Monday, June 16, 2014

De festivalzomer in huis: Pinkpop #pp14

Er werd op het net gestreamd dat het een lieve lust was en ook Nederland 3 deed op televisie als vanouds mee om vorig weekend Pinkpop de huiskamer binnen te loodsen. Gelukkig dat we voor dat laatste aandeel op onze digicorder nog voldoende vrije ruimte hadden want we zaten voor samen ruim 6 uur beeldgaring de voorbije dagen in onze sofa klaar voor het beste wat uit Landgraaf mocht worden door gestraald. Erbij zijn is uiteraard the real deal maar als opwarmertje tot wij weldra zelf één of andere weide opstappen kunnen we deze woonkamer-festival-ervaring best wel smaken.
Niet alleen op papier maar ook op de buis hadden we de grootste boon voor Arctic Monkeys. In ongeveer dezelfde tijdspanne van 8 jaar schuiven deze heren glansrijker door naar de headlinerstatus dan de groep die hen mocht voorafgaan en wat ons betreft momenteel een pas op de plaats maakt (Editors). Geen tot in den treure verlengde prijsbeesten (“Papillon”) maar een opwindende lap rock’n’roll (“Arabella”), strak (in het pak) gebracht door een groep die alles en iedereen overklaste. Even begonnen we toch te twijfelen aan onze keuze binnen enkele weekends voor de Pearl Jam dag van Rock Werchter … Op de splitsing John Mayer/Joe Bonamassa gingen we uiteindelijk toch overtuigender voor de eerste die iets fijnbesnaarder voor de dag kwam dan de tweede. Het kan toeval geweest zijn maar op ons scherm scheen de zon wat meer bij Mayer. Ook zijn voortreffelijke band speelde duidelijker met wat meer buikgevoel. Op zondag maakten naast de Monkeys ook Ed Sheeran, Paolo Nutini en John Newman hun opwachting. Voor het eerste hitwonder mogen wat ons betreft bakvissen per buslading worden aangevoerd, het hindert ons niet Sheeran toch hoog in te schatten. In zijn eentje en met een onmetelijke eenvoud zo’n weide in je broekzak steken, dat is weinigen gegeven. We houden onze t-shirt al klaar voor de gimmick tijdens “Sing” op Pukkelpop. Dat Paolo Nutini nu ineens de wind meekrijgt is ook voor ons, al hebben we veel sympathie voor de Italiaanse Schot, een raadsel. De hits reeg hij nog niet aaneen en ook s ’mans laatste “Caustic love” is, alhoewel een verdienstelijke plaat, niet als klassieker in spé onthaald. Toch maakte de man, gezegend met een erg karakteristiek stemgeluid, voldoende natural looks én geholpen door een hecht spelende band, het live helemaal waar op ons tv scherm. De songs wegen nog niet allemaal even zwaar maar hebben wel genoeg punch om een (groot) festivalpubliek overtuigd te krijgen. Ook Newman’s passage in de 3 FM container (“Love me again”) bracht ons ei zo na tussen zetel en tafel aan het dansen. De man, een Britse soul-pop boy, moet wellicht nog veel bewijzen maar bouwde in die container toch een uitbundiger feestje dan de anderen die we er in hebben aan het werk gezien. Op de laatste dag misten we in het tv overzicht Arcade Fire. Niet erg in de wetenschap dat we de groep op dinsdag zelf aan het werk zagen in Antwerpen. Meest opgemerkt op pinkstermaandag was, naast het apocalyptische onweder, wellicht de performance – het woord ‘optreden’ schiet hier duidelijk te kort – van Stromae. Al valt de electro-pop van Paul Van Haver wat naast ons smaakcentrum, toch wist zijn “Papaoutai” indruk te maken. De aanstekelijke Euro-beat, de overgave van Van Haver (die als een pop door zijn begeleiders het podium werd opgedragen), een welwillende en meedeinende massa… Seeing is believing, dus check de video. Pas nu begrijpen we ten volle de slimme zet om het slot van Werchter in de handen van deze man te geven. Tussen de kleine namen vonden we maandag ook het Amerikaanse Young The Giant, op plaat voor ons een beetje te clean maar live een pak opwindender. Tot slot mag er geen letter over Pinkpop 2014 geschreven worden zonder vermelding te maken van Thé Lau en The Scene. Als de muziek ons al niet naar de keel greep dan zeker het eerbiedwaardige gesprek dat Eric Corton (de best denkbare host overigens van een festivalprogramma) met Thé backstage voerde. Geen woord van dat gesprek dat ons niet in de ziel raakte.
Nu deze blogpost klaar is kan het opruimen van de troep die we achtergelaten hebben in onze woonkamer beginnen. Op naar Glastonbury (in tv-versie).


Wednesday, June 11, 2014

Arcade Fire Sportpaleis/Antwerpen 10/06/14

Toen najaar 2013 eerst de nieuwe plaat “Reflektor” werd uitgebracht en vervolgens de toerplannen van Arcade Fire werden ontrold bleef het ons verbazen dat de Canadese groep maar niet werd toegevoegd aan de Werchter affiche. In plaats daarvan werd het, daags na hun aantreden op het Nederlandse Pinkpop festival, gisteren een avondje Sportpaleizen in Antwerpen. In de hitte van de voorbije dagen kunnen we niet ontkennen dat het vooruitzicht om de groep in een door ruim tienduizend concertgangers volgelopen zaal te gaan zien ons niet echt bemoedigde. Het zweet parelde bijgevolg onderweg al netjes langs de nek omlaag. Toch hadden we wel schik in een avondje met de groep rond het echtpaar Butler/Chassagne. Sinds de zomer van 2010 had Arcade Fire immers in ons land niet meer halt gehouden, hun promo/stunt-concert als The Reflektors in de Hallen van Schaarbeek eind vorig jaar even buiten beschouwing gelaten.
Door fileleed misten we voorprogramma Owen Pallet, terwijl we na aankomst de catacomben van het Sportpaleis doorliepen vingen we wel nog flarden op van Steve Mackey’s dj set. Die laatste vulde in een half duistere zaal immers naadloos het gat tussen de openingsact en Arcade Fire. Onder een laag moderne beats verstopte Mackey heel wat vintage soul en disco waarmee op het middenplein de heupen al wat konden worden los gewiegd. In de zitjes op de tribune was de dreun echter te veel een belemmering om nog een praatje te slaan met onze sympathieke buurman.
Arcade Fire lieten een nepgroep (van henzelf) de avond openen met een schabouwelijk “Rebellion (lies)”. De echte groepsleden grepen echter snel in en vingen aan met “Normal person” uit de laatste plaat, gevolgd door het eerder vermelde “Rebellion (lies)”. De ondermaatse geluidsmix deed ons ei zo na zweren nooit nog een voet binnen te zetten in de grootste zaal van het land maar gelukkig wisten de technici van de band de scheve situatie gaandeweg toch recht te trekken. Tegen een knap “The Suburbs” stonden alle knopjes goed afgesteld en kon het concert naar zijn ware vorm groeien. “Ready to start” kwam bijgevolg geen seconde te vroeg. De 12-koppige live bezetting die de band naar een podium moet vertalen leek vanaf dat moment gesmeerder te lopen dan een Vettel in zijn eentje op een Formule 1-parcours. Met op één rij “Neigborhood #1”, een verslavend funky “We excist” en het door de volle zaal glorieus ontvangen “No cars go” waren we halfweg de avond de geluidsperikelen van bij de aanvang al helemaal vergeten. De ganse tribune blijkbaar met ons mee want niemand scheen tegen dan nog trek te hebben in zijn zitje. Om een zaal van deze omvang mee te krijgen volstaat soms niet enkel de muziek. Win Butler riep al snel het zittende deel van de zaal uit hun stoelen en ook de glitterende cirkels en vormen op het podium en ronddraaiende zoeklichten boven het middenplein leken de participatie goed te voeden. “Afterlife” en “Reflektor” werden aldus ontvangen zoals het hoorde: al dansende! Tussen beide nummers werkte de guitige Régine Chassagne zich helemaal op het voorplan met – Abba meets Lio - “Sprawl II” en door middenin de zaal op een klein extra podium “It’s never over” te brengen. Verrassing alom toen bij de aanvang van de bissen terug de nepgroep op datzelfde kleine podium verscheen om Plastic Bertrand’s “Ca plane pour moi” te playbacken. Om het taalevenwicht niet te schenden hadden we erna minstens nog “Ik wil je” van De Kreuners verwacht maar in plaats daarvan werd het (gelukkig) een uitstekende bisronde met “Neighborhood III”, het wat op een lome maar aanstekelijke beat leunende “Here comes the night” en afsluiter “Wake up” (met die heerlijke versnelling aan het eind). Tegen dat moment dwarrelden de laatste papiertjes uit de in de zaal opgestelde confettikanonnen naar beneden en zochten we in een gelukzalige mood de uitgangen van het Sportpaleis op.
Dat Werchter dit feest aan zich moet laten voorbijgaan is na gisteren toch een smetje op de feestaffiche naar aanleiding van het 40 jarige bestaan. Zei iemand nog iets over een slecht geluid aan het begin van de avond?


Tuesday, June 10, 2014

Paul Weller AB/Brussel 9/06/14

Met het zopas uitbrengen van een verzamelplaat - met voorvoegsel “More” sluit die trouwens mooi aan op zijn eerste solo compilatie “Modern Classics” uit 1998 - trakteert Paul Weller zich dit jaar klaarblijkelijk op een creatieve pauze. Gelukkig is het ook voor hem (en ons!) nog eens een excuus om de baan op te gaan. Om de Misses thuis te blijven behagen moet hij het alvast niet laten want die heeft – te zien aan intensieve Twitter activiteit – haar stek in de Weller tourkaravaan intussen goed opgeëist. Weller doet in de aanloop naar enkele Britse openluchtshows (in bossen) en een prestigieuze slot op het Schotse T in The Park momenteel eerst Europese zalen aan. Via Duitsland en Nederland ging het gisteren naar de Brusselse AB. In tegenstelling tot voorgaande afspraken in dezelfde zaal misten we het bordje ‘uitverkocht’ aan de voordeur, al zal het in de telling daarvoor op enkelingen zijn aangekomen.
De avond werd ingeleid door Gramotones, een jonge band uit Manchester met een zanger die kon doorgaan voor de kleinzoon van Pete Townshend en zonder twijfel aan Weller een grote inspiratiebron heeft. Hun setje was kort maar gebald en legde een strak bedje van gitaren, bas en drums in de AB neer waar U ook Arctic Monkeys zou kunnen op aantreffen. The next big thing hebben we er niet meteen in gehoord maar ze verdienden meer dan een traag vollopende zaal om hun kunnen aan te demonstreren. Ook: groepen die rijmen op Ramones zijn d’office in de gaten te houden vinden wij (of niet soms @PVandebrande?).
Met een slot uur dat voor treinreizigers naar de AB vastligt op half elf trappen concerten er tegenwoordig zalig vroeg af. Kwart voor negen scherp trok Weller de boel op gang met een heftig “From the floorboards up” om in het openingskwartier te blijven hangen bij werk van jongere datum met par excellence dat uit het fel geprezen “Wake up the nation” van vier jaar geleden. Weller oogde, 2 weken terug 56 geworden, erg fris en sprak vroeg zijn genoegen uit over de warme ontvangst die hem in de AB te beurt viel. De ‘fire and skill’ waar s ’mans ganse loopbaan op is gevestigd lijkt ook in zijn 5e actieve decennium nog lang niet uitgedoofd. Met een wat zwak ingezet “Sea spray”, dat naar het einde toe toch mooi open bloeide dankzij samenzang onder de bandleden en handgeklap vanuit het publiek, hield het concert erna voor het eerst halt in Weller ’s rijke verleden. Een werkelijk fantastisch “My ever changing moods” (voor de statistieken: The Style Council, 1984) wekte een gelukzalige roes van nostalgie op zonder dat het nummer 30 jaar na datum belegen klonk, wel in tegendeel. De uitmuntende begeleidingsband tilde het nummer op tot naast de originele versie. Weinig performers weten beter dan Weller dat een concert vaart moet houden en pauzes niet dienen voor lang gepreek. Amper één ademhap verder zaten we in een lang en door prima solo’s van Weller en zijn vaste linkerhand Steve Craddock opgesmukt “Foot of the mountain”. Onze glimlach strekte zich uit tot achter de oren want daarmee zagen we onze nummer 3 van onze ‘Album 5 aller tijden’ (zie eerdere blogpost) in dit concert op uitmuntende wijze vertegenwoordigd. En er zaten nog meer verrassingen aan te komen. “Going places” uit het haast vergeten “Illumination”, een werkelijk schitterend “Above the clouds” dat de geest van de betreurde Marvin Gaye wist op te roepen en een beresterk “Peacock suit” waren sinds lang terug nog eens van de partij, zij aan zij met recenter materiaal dat in concertverpakking zich superieur maakte aan de plaatversies (“The Attic”, “7 & 3 is the strikers name”). Enkele hits bleven voor occasionele concertbezoekers wellicht wat ontgoochelend in de kast maar de vaste aanhang werd op zijn wenken bediend. Na eerder “Tales from the Riverbank” te hebben opgediept sloot de set op ijle berghoogte af met het 2e Jam moment van de avond “Start!”. Ook in de bissen was de voorspelbaarheid even groot als bij de huidige regeringsformaties: minder voor de hand liggend werk maar live daarom niet minder boeiend (“Wild blue yonder”, “Whirlpool’s end”) dreef heem uiteindelijk toch in de richting van “The changing man” met een extatische AB tot gevolg.
Over welke ‘Modern Classics’ hij nu wel of niet had moeten bovenhalen in de AB viel gisteren lang na te discussiëren, maar de kans dat een Weller fan na een concert als dit teleurgesteld is teruggekeerd moet quasi even groot zijn als een midweeks spitsuur zonder file op de Brusselse ring.



Maart 1994 hierboven, ruim 20 jaar later hieronder (met dank aan @PVandenbrande)