Beetje vreemd was het toch om eergisteren, na achtereenvolgens
5 volle edities te hebben meebeleefd, opnieuw af te zakken naar Werchter voor
slechts één festivaldag. Vorige zomer liepen we een Pukkelpop-crush op die onze
keuze voor deze zomer in hun voordeel liet kantelen. Misschien vallen we wat
uit de toon – en worden we met een snelle uitverkoop zeker in het ongelijk
gesteld - door te beweren dat ook de opbouw van dit jaars affiche op het bureau
van de Schuer onze keuze niet had weten te keren. Laat het ons maar aan de
leeftijd toeschrijven… Uiteindelijk draaide de keuze rond vrijdag (Paolo
Nutini, Arctic Monkeys) of zaterdag (The Black Keys, Pearl Jam), een beetje
vloekende dat Foals uiteindelijk aan het zondagmenu werd toegevoegd, een dag
die op ons amper aantrekkingskracht had. Op donderdag gingen we het vast ook
naar onze zin hebben gehad bij Damon Albarn, Robert Plant, London Grammar en
Miles Kane maar die halen we hopelijk nog wel eens op een andere gelegenheid
in. De zaterdag werd het dus.
The Temperance
Movement (Main Stage 13:00) mocht
de spits afbijten en deed dat met een scheut voortreffelijke blues rock die de
vroege vogels vooraan het immense podium én ons wel kon bekoren. Zanger Phil
Campbell haalde, al zijn halsaderen kwamen stevig opzetten, de beste Frankie
Miller in zich naar boven en de band achter hem speelde als The Black Crowes in
hun betere dagen. Bovendien hadden de heren, met in de gelederen oud Waterboys
en Jamiroqua personeel, duidelijk meer kilometers in de benen dan hun nieuwe
naam aan het rockfirmament zou doen vermoeden. Dit Werchter debuut smaakte
alvast naar meer. Bij het slotakkoord zetten we het op een loopje richting Jonny Lang (The Barn 13:10) die een kwartier vroeger dan ons spoorboekje aangaf
al de (indrukwekkende) finale had ingezet. Onze betrouwbare bronnen ter plaatse
(en via de prima live stream elders) waren vol lof wat van deze Jonny de te ‘Spotfyen’
man maakt de komende dagen. In dezelfde tent traden ruim een half uur later Midlake (The Barn 14:30) aan. De groep uit Denton, Texas kende al tal van
personeel wissels maar lijkt in hun huidige incarnatie met Eric Pulido als
zanger herboren. Na het aan ‘Neil Young meets Fleet Foxes’ verwante oudere
werk bracht de jongste plaat “Antiphon” hen het universum van de psychedelische
rock (denk aan vroege Pink Floyd) binnen. Met een heerlijk zweverige sound in de tent zal, wie middenin het concert van Midlake binnenviel wellicht niet zonder ongerustheid
over de samenstelling van dat laatste broodje gezond blijven staan luisteren
zijn. Alleen groeide de band vanaf dan, na een eerder voorzichtige start,
gestaag naar zijn beste vorm. Een hemels “The old and the young” en een wervelend
“Head home” sloten een zondermeer schitterend concert af. Voorafgaand aan het
Werchter weekend werden in tal van media Tune-Yards
(KLuB C 15:20) getipt als een
potentieel hoogtepunt. Weinigen hadden daar echter geloof aan gehecht want de
(kleinste) tent stond amper voor drie kwart gevuld. De wat experimentele arty pop
van de uit New York afkomstige Merril Garbus werkte door het schelle stemvolume
- en een aanstekelijke beat maakt nog geen goed nummer - ook ons sneller op de
zenuwen dan we hadden verwacht. Met gouden tips moet dus voorzichtig worden
omgesprongen. Niet beter werd het aan de overkant bij Ozark Henry (The Barn 16:00).
De tent stond afgeladen vol maar zag een synthetisch en koel klinkend concert –
typisch hiervoor was “Indian summer” in vriestemperaturen versie - dat alleen
in een mooie Bowie cover (“Heroes”) van Goddaer en, alweer een nieuwe zangeres,
Laura Groeseneken voor enig naturel kon zorgen. Wie overdag in een tent
trouwens kiest voor het beperkt aanwenden van licht en met zijn muzikanten
nauwelijks gezien wil worden vraagt niet echt om een band met zijn publiek. Ook
voor de bindteksten was één post-it weer meer dan voldoende. Goddaer is een
over getalenteerd man, maar houdt al enkele jaren een koers aan waar wij hem
niet meer kunnen in volgen. Melanie De
Biasio (KLuB C, 16:50) kreeg de
ondankbare taak om de tent, die tijdens haar set per rij werd aangevuld met duivel-supporters, mee te loodsen naar
een mogelijks nieuw hoofdstuk vaderlandse voetbalgeschiedenis. Dat ze dit moest
doen met erg ingetogen (late night) jazz was wellicht de mis-cast (per toeval weliswaar) van het ganse
weekend. Voor hen die toch nog oor hadden voor muziek excelleerde De Biasio wel
vocaal en creëerde de band ook een gloedvolle sound. De uit Charleroi
afkomstige De Biasio mag dit najaar schitteren in het Koninklijk Circus, een
omgeving die deze dame vast meer tot haar recht zal doen komen. Na de vroege
achterstand van de Duivels zochten we, nog gelovend in een goede afloop, wat
extra mentale steun aan het hoofpodium bij Triggerfinger
(Main Stage 18:30). Het trio hield
met de hulp van twee erg bevallige assistentes met scorebordjes (“Niet door de
FIFA gesponsord” dixit Ruben Block) het publiek op de hoogte van ontwikkelingen
in Brazilië terwijl het vuistdikke songs de weide in kegelde. “By absence of
the sun” had de gedrevenheid van bloedhonden op hun eerste jacht-uitje van het
seizoen en ook het duo “Camaro” en “Let it ride” waren Triggerfinger op hun
best. Jammer dat af en toe de teugels wat te los werden gelaten en de groep te
veel de vaart uit het concert haalde met ellenlange escapades boordevol
gesoleer. Dat koste ons in Werchter toch minstens 2 songs. Met een op stapel
staand concert in het Antwerpse Sportpaleis volgend jaar weze het duidelijk dat
The Black Keys (Main Stage 20:10) de promotie naar de headline status aan het maken
zijn. Afgaande op het Werchter concert van eergisteren miste het duo
Auerbach/Carney, aangevuld met 2 extra muzikanten, toch nog wat stootkracht.
Uiteraard hielp een fikse regenbui niet om de massa in de mood te krijgen voor
de licht rammelende maar goed van melodieën voorziene garagerock maar Auerbach verzaakte het ook om dit nadeel
te pogen om te zetten in een voordeel. Een handvol “Come on’s” schoten daarvoor
te kort. Er werden enkele nieuwe songs geïntroduceerd die samen met een greep
ouder werk een té makke set vormden. Het venijn zat echter in de staart want
“Lonely boy” (welke anders?) en “Little black submarines” deed dan wel wat van
een grote naam op Werchter mag verwacht worden: tot achter de PA de massa
meekrijgen. Game niet, match wel. Een beetje zoals de Argentijnen tegen de Rode
Duivels dus. In de pauze tot aan Pearl
Jam (Main Stage 22:15) regende
het oude wijven in Werchter. Bijna konden we onze frieten opdrinken maar
dankzij het betere zeil boven ons werd dat voorkomen. Vedder en co. lieten een
kwartiertje langer op zich wachten wat met het eind uur vastgelegd op 01:00 van
de beloofde 3 uur er toch al een half uurtje afdeed. Als we al wat chagrijn in
ons voelden opkomen hierdoor was dat in één nummer (opener “Rearviewmirror”)
terug de kop ingedrukt. Geen groep die zo uit de startblokken kan schieten als
PJ. Drie kwartier hield de groep een verschroeiend tempo aan (“Mind your manners”,
“Animal”, “Do the evolution”, “Even flow”) om pas bij “Sirens” een eerste keer
de voet van het gaspedaal af te halen. De groep leek in Werchter wederom
ontketend. Wat een tomeloze inzet de heren – toch ook al met z’n allen de grens
van 40 voorbij – opnieuw aan de dag legden in Werchter deed het onverhoopte
gebeuren: Pearl Jam speelde een reprise, nu met langere speeltijd als extra
bonus, van het al even gedenkwaardige concert uit 2012. De set werd dit keer
opgevuld met maar liefst 7 stuks uit het klassieke debuut. Daarvan sloot
“Porch” de eerste van 2 lange bisbeurten af. Het nummer konden we, met de
Pinkpop-beelden van 1992 op ons netvlies gebrand (waar Vedder van op de
camera-arm het publiek induikt), eindelijk schrappen van onze wensenlijst. Ook
bijzonder: de keuze voor een cover van Pink Floyd’s “Mother”. Zonder zich ook
maar van één special effect te voorzien, maar puik in beeld gebracht op de
gigantische videoschermen aan beide zijden van het podium, hield PJ de aandacht
150 minuten vast. Vedder had overigens voor de gelegenheid wat Elio Vlaams
ingestudeerd om een volle wei “Hallo Denise” te doen roepen voor zijn
overgevlogen zus. Ook met complimenten voor het gelijktijdig geprogrammeerde
Pixies oogstte Vedder sympathie. Zo eenvoudig kan publieksparticipatie zijn.
Toen de fles rode wijn van de frontman stilaan de bodem had bereikt restte nog een
finale om U tegen te zeggen: “Alive” en het met de hulp van Midlake gespeelde en door de wei als ultiem festivalanthem onthaalde “Rockin’ in the
free world”. Mike McCready speelde nog wat Hendrix akkoorden uit de pols waar slotsong “Yellow
ledbetter” tussenin werd gehangen, een slot dat aanvoelde als nog één warme knuffel bij het heengaan.
Spijts alle inspanningen, deze Pearl Jam 'grand cru' herleidde allen die hen
zaterdag op Werchter voorafgingen onverbiddelijk tot voorprogramma.
No comments:
Post a Comment