De Stereophonics is en blijft een groep waarmee het erop of eronder is; een middenweg bestaat schijnbaar niet. Ook al kan de groep inmiddels aanspraak maken op een heuse best-of boordevol radiovriendelijke songs, het grote publiek is langs deze kant van het kanaal nog niet door de knieën gegaan voor de Welshmen. Mogelijks moeten we de reden hiervoor zoeken in dat scherpe kantje dat door de groep wordt weggemoffeld op hun respectievelijke platen en voorbehouden wordt voor hun concerten. In onze vriendenkring is ook niet iedereen zo happig op het rauwe stemgeluid van boegbeeld Kelly Jones. Sommigen menen er een hardnekkige keelontsteking in te herkennen en dat zonder enige vorm van klinisch onderzoek. Ook live is de groep al sinds wij ze volgen een apart geval. Tijdens korte festivalsets zéér verdienstelijk maar tijdens de (langere) zaalconcerten iets te wisselvallig. Op zoek naar dat eerste fantastische zaalconcert stonden we vorige maandag in een uitverkochte AB.
In het voorprogramma kregen we het voor ons volslagen onbekende Hero voorgeschoteld. De groepsnaam verraadde al een zekere megalomanie en dat werd door de grote gebaren van de heren op het podium alleen maar bevestigd. Muzikaal citeerde de groep ongestoord uit het grote boek der stadionrock; nergens was er één grammetje originaliteit te bespeuren. Net als de toen nog afwezige helft van het publiek gaven ook wij de voorkeur aan een verlengd verblijf in de foyer van de zaal.
De Stereophonics trapten kort na negen perfect af met “Bank holiday Monday”, een heftige pop-rock song die niet van zijn melodieuze pad afwijkt. Gesneden koek voor ons dus. Door onmiddellijk erna terug te grijpen naar hun debuut uit 1997 lieten ze alvast verleden en heden niet uit elkaar drijven . Er zat 10 jaar tussen beide songs maar het zal niemand zijn opgevallen. Intussen vulde Kelly Jones, de Rod Stewart van zijn generatie, het podium van de AB met een zelden geziene ‘cool’ inclusief zwarte zonnebril. De twee overige bandleden, met nog eens een extra toetsenman en gitarist erbij, mochten tevreden zijn met een plaatsje in zijn schaduw.
Uit hun zes albums tellende discografie kreeg vooral het vroege en laatste werk de meeste aandacht. Hun meest succesvolle album tot op heden (“Just enough education to perform” uit 2001) bleef onderbelicht. De groep verkeerde toen in méér akoestische sferen terwijl ze heden ten dage wat eigenwijs kiezen voor een volbloed elektrische aanpak. Die optie resulteerde in de AB voor een live-geluid met opvallend weinig reliëf . Zo hoorden we “Mr Writer” schreeuwen om een akoestische gitaar en ook “I wouldn’t believe your radio” klonk zo wat onnatuurlijk. Kelly Jones is echter een uitstekend songsmid wat hij middels hun laatste radiohit “It means nothing” nog eens goed in de verf zette. Dit pareltje (video hier onderaan ingesloten)waarvoor Jones de inspiratie vond na de aanslagen in Londen medio 2005, maakte grote indruk op de AB. Hetzelfde gold voor “Maybe tomorrow” dat Jones als eerste bis helemaal alleen afwerkte terwijl de volle zaal door samenzang het nummer een unieke glans gaf. Herkenbaarheid troef overigens want de groep trok resoluut de kaart van de singels. Nu de akoestische gitaar is verbannen geen “Have a nice day”, in de plaats daarvan wel “Traffic”, “Just looking”, “Pick a part that’s new”, “Vegas two times”, “Devil”, het nieuwe “My friends” en slotsong van de avond “Dakota”. Uit dit rijtje deden enkel de 2 laatste het concert echt pieken. Bijgevolg werd de avond afgerond zonder echte missers maar met slechts een beperkte kopploeg. Eén ding weze na hun doortocht in de AB zeker: uit een zaalconcert als dit valt ongetwijfeld een verdienstelijke festivalset te puren.
Afspraak op Pinkpop (dag 2, 31/5) en enkele dagen erna voor het verslag hier!
No comments:
Post a Comment