Glen Hansard (3/11,*****) schrapte vorig jaar al zijn toerplannen om tijd te kunnen doorbrengen met familie. Verdere details werden toen niet prijsgegeven maar bij bronnen die daar naar op zoek gaan hoorden we dat er (voor het eerst) gezinsuitbreiding op komst was ten huize Hansard. Dit jaar beviel de Ier dan eindelijk ook nog eens van een nieuwe plaat. Afgaande op de titel ‘All that was East is West from me now’ heeft het kersverse vaderschap hem een ferme draai gegeven maar bij beluistering komen we uit op wederom sterk songmateriaal zoals Hansard dat nu al enkele jaren aflevert. In een rechtvaardigere wereld – maar ook U weet intussen dat we daar verder van af zijn dan ooit – was Hansard een grote naam op alle podia. Met een immer doorleefde performance laat de Ier ons immers zelden onberoerd en ook deze keer was dat niet anders. Sterker nog: deze passage in het Brusselse Koninklijk Circus zet zich naast onze Hansard ontgroening op Rock Werchter ’16 mee op kop. Met een beperkte begeleidingsband in vergelijking met toen, erg sobere belichting en een wat dieper zingende Hansard werd in opener ‘Sure as the rain’ onmiskenbaar de sfeer van Leonard Cohen opgeroepen. ‘The Feast of St. John’, ook uit zijn nieuwe plaat, heeft iets van een luid dronkenmanslied, best geschikt nét voor sluitingsuur en ‘Down on my knees’ klonk als vintage dEUS waarvan we er een paar misten op de jongste van Barman en co. Nog voor het half uur was verstreken sloegen we onze buurman al een arm om de schouder bij ‘My little ruin’ en ‘When your mind’s made up’ en dan moest, op eenvoudig verzoek van iemand uit de zaal en dus exclusief voor Brussel, ‘Bird of Sorrow’ nog komen. Hansard, eenmaal aan de praat, kreeg de zaal aan het lachen toen hij de namen van zijn groepsleden met elkaar verwarde maar liet even goed geen gelegenheid voorbijgaan om hen ook in het applaus van de zaal te laten delen. Muisstil werd het echter toen hij een cover van ‘American Townland’ (van de Ierse folkgroep Interference) te midden van de set zonder versteking bracht en ondubbelzinnig verwees naar het conflict tussen Israëli en Palestijnen. Liever op deze manier nog eens aan die waanzin te worden herinnerd dan via de dagelijkse overload op alle mogelijke mediakanalen dachten we terwijl onze gedachten richting Midden-Oosten gingen. De toonzetting van deze avond was aldus wat zwaarder dan op vorige gelegenheden maar met ‘Bearing witness’, ‘Wedding ring’ en ‘Fitzcarraldo’ bleef de aanvoer van hoogtepunten tot aan de bissen verzekerd. Daarin zat alweer een tot in elke vezel beklijvend ‘This Gift’ en het van het Koninklijk Circus door prachtige samenzang voorziene ‘Her Mercy’. Als er concerten zijn die een mens altijd maar opnieuw zou willen beleven dan was dit er zo één.
Als u de thermostaat van de verwarming het jaar rond graag op
een mooie 25° instelt moet u toch eens overwegen om het complete oeuvre van Young
Gun Silver Fox (10/11,***1/5) in huis te halen want dit zou wel eens een
pak kunnen schelen in de stookkosten. Dit Londense duo heeft zich immers
toegelegd op muziek die geografisch mijlenver van hen te situeren is en alvast
in onze verbeelding ook de sfeer van de late jaren 70 oproept. Als u thuis een
platenkast heeft met Steely Dan, Toto, The Doobie Brothers en Hall & Oates
erin – zij met zekerheid wél – dan omarmt u deze Britten als een stel oude
vrienden die u al jaren niet meer heeft gezien. Niet toevallig klonk net voor
de start van hun concert in de Gentse Vooruit een classic van de
laatsten uit dat rijtje (Rich girl) om helemaal in de sfeer te komen. Ook al
delen ze met hen nog niet hetzelfde palmares aan hits, ‘Still got it goin’ on’,
‘Midnight in Richmond’, ‘West Side Jet’ en ‘Kids’ zijn het soort singels die
instant bekend in de oren klinken. Dit heeft vast te maken met de referenties
die ze oproepen maar minstens ook met het talent van Andy Platts en Shawn Lee.
Dat Platts ooit een songschrijverssessie met de befaamde Tod Temperton (Michael
Jackson) mocht doen en ook Diane Ross bij hem is komen aankloppen voor nieuw
materiaal (ook al nam ze dat niet op) is zeker geen toevalligheid. Aan die
eerste gelegenheid hield Platts overigens het niet onaardige ‘Moonshine’ over wat
weliswaar de setlist haalde in Gent maar nog niet op een plaat van YGSF te
vinden is. Hoe goed dit duo, aangevuld met een drummer en een bassist, live wel
is bewezen ze door in de Vooruit moeiteloos de blazersectie te doen vergeten
die op hun plaatwerk prominent aanwezig is. Na een op stapel staande toer naar
Amerika – met jawel de westkust op het programma – en de opnames voor plaat 5
op de planning in ’24 zien we deze Londenaars dan ook met plezier terug. Benieuwd
tegen dan wat dat hier in huis al zal hebben opgeleverd via de energie
jaarrekening.
Blues-rockers Rival Sons (12/11, ****) komen van aan
die befaamde Amerikaanse Westkust maar tappen muzikaal uit een gans ander
vaatje. Het vervult ons op vandaag met trots dat de heren uit Long Beach
(Californië) inmiddels een vaste waarde zijn geworden aangezien we ze ten tijde
van hun debuutjaren meermaals eigenhandig de hemel hebben in geprezen. Dit jaar
brachten ze zelfs 2 albums uit (‘Darkfighter’ en ‘Lightbringer’) waarop de
inmiddels beproefde formule iets te makkelijk in herhaling wordt genomen. Het
legioen fans dat de groep hier inmiddels voor zich heeft gewonnen zal het
echter worst wezen want de AB was de snelst uitverkopende zaal van hun
Europese toer en dat zorgde een avond lang voor een opvallend extatische sfeer.
Wij zijn van het soort dat dan denkt dat de prestaties van een groep daar
alleen maar wel bij varen en we dat dan ook bevestigd horen in het concert (‘Electric
Man’, ‘Rapture’, ‘Pressure & Time’ en ‘Nobody wants to die’). Ons
scepticisme voor het jongste werk speelde de groep in die laatste overigens op
verschroeiende wijze naar de prullenmand. We kregen er een live-favoriet voor
het leven bij. Her en der moeten de heren echter opletten niet in
langdradigheid te verzanden maar de grootsheid waarmee ‘Feral Roots’ werd
gebracht liet andermaal vermoeden dat ze nog niet zijn afgeschreven voor veel
grotere zalen dan de AB. Zanger Jay Buchanan zat van pure overgave tegen de
bissen al los door zijn stem heen wat hem overigens bij het Brusselse publiek
een nog groter applaus opleverde. Gelukkig was het akoestische ‘Shooting stars’
dat alle 2000 aanwezigen in een waar gospelkoor transformeerde en te boek mocht
als het ware hoogtepunt van de avond dan al achter de rug. Snel groeien deden
deze zonen tot dusver niet, geruststellend om te zien was evengoed dat ze wellicht nét daarom nog lang niet opgebrand zijn.
In de zomer van 1988 stonden we vol bewondering vooraan op
de weide van boer Achiel Eecloo in Torhout voor het Belgische live debuut van
10000 Maniacs. Charme, stem en songschrijverstalent, het huisde toen reeds allemaal
in frontvrouw Natalie Merchant (14/11, *****) die sindsdien een meer dan
succesvolle solocarrière heeft uitgebouwd nadat ze in 1993 de Maniacs de rug
toekeerde. Ondanks die instant crush van toen hebben we – 35 jaar fast forward
– tot nu gewacht om Merchant nog eens live te gaan zien in het Koninklijk Circus.
Beter laat dan nooit dachten we toen de Amerikaanse van Italiaanse origine al
met het eerste nummer (‘Lulu’) op innemende wijze imponeerde. Door veelvuldig
naar de ons geliefde albums ‘Tigerlilly’ en ’Ophelia’ te grijpen werden we op
onze wenken bediend maar ook wat ze putte uit ‘Keep your courage’, haar dit
jaar verschenen 9e plaat, bekoorde ons meer dan gemiddeld. Merchant
straalde een soort moederlijke warmte uit en maakte het in de zo goed als volle
zaal huiskamer-knus door tussendoor anekdotes boven te halen en meermaals haar
verwondering uit te spreken voor de beleefde respons die haar in Brussel te
beurt viel. Zo was het prachtige ‘King of May’ ook een song die ze had gebracht
op herdenkingsdiensten ter ere van de in ’97 overleden schrijver en stadsgenoot
van Merchant, Alan Ginsberg en vormde een oudere dame uit haar entourage die in
de lockdown was komen te overlijden de inspiratie voor het al even mooie
‘Sister Tilly’. Voor een wulpse nachtclubsfeer was het die avond duidelijk
elders aankloppen al onthield Merchant zich er niet van om gracieus doorheen
haar eigen nummers te dansen met een knalrode plooijurk aan. Met ook een
strijkerskwartet die mee voor de muzikale omlijsting zorgde viel het geheel in
een haast betoverende sfeer die de pas 60-jarige Merchant aan het einde van één
van de mooiste concerten van het jaar oververdiend een staande ovatie
opleverde.
Met muziek van het Britse Marillion (21/11,****) moeten
we bij onze huisgenoten niet komen aankloppen. Hun muziek is gelaagd, de songs
duren lang(er), gaan van zacht(er) naar hard(er) en terug en zijn niet vies van
een beetje bombast. De extraverte frontman Fish uit de jaren ’80 werd inmiddels
al ruim 3 decennia geleden opgevolgd door Steve Hogarth die met een meer
theatrale persoonlijkheid het gezicht van de groep drastisch veranderde. Beide
formaties zijn eigenlijk perfect van elkaar te onderscheiden ook al zitten
achter beide kopmannen nog steeds dezelfde 4 muzikanten. Zalen vullen doet
Marillion tegenwoordig voor de latere versie die van de groep is ontstaan.
Gelukkig, want voor alle anderen was het – zonder enige garantie, want de groep
skipt meestal die eerste jaren - nagelbijtend wachten tot in de bissen of er
überhaupt nog een spoor zou leiden naar Marillion 1.0 . Met (échte hit uit 1987)
“Sugar Mice” was dat op hun passage in de Roma wel degelijk het geval
maar tegen dan hadden de heren van hoge progrock stand de zaal al lang aan hun
kant met een uitgelezen en technisch superieur uitgevoerde selectie uit grofweg
een viertal latere platen. Daarvan vielen zeker ‘Care’ en ‘Reprogram the gene’
uit hun laatste ‘An hour before it’s dark’ bijzonder goed in de smaak alsook
titelnummer ‘Sounds that can’t be made’ uit wat misschien wel hun strafste
album is van de voorbije 30 jaar. De publieksreactie erop deed overigens allerminst
vermoeden dat het latere werk van de groep Antwerpen nooit zou hebben bereikt,
zoals Hogarth (wellicht plagerig) suggereerde. Feit is wel dat de groep hier in
tijden niet meer was geweest wat bij hen ongetwijfeld die veronderstelling in
het leven had geroepen. Tegengesteld aan Hogarth die soms iets te opzichtig
naar aandacht hengelde stonden de overige groepsleden bescheiden op de
achtergrond hun job te doen. Daartussen ook gitarist Steve Rothery die een
avond lang de mooiste solo’s uit zijn mouw schudde en daarmee minstens evenveel
krediet opeiste als de frontman voor wat een gedenkwaardige terugkeer was van
Marillion naar de Belgische podia.
In de lente zaten we nog met troost bij de hand in een lokale stamkroeg in Verviers toen ons, luttele uren voor Laurence Jones (24/11,****1/2) er die avond zou aantreden in The Spirit of ’66, het nieuws bereikte dat het concert niet zou plaatsvinden. Voor een nieuwe poging om de Brit live nog te pakken te krijgen dit jaar hadden we met Muziekcafé The Crossover (bij ons om de hoek) gelukkig beduidend minder kilometers af te leggen. Jones, nog maar 31 en al 8 albums op zijn conto, timmert al enkele jaren aan de weg. Met ook enkele Britse en Europese blues awards op de schouw wordt hij nog steeds getipt als de coming man in het genre. In vergelijking met zijn voorgaande meer gepolijste platen vertoont nieuwe ‘Bad luck & the blues’ een ruwere aanpak. Dat vertaalde zich met een trio bezetting (zonder toetsenman) ook naar het podium van The Crossover. Als een wervelwind jaagde Jones er nagenoeg dat ganse nieuwe album door met slechts een handvol oude nummers én wat covers erbovenop. Daartussen leverde zijn interpretatie van ‘Voodoo Chile’ ongetwijfeld het luidste applaus van de avond op én terecht. Met voldoende sterk eigen materiaal en door nooit de focus op de song uit het oog te verliezen – ook niet wanneer er zoals het genre voorschrijft lang moet gesoleerd worden – werden bovendien ook nog eens alle valkuilen van het genre slim vermeden. Deze Laurence Jones bewees in Langerbrugge aldus een volbloed bluesrocker te zijn die, in een wereld waar Joe Bonamassa stevig op de troon zit, zeker een plek in diens hofhouding verdient.
No comments:
Post a Comment