Thursday, November 28, 2013

Queens Of The Stone Age Sportpaleis/Antwerpen 25/11/13

Met slechts een Club 69 concert en een passage in een veel te klein Koninklijk Circus dit voorjaar kon van de Queens of The Stone Age bezwaarlijk worden gezegd dat ze hun Belgische publiek al goed hadden bediend dit jaar. Na de grote afwezige te zijn geweest in onze jongste festivalzomer werd gelukkig nog een extra zaalconcert in het vooruitzicht gesteld. Dat het Antwerpse Sportpaleis tot aan de nok gevuld was bevestigt alvast dat velen nog uitkeken naar een concert van de Queens in een zaal recht evenredig met hun succes. Met het dit jaar uitgebrachte “… Like Clockwork” en opnieuw enkele prominente singels heeft de groep immers definitief de cultstatus achter zich gelaten. Dat dit in essentie aan groep of muziek niets heeft veranderd maakt ons respect voor Josh Homme en co. alleen maar groter.
In het kielzog van de Queens toert momenteel het Britse Band Of Skulls mee. Het is duidelijk dat de groep er alles probeert aan te doen om een verlengstuk te breien aan bescheiden singelsucces uit 2009 (“Death by diamonds and pearls”) maar daar vooralsnog niet in lijkt te slagen. Het tweede album ging geruisloos voorbij en ook hun half uurtje in Antwerpen had als belangrijkste verdienste de groep onder de aandacht te houden. We hoorden een dozijn klassieke riffs voorbij komen en dachten aan evenveel jaren 70 (hard)rockiconen. Het wordt daarmee vast moeilijk om zich in de toekomst verder te gaan onderscheiden maar in een clubzaaltje of kleine festivaltent willen we dit trio gerust nog wel eens van jetje zien geven.
Met Queens Of The Stone Age op een podium is geweten dat geen wiegeliedjes op fluistertoon te verwachten zijn. Met “You think I ain’t worth a dollar” werd aldus bij aanvang het laatste restje oorsmeer dat nog in onze gehoorgangen achter was gebleven er meteen uitgeschud. Zelden (of beter nooit) zo’n decibelrijke binnenkomer gekend in het Antwerpse Sportpaleis als deze. Waren we op het balkon benadeeld met een slecht geluid of had de klankman de schuiver royaal opengezet, wellicht zal het voor altijd een mysterie blijven maar feit is dat we voor de volgende 100 minuten nagenoeg continu tegen onze pijngrens aanzaten. Zowel “No one knows” als het knappe “Lost art of keeping a secret” donderden daardoor roemloos voorbij op een logge mix. De groep had voor Antwerpen nochtans een superbe setlist in elkaar geknutseld die het boeiende van de laatste plaat combineerde met een zorgvuldig uitgekozen kransje classics. Zo ging “My god is the sun” rug aan rug met “Burn the witch”. Bij “I sat by the ocean” en “Like clockwork”, voor beiden de voet toch even van het gaspedaal af, leek de geluidsbalans enigszins draaglijker te worden wat ons halfweg set terug hoopvol maakte voor wat nog komen zou. Het funky “In the fade” effende perfect het pad voor een door Homme aangekondigd dansmoment, én hoogtepunt bij uitstek, met “If I had a tail”. De door Homme in het nummer gesuggereerde vuile manieren zullen in het Sportpaleis ongetwijfeld ook her en der voor een ontregelde hormonenhuishouding hebben gezorgd. Ook in “Little sister” trouwens, met de versnelling terug in vijfde, leek het gesprek duidelijk eerder iets voor na de actie… maar we dwalen af. Toen Homme in Antwerpen vroeg naar de stand van de vriendschap tussen hen en België liet het weerkerende geroep er alvast weinig misverstand over bestaan, alleen sprongen het hiernavolgende “Fairweather friends” en “Smooth sailing” weer iets te kwistig om met de decibels waardoor wij over onze band met de groep alvast weer aan het twijfelen sloegen. Ook het op plaat best intrigerende “I appear missing” klonk ons live iets te zeurderig om écht te boeien. De bocht naar de finale werd ingegaan met het opzwepende “Sick sick sick”. “Go with the flow” was de ultieme test op eventueel betonrot in het Sportpaleis; uitslag gelukkig negatief. De zaal, met een zo’n lel om de oren méér dan wakker geschud, leek er wel meer pap van te lusten. In de vorm van “Feel good hit the summer” en een oorverdovend “A song for the dead” werd in de bissen nogmaals een gigantische ‘wall of sound’ opgetrokken waardoor we na afloop helemaal op liplezen waren aangewezen voor de nabespreking.
In onze verwachting uit te kijken naar één van de beste kwamen we echter uit bij het luidste concert van het jaar. Jammer genoeg staan voor deze Queens Of The Stone Age beide adjectieven niet gelijk aan elkaar.


Saturday, November 23, 2013

Jake Bugg L'Aeronef/Lille (FRA)

Zeggen dat het snel is gegaan voor Jake Bugg doet vast een gooi naar hét understatement van het jaar. In nauwelijks 12 maanden ging deze snaak van 19 uit het Britse Nottingham immers van de Gentse Video naar zowat alle gerenommeerde festival- en concertpodia. Geen twijfel mogelijk dat dat succes te danken was aan de jongeman ’s fel bejubelde debuutplaat waarvoor hij sinds vorige week zelfs al een opvolger in de rekken heeft liggen: het met sterproducer Rick Rubin in Malibu opgenomen “Shangri La”. Opmerkelijk aan Bugg is dat hij klinkt als een anachronisme maar dat, gezien het tijdloze karakter van zijn invloeden, allerminst is. Als er iemand dit jaar met stip in onze agenda stond was het hem.
Met een Jake Bugg, door voet aan wal te hebben gezet aan de overkant van de grote plas, duidelijker beïnvloed door wat Americana leek de keuze voor Honey Honey als support snel geargumenteerd. Dit duo uit Nashville, Tennessee presenteert zich niet alleen als The Civil Wars, ze klinken ook erg gelijkaardig. Zangeres Suzanne Santo had een geweldige stem in huis, haar sidekick Ben Jaffe plaatste zich vooral in een dienende rol met gitaar en (beperkt tot de voeten) op wat drums. Beiden verwonderden zich over de luisterbereidheid van het Rijselse publiek en waren dan ook oprecht blij met de bijval die hen te beurt viel. Hun half uurtje bekoorde dan ook meer dan het gemiddelde voorprogramma.
Met slechts één man meer kwam Bugg vervolgens het podium op van L’Aeronef maar dat bleek voor een strakke sound van opener “There’s a beast and we all feed it” al ruimschoots voldoende. Met erna een drietal songs uit zijn debuut speelde Bugg in Rijsel bij aanvang alvast op zeker. “Trouble town”, het aan de gebroeders Everly verwante “Simple as this” en vooral “Seen it all” zorgden voor herkenningsapplaus en wisten van bij de eerste gitaaraanslag te overtuigen. Met “Storm passes away” leek het concert in een voortkabbelende modus te gaan belanden maar “Two fingers”, nu al een ware Bugg classic, knalde erna erg knap uit de boxen en tilde het concert onomkeerbaar naar een hoger plan op. Nog meer indruk maakte Bugg, uitstekend bij stem, in een indrukwekkend “Ballad of Mr. Jones”, net als alle voorgaande en wat er nog zat aan te komen in een live versie superieur aan wat we van de plaat kennen. Helemaal aan de grond genageld stonden we bij “A song about love” dat Bugg slechts met akoestische gitaar bracht en ons rillingen bezorgde als zaten we in het midden van een barre winternacht. Ook het al even nieuwe “Slide” ging door merg en been ondanks dat enkele Fransen rondom ons dit concert schijnbaar hadden aangegrepen om uitgerekend dan een avondje bij te kletsen. Met “Taste it”, “Kingpin” en “What doesn’t kill you” rondde Bugg op wervelende wijze de set af. Getrouw aan het ‘cool’ waarmee Bugg zich reeds een ganse avond had gepresenteerd doofden de lichten en verdwenen hij en z’n 2 collega’s zonder één woord nog uit te wisselen met het publiek achter de coulissen. We hebben al zalen voor minder weten ontploffen, L’Aeronef bleef er al bij al erg rustig bij. Gelukkig dat er in de voorste rijen onverminderd werd door geroepen om bissen en Bugg al snel op zijn stappen terugkeerde voor een ijzingwekkend mooi “Broken” dat finaal alle resterende kwetterende Fransen stil kreeg. Bugg ging gelukkig onverstoord verder op hetzelfde verbluffende elan met de Neil Young cover “Hey hey My my (into the black)” en de finale stroomstoot “Lightning bolt”.
Het parcours dat Jake Bugg tot nog toe heeft afgelegd is meer dan indrukwekkend, het Rijselse concert was dat evenzeer. Wie maandag de Queens of The Stone Age aan zich laat voorbijgaan in Antwerpen mag met onze groeten en een gerust hart naar het Brusselse Koninklijk Circus trekken.


Wednesday, November 13, 2013

Arctic Monkeys Mitsubishi Electric Halle/Düsseldorf (DEU) 11/11/13

Met een wapenstilstand aan onze kant van de landsgrenzen leek ons een kleine check oostwaarts wel op zijn plaats eergisteren, dus trokken we richting Düsseldorf. Dat we daar tegelijk ook troost en een goed alternatief vonden voor het in een zucht uitverkochte Belgische concert (Vorst, afgelopen zaterdag) van Arctic Monkeys was een niet onbelangrijke bijzaak. Op de parking van de Mitsubishi Electric Halle bleken we met drie Belgische nummerplaten op rij duidelijk niet de enigen te zijn die op dat idee waren gekomen.
Het viertal uit Sheffield ligt dezer dagen opvallend voorop in de populariteitspolls. Dat heeft veel te maken met hun dit jaar geloste 5e plaat (in amper 8 jaar dat de groep actief is!) en kortweg hun initialen ‘AM’ als titel meekreeg. Het album klinkt minder nerveus dan zijn voorgangers en verraadt een brede invloedsfeer waarin de groep momenteel verkeert. Zelfs hip hop en soul liggen plots minder ver van de Arctic Monkeys dan op eerdere platen het geval was. Ook de respectievelijke singels die eruit gelost zijn behoren zonder twijfel tot de smaakmakers van 2013.
Als voorprogramma kregen we de Ierse Strypes voorgeschoteld. De groep kan, amper aan de oppervlakte gekomen de voorbije maanden, nu al bogen op een lange rij bewonderaars van Paul Weller tot Foo Fighter Dave Grohl. Hun onversneden rock-’n-roll deed ons nog het meest denken aan Jake Bugg maar miste live vooral diens beheersing. The Strypes vingen hun openingsset nog snedig aan met “Mystery man” maar gingen gaandeweg kopje onder. Wat overbleef was hun jeugdige branie en een rommeltje waarin onnavolgbare drums en overstuurde gitaren de bovenhand hadden.
Tegen een achtergrond van hun oplichtende initialen aan gooiden Arctic Monkeys zich om kwart over negen in de strijd met “Do I wanna know”. Alex Turner, onlangs nog in de ziekenboeg met een infectie aan de bovenste luchtwegen, stond ogenschijnlijk kerngezond voor de micro. Ook manifesteerde hij zich opvallend meer dan op voorgaande gelegenheden dat we de groep zagen als frontman, met moves uit een Elvis-handboek en een vleugje Britse arrogantie er over heen. Het slome maar erg aanstekelijke ritme van de opener werd meteen erna de hoogte ingejaagd door het heftige “Brainstorm”. Ook het van debuut “Whatever people say I am” afkomstige “Dancing shoes” was in Düsseldorf – om nog eens een passende wapenstilstand-term boven te halen – een knaller van formaat. Turner liet, tot vreugde van de goed gevulde Electric Halle, snel horen te beseffen dat hij zich in Duits taalgebied bevond en hield er in het openingshalfuur toch goed de vaart in. “Don’t sit down cause I’ve moved your chair” kon terugvallen op een stevig Duits achtergrondkoor en ook “Teddy picker”, “Crying lightening” en “One for the road”, de singel die binnenkort niet meer van de radio weg te slaan zal zijn, waren in erg smaakvol licht niet minder dan indrukwekkend. Ook in het trio “Old yellow bricks”, het vlot mee gescandeerde “Why’d you always call me when you’re high” en het Zeppelin/Sabbath achtige “Arabella” klonken de Monkeys grootser dan tot nog toe live het geval was. Of: hoe twee helpende handen, ééntje op gitaar en ééntje op toetsen, toch het verschil kunnen maken. Met de glam rock van “Pretty visitors” werd de set richting “I bet you look good on the dancefloor” geduwd. Geen song die we het afgelopen jaar strakker hebben live weten spelen dan deze en een door Düsseldorf uiteraard fors omarmd hoogtepunt. In wat tot dusver een concert was om U tegen te zeggen ging de groep daarna plots onbegrijpelijk op de rem staan met het vlakke “Cornerstone” en het crooner moment “No 1 Party anthem”. Ook “Fluorescent adolescent” en “I wanna be yours” (door Turner en co. omgezet in “I wanna be Düsseldorf”) slaagden er nadien niet meer in de motor nog aan de praat te krijgen in de Electric Halle. Duitsland is duidelijk Engeland niet waar de groep genoeg heeft aan een vingerknip om een zaal naar hun hand te zetten. Hier had een setlist met meer publieksfavorieten het concert vast niet pardoes laten platvallen zoals in Dusseldorf het geval was. Het kostte de zaal dan ook hoorbaar moeite om een collectief applaus tot bissen op te zetten. In een straal van 5 meter rondom ons zagen we dan ook amper armen de lucht in gaan voor een toch méér dan verdiende verlenging. Ook daarin oogstten het nochtans niet onaardige “Snap out of it” uit de laatste en “Pildriver waltz” uit de vorige plaat maar matig respons. Het was dan ook wachten op uitsmijter “R U mine” om, gelukkig nog net voor de eindmeet, de wat makke zaal weer wat enthousiast te krijgen.
De slotvraag is: “Hoe dicht kan je aanzitten bij een onuitwisbaar concert?”. In het geval van deze Arctic Monkeys op Duitse bodem luidde het antwoord na afloop welgeteld 6 nummers.