschreven nummer opgedragen aan zijn moeder (“met de titel weet U meteen waar zij zich inmiddels bevindt”). De volle zaal proestte het bijna uit maar hield zich net op tijd in.
In deel twee mocht Melaerts ook nog eventjes helemaal loos gaan op zijn gitaar. Een freakerig staaltje pedalen-vertoon viel ons te beurt. Naarmate het nummer vorderde zagen we alsmaar meer mensen om zich heen kijken, vermoedelijk op zoek naar de nooduitgang. Het was een moment als dit en de nonchalante wijze waarop deze avond voortkabbelde die het geheel nergens deed uitstijgen boven het niveau van het betere caféconcert. Een geslaagde versie van Joni Mitchels ‘”Woodstock” zorgde ook niet voor de broodnodige kentering. Met het van Clement Peerens overgenomen “Vinde gij mijn gat” mochten we nog eens smakelijk lachen (de introductie was hilarisch) maar qua adoratie gingen we hiermee toch flink uit de bocht.
Na anderhalf uur hun adoraties te hebben gedeeld was onze conclusie rap gemaakt: Blaute & Melaerts riepen met deze voorstelling zelf weinig adoratie op.
We hebben zo’n sterk vermoeden dat de adoraties van Alex Callier, drijvende kracht achter Hooverphonic (25/1/08), ergens ver weg van Clement Peerens te situeren zijn. Hun concert in het CC was dan ook van een hele andere orde dan hun voorgangers in dezelfde zaal. Op de schaal van geluidsperfectie zat het trio – aangevuld met drie muzikanten - wederom dicht tegen de maximumscore aan en ook het podiumgebeuren (met voornamelijk sober wit licht) oogde weer bijzonder stijlvol. Een man als Callier denkt over zulke dingen duidelijk langer na dan onze vriend Clement Peerens. Muzikaal klinkt de groep organischer dan ooit: dat heeft vooral te maken met het gekozen instrumentarium. Bij wijze van experiment is voor de opnames van hun laatste album alle elektronica de studio uitgebleven. De nieuwe singel “Gentle storms” sluit als song wel mooi aan op de catalogus van de groep maar doet amper vermoeden dat het Hooverphonic is. Het concert werd indrukwekkend mooi op gang getrokken met “Stranger” uit die laatste “The president of the LSD golf club”. Drummer Steven Van Havere (zie ook Arid) kon al meteen zijn toegevoegde waarde in de verf zetten. Ook “50 watt” en “Expedition impossible” vonden we twee bijzonder geslaagde nieuwelingen in de Hooverphonic jukebox. Vooral in het laatste gaat de groep ongewoon heftig te keer. Het nummer draait als een krolse kater rond een heerlijk orgeltje en staat model voor de koerswijziging van de groep. Net omwille van die nieuwe aanpak vielen enkele oudere songs (“Sometimes”,”Inhaler”) wat uit de toon. Anderen deden het dan weer wel uitstekend: “Club Monterpulciano” en “Mad about you”. 2 fragmenten uit hun vorige plaat (titelnummer “No more sweet Music” en “Dirty lenses”) benadrukten ook nog eens de rijkdom aan goede songs die schuilgaat achter de naam Hooverphonic. In onze rubriek ‘verrassende covers’ vulde Geike Arnaert het rijtje aan met het van Godley & Creme bekende “Cry”. Toch vreemd dat met Arnaert de groep nu al 10 jaar een zangeres in de rangen heeft die nog steeds een onwennige indruk nalaat op het podium. Alex Callier probeert bij gebrek aan interactie tussen Arnaert en het publiek dan maar zelf die rol op zich te nemen. In Evergem lukte dat aardig met wat verwijzingen naar het naburige Wippelgem en local boy Luc De Vos. De (misplaatste) wrevel dat de zaal tijdens het concert maar niet uit de stoeltjes wilde komen zullen we hem maar vergeven. Zoals het een goed theaterpubliek betaamt werd voor de - overigens geheel terechte - staande ovatie gewacht tot na het slotakkoord.