Een vol huis met enkel zitplaatsen – voorbereid op de komst van de iets minder jonge concertbezoeker? – loog er niet om: de dubbelaffiche Mark Knopfler en Bob Dylan was qua publieksbelangstelling een schot in de roos. Het vooruitzicht dat de heren het podium zouden delen – of tenminste de kans ertoe – rechtvaardigde alvast voor ons zelfs de hogere ticketprijs want was het immers niet Knopfler die ten tijde van gezamenlijke sessies voor “Infidels”ook medeverantwoordelijk was voor minstens één Dylan classic (“Blind Willie McTell”)?
Klokslag acht uur doofden de zaallichten voor Knopfler die met “What it is” zijn 75 toebedeelde minuten inzette. We waren voorbereid op een set die hoofdzakelijk zou putten uit solomateriaal en gelukkig want, op “So far away” en “Brothers in arms” na (beiden netjes tot aan het einde opgespaard), kwamen Dire Straits niet in het stuk voor. Altijd een beetje zonde vinden wij dat hij ook niet eens teruggrijpt naar zijn debuutjaren maar ondanks dat kon Knopfler – tot aan het eind van zijn dagen geassocieerd met een hoofdband, zelfs al heeft hij hem niet meer op – toch rekenen op heel wat bijval in het sportpaleis. Zalvende gitaarklanken en een geluid dat dichter aanleunt bij blues en (Keltische) folk dan bij rock was ons deel in een concert dat met schijnbaar gemak door Knopfler en band werd afgehandeld. “Song for Sonny Liston” was het soort blues waar Seasick Steve smeriger mee omspringt en “Marbletown” kreeg in een lang middenstuk de zaal muisstil. Waarvoor hulde!
Lange wachtrijen aan het mannentoilet leverde ons een vertraging op van enkele minuten waardoor Dylan’s opener “Leopard-skin pill-box hat” al aan zijn slotakkoord toe was wanneer we ons zitje terug innamen. Gelukkig stak ‘his Royal Bobness’ er een geweldig “Love sick”achteraan. Dit nummer, dat we eerder op het jaar al mochten smaken in een Triggerfinger adaptatie, groeide de voorbije maanden immers uit tot een persoonlijke favoriet. Altijd leuk om het dan zo vroeg en zo sterk tegen te komen in een concert van de meester zelf. Op het podium was het eenvoud troef: veel statisch licht, slechts enkele sobere effectjes ermee op het doek achter de compact opgestelde groep en geen beeldprojecties. Dat muziek in deze sobere omstandigheden bijzonder goed uit de verf moet komen spreekt voor zich. Dit lukte met een haast lichtschuwe en zwijgzame Dylan slechts ten dele. Enkele songs klommen in de live uitvoering vlot tot op het niveau van hun klassieke status maar anderen misten helemaal doel. In die laatste categorie brengen we “A hard rain’s gonna fall” en “Like a rolling stone” onder of waar zingen voorlezen wordt… Lukten wel: de net als “Love sick” ook van “Time out of mind” geplukte “Can’t wait” en “Not dark yet”. De eerlijkheid gebiedt ons er aan toe te voegen dat de sterkte van de uitvoeringen grotendeels op rekening waren te schrijven van het excellent groepje muzikanten dat Dylan rond zich had verzameld. Vooral gitarist Charlie Sexton – diep in de jaren 80 zelf ooit nog beschouwd als the next big thing – speelde zich op voortreffelijke wijze in de kijker. Halfweg koers was het ook voor “High water” duimen en vingers aflikken net als bij een “Highway 61 revisited” waar flink wat vaart in zat. Het tempo zakte wat met “Forgetfull heart” en ook “Thunder on the mountain” maakte weinig indruk. Dylan, afwisselend zittend achter zijn orgel of staand aan de microfoonstandaard, strooide in het slot nog met klassiekers in het ronde (waaronder een superbe “Ballad of a thin man”) alvorens het Sportpaleis verre van verzadigd zonder bis achter te laten. Hier paste ongetwijfeld nog een Dylan/Knopfler moment…
Zelden een concert gezien waarvoor zo veel werd gevraagd, waarin zo weinig werd aangeboden en er toch genoeg werd ontvangen.
No comments:
Post a Comment