Al van in de jaren 80 droomden we luidop over een Belgische versie
van het vooral in Engeland met véél prestige beladen ‘Monster Of Rock’
festival. In 1990 was er al een indoor mini-versie (met Whitesnake) in Gent
maar het jaar erop vormde een stoffige Hasseltse weide – héél wat anders dan
het mythische Donington Park voor de Britten – het decor voor de enige
openlucht versie die er bij ons van het festival heeft plaatsgegrepen. AC/DC trok
dat jaar de affiche met Metallica, Motley Crüe en Queensrÿche als “opwarmers”.
Doordat The Black Crowes niet voor ons land waren bijgeboekt kreeg het
vernuftige Queensrÿche de eer om te openen. De heren konden er hun onderbroken
concert in de Sporthal van Koekelare van het jaar daarvoor (door een dodelijke
steekpartij) in minder vijandige omstandigheden verderzetten en ook het
spraakmakende Mötley Crüe maakte een niet onaardige beurt. Winnaars van de dag
waren toen ongetwijfeld Metallica. Met 2 nummers uit het pas uitgebrachte
‘Black Album’ en een trits klassiekers uit alle voorgaande platen was dit een
oplawaai van jewelste dat toen duidelijk maakte dat Metallica de headliner
next to come was. In die mate zelfs dat er nadien van een échte ‘Thunderstruck’
en veel animo bij de greatest hits van AC/DC amper sprake was. Zo’n
‘Monsters Of Rock’ festival hoeft niet meer tegenwoordig want inmiddels hebben
Graspop en het West-Vlaamse Alcatraz de jarenlange metalen leegte op de
festivalkalender helemaal ingenomen.
Welkom op een één mans concertarchief, periode 2006-2023. Elk concert dat we binnen die tijdspanne hebben bijgewoond is er in opgenomen. Er is op deze blog nieuwe aanvoer “als we daar goesting in hebben” of niet. Onder dezelfde naam blijven we wel met regelmaat (elk concert) actief op sociale media (Instagram, X).
Showing posts with label Metallica. Show all posts
Showing posts with label Metallica. Show all posts
Tuesday, July 28, 2020
Festival in ons kot: onze top 10 'meest gekoesterde festivalherinneringen' (9)
9. Monster Of Rock Open Air, Hasselt 30 augustus 1991
Labels:
AC/DC,
Festival in ons kot,
Metallica,
Monsters Of Rock,
Queensrÿche
Monday, March 28, 2016
Onze Zwaarste Vijf
Veel is onze paasrust niet waard vandaag want op StuBru gaat
vanavond De Zwaarste Lijst in de ether. Een gelegenheid om ook hier eens uit te
pakken met onze vijf - uit zware metalen opgetrokken - favorieten. Qua namen
gaan we in de definitieve lijst niet slecht finishen, al zullen we qua
songkeuze wellicht wat verschillen met de gemiddelde voorkeuren. Opvallend:
onze “jongste” favoriet is intussen al bijna een kwarteeuw oud. Leeft het genre
vooral bij gratie van de oudjes? Te merken aan de weerkerende klassieke namen
als headliners van Graspop vrezen we een beetje van wel.
5. Megadeth
– Symphony of destruction (’92)
Al sinds jaar en dag is Dave Mustaine ons favoriete ex- Metallica
lid. Sterker nog: we dragen Mustaine en het dozijn huurlingen die over de jaren
heen deel hebben uitgemaakt van zijn Megadeth misschien wel een warmer hart toe
dan Hetfield en co. Inmiddels hebben we de rol wat gelost maar in de jaren 90
ging, in tegenstelling tot bij zijn oude broodheren, geen plaat van Megadeth
onopgemerkt aan ons voorbij, deze “Countdown to extinsion” met “Symphony of
destruction” op kop.
4. Saxon –
Wheels of steel (’82 – versie “The eagle has landed”)
Nog met een teen of drie in ouderwetse boogie maar
desalniettemin onvervalste metal. Met Biff – zit mijn spandex goed?- Byford als
frontman uit de duizend teert Saxon ook vandaag nog op het rijke verleden dat
zich uitstrekte over nauwelijks vijf jaar op de grens tussen de seventies en
eighties.
3. Iron
Maiden – Hallowed be thy name (’85 – versie “Life after death”)
Toen we de hoes van “Life after death” in handen kregen
waren we meteen verkocht. Net als op Thin Lizzy’s “Live and dangerous” wordt
nergens op een hoes zo smaakvol gekoketteerd met het eigen live gebeuren als
bij Maiden. Metal leek immers bij uitstek het genre om in een concertzaal te
degusteren. Ondanks een decennialang doodzwijgen op alle radionetten – ja, ja, zelfs
StuBru – bleven de zalen geheel terecht vollopen al kan niemand ons ervan
overtuigen dat ze de voorbije 20 jaar nog een plaat hebben afgeleverd die in
het rijtje “Killers”, “Piece of mind” en “Number of the beast” past.
2. Queensrÿche – Operation:Mindcrime (’88)
De stelling dat metal hersenloze troep was en headbangen van
je grijze massa alleen maar troep maakt werd door deze heren uit Seattle eind
jaren 80 helemaal onderuit gehaald. Het maatschappijkritische “Operation:
Mindcrime” – tekstueel nog altijd brandend actueel – blijft voor ons tot nader
order de beste metal plaat aller tijden. Het is des te jammer dat de heren het,
ondanks een drietal verdienstelijke platen, niet voor elkaar hebben gekregen
zichzelf wat steviger in de annalen van het genre in te schrijven.
1.
Metallica – Welcome home (sanitarium) (’86)
Het staccato gitaarriff-je dat op driekwart het nummer binnenkomt
alsof het van een machinegeweer werd afgevuurd zette ons destijds aan tot een
eerste keer headbangen, voorwaar toch de échte reden waarom we een lijstje als
dit samenstellen. Het was ook het moment dat we onszelf plechtig beloofden,
éénmaal het ouderlijke huis uit, het contact met onze kapper zouden verbreken. De
essentie van Metallica, en bij uitbreiding van een genre, is terug te brengen
tot die ene plaat uit 1986 “Master of puppets”.
Labels:
De Zwaarste Lijst,
Iron Maiden,
Megadeth,
Metallica,
Queensrÿche,
Saxon
Friday, July 17, 2009
Rock Werchter dag 4 05/07/09
Met al drie dagen in de benen kunnen we niet zeggen dat we op zondagochtend gezwind naar de weide zijn gejogd. Er kwam dan ook een stevig bord spek en eieren aan te pas om ons voldoende klaargestoomd te krijgen voor het Werchter debuut van het Antwerpse The Hickey Underworld kort na de middag. Onze twijfels of ze nu al de Marquee in moesten of beter nog even plaat 2 hadden afgewacht hangen als een dun laagje mist over ons overwegend positief eindoordeel. Dat heeft alles te maken met enkele songs, onder andere ook de twee openers “Zero hour” en “Sick of boys” die beter nog ietsje langer waren blijven rijpen in het repetitiekot. Iemand zou het hen eens moeten influisteren: mokerslagen van songs zijn nog geen goede songs. Wel patat erop: het nieuwe “Hertenwandel” en de Afrekening hit “Future words” (die hen ongetwijfeld een ticketje Werchter opleverde).
De 68-jarige Seasick Steve , tot voor kort fulltime straatmuzikant, stond een beetje als leuk curiosum op de affiche. De man, 3 jaar terug ontdekt door BBC presentator en muzikant Jools Holland, speelt de blues op een zelfgemaakte driesnarige gitaar die hij zelf ‘a worthless piece op shit’ noemde. Ook de drummer heeft zijn materiaal klaarblijkelijk op de dichtstbijzijnde rommelmarkt bij elkaar gescharreld. Samen klonken ze op het immense podium van Werchter allerminst technisch briljant maar wel even intens als in een rokerige New Orleans kroeg. Ook Steve’s talent als verteller kwam tussen de nummers door bovendrijven. Aan zijn “Dog house boogie” hing immers zijn eigen tragikomische levensverhaal vooraf. Op 14 jaar het huis uit geschopt door de (gesloten) venster en vervolgens de straat op met zijn gitaar. Ruim 50 jaar later had het dus even goed de Haachtsesteenweg kunnen zijn maar het werd de wei in voor het hoofdpodium van Werchter. Ome Steve vetederde middenin zijn concert een volle wei door naast hem een tienermeisje uit het publiek te zetten voor het pareltje “Walking man”. Zelfs die-hard Metallica fans checkten even of ze wel een zakdoek binnen handbereik hadden.
Zij die nadien gespaard bleven van een wolkbreuk en kozen voor de tent en Lady Linn kregen een stijlvol concert dat boordevol swing-jazz zat uit de tijd dat Seasick Steve himself nog in de bloemkolen zat. Al het (zelfgeschreven!) materiaal uit de cd “Here we go again” (inmiddels goed voor goud) werd vakkundig gebracht door Lynn – in een adembenemend rood jurkje – en ‘Her magnificent seven’. De Eddy Grant cover was natuurlijk een te voorspellen hoogtepunt. Ook al is dit een uitstekend concept, misschien moeten we er wel de eindigheid van inzien in de wetenschap dat een uitstekende zangeres als Lien De Greef nog eindeloze mogelijkheden heeft. We zijn benieuwd.
Een goed popgroepje, ook al bestaat hun aanhang grotendeels uit gillende tieners, blijft een goed popgroepje. Met die ingesteldheid bleven we staan voor The Script. Al na 4 nummers hielden we het voor bekeken want de Ieren dikten hun op plaat nog genietbare songs live zo aan dat ze amper nog te slikken waren. Bovendien schudde zanger Danny O’Donoghue net iets te veel met zijn gat waardoor een song als “The man who can’t be moved” alle geloofwaardigheid verloor. Bij aanvang vertelde de groep dat ze eigenlijk geen toeschouwers hadden verwacht voor het podium. We voelden een slijmspoor ontstaan van Werchter tot in Leuven. Het mag een wonder heten dat er überhaupt nog toeschouwers zijn blijven staan.
Al evenveel bewondering koesteren we voor liefhebbers van Black Eyed Peas concerten. Wat een waar feest zou moeten zijn klonk echter als een met veel haperingen in elkaar geklutste muzikale brei. Zangeres Fergie, een ongelooflijk stuk (wat?) volgens kenners, vuurt het publiek aan als waren het allemaal ‘motherfuckers’ die dringend in haar maat moesten op en neer springen en daarbovenop nog eens luid ‘yellen’. Dit procédé wordt tot in den treure herhaald terwijl een container leuke hits tevergeefs stonden te wachten op een geweldige live uitvoering waarmee de massa automatisch zou beginnen springen en yellen. Voila: het is er eens uit en het voelt goed. Pump it Fergie!
Mits de nodige aanmoediging van onze naaste omgeving trokken we vervolgens naar de zoveelste heruitgave van de bekende Kaiser Chiefs revue. Zeggen dat we deze Britten beu zijn moet zowat het understatement van het jaar zijn. 2 jaar geleden wouden we ze al bij Koninklijk besluit laten verbannen naar een onbewoond eiland maar ze blijven, als een jaarlijkse verkoudheid, steeds terugkeren. Ricky Wilson was weer geheel zijn vermoeiende zelf en brulde het publiek eindeloos suf om hetzelfde te doen. Voor deze Kaiser Chiefs geldt dat ze ooit hebben gevlamd maar inmiddels lang zijn opgebrand. Als Schueremans ze volgend jaar opnieuw boekt komt er gegarandeerd een ‘riot’ van. “Oh my god”? Jawel!
Een volle tent ontving vervolgens het Noorse (duo) Röyksopp. We hoorden van op een afstand licht verteerbare en naar ambient neigende elektronische muziek waarin sfeer oproepen iets te vaak belangrijker was dan de structuur van een liedje. Als het dan toch op dat laatste uitdraaide (“The girl and the robot” en “What else is there?”) bewees dit duo geen zondagsprogrammeurs te zijn. Aan de rand van de Marquee verging het deze Röyksopp bijgevolg niet slecht als achtergrondmuziekje.
Als een echte topact liet Metallica toch een kwartiertje op zich wachten. Opener “Blackened” reed pas om half 12 als een colonne bulldozers Werchter binnen en opvolgers “For whom the bell tolls” en “Creeping death” hadden nog veel (speed metal)voeling met het jaar van fabricage (1984). In afwachting van nieuw werk werd Werchter dus duidelijk eerst op zijn wenken bediend met wat oudjes. “One”, ingeleid door een hoop vuurwerk en helikoptergeluiden, rondde het eerste half uur af. Vervolgens sneed de groep een hoofdstuk “Death magnetic” aan waarmee het contrast met het oudere werk voor ons nogal pijnlijk scherp werd gesteld. Toen daartussen ook nog eens het drammerige “Sad but true” werd geparkeerd, konden we niet snel genoeg aan de verste bierstand staan. Het nummer staat immers voor log en traag, twee eigenschappen waarmee wij Metallica nooit hebben willen associëren. Een luid maar zonder de precisie van weleer gespeeld “(Welcome home) Sanitarium” was voor ons het definitieve kantelmoment. In tegenstelling tot bij vele anderen rondom ons en moeilijk te rijmen met een Metallica verleden zoals het onze kregen we plots toch last van (metaal)moeheid. Nog een bord spek met eieren halen was een optie geweest maar we verkozen de weg huiswaarts.
De 68-jarige Seasick Steve , tot voor kort fulltime straatmuzikant, stond een beetje als leuk curiosum op de affiche. De man, 3 jaar terug ontdekt door BBC presentator en muzikant Jools Holland, speelt de blues op een zelfgemaakte driesnarige gitaar die hij zelf ‘a worthless piece op shit’ noemde. Ook de drummer heeft zijn materiaal klaarblijkelijk op de dichtstbijzijnde rommelmarkt bij elkaar gescharreld. Samen klonken ze op het immense podium van Werchter allerminst technisch briljant maar wel even intens als in een rokerige New Orleans kroeg. Ook Steve’s talent als verteller kwam tussen de nummers door bovendrijven. Aan zijn “Dog house boogie” hing immers zijn eigen tragikomische levensverhaal vooraf. Op 14 jaar het huis uit geschopt door de (gesloten) venster en vervolgens de straat op met zijn gitaar. Ruim 50 jaar later had het dus even goed de Haachtsesteenweg kunnen zijn maar het werd de wei in voor het hoofdpodium van Werchter. Ome Steve vetederde middenin zijn concert een volle wei door naast hem een tienermeisje uit het publiek te zetten voor het pareltje “Walking man”. Zelfs die-hard Metallica fans checkten even of ze wel een zakdoek binnen handbereik hadden.
Zij die nadien gespaard bleven van een wolkbreuk en kozen voor de tent en Lady Linn kregen een stijlvol concert dat boordevol swing-jazz zat uit de tijd dat Seasick Steve himself nog in de bloemkolen zat. Al het (zelfgeschreven!) materiaal uit de cd “Here we go again” (inmiddels goed voor goud) werd vakkundig gebracht door Lynn – in een adembenemend rood jurkje – en ‘Her magnificent seven’. De Eddy Grant cover was natuurlijk een te voorspellen hoogtepunt. Ook al is dit een uitstekend concept, misschien moeten we er wel de eindigheid van inzien in de wetenschap dat een uitstekende zangeres als Lien De Greef nog eindeloze mogelijkheden heeft. We zijn benieuwd.
Een goed popgroepje, ook al bestaat hun aanhang grotendeels uit gillende tieners, blijft een goed popgroepje. Met die ingesteldheid bleven we staan voor The Script. Al na 4 nummers hielden we het voor bekeken want de Ieren dikten hun op plaat nog genietbare songs live zo aan dat ze amper nog te slikken waren. Bovendien schudde zanger Danny O’Donoghue net iets te veel met zijn gat waardoor een song als “The man who can’t be moved” alle geloofwaardigheid verloor. Bij aanvang vertelde de groep dat ze eigenlijk geen toeschouwers hadden verwacht voor het podium. We voelden een slijmspoor ontstaan van Werchter tot in Leuven. Het mag een wonder heten dat er überhaupt nog toeschouwers zijn blijven staan.
Al evenveel bewondering koesteren we voor liefhebbers van Black Eyed Peas concerten. Wat een waar feest zou moeten zijn klonk echter als een met veel haperingen in elkaar geklutste muzikale brei. Zangeres Fergie, een ongelooflijk stuk (wat?) volgens kenners, vuurt het publiek aan als waren het allemaal ‘motherfuckers’ die dringend in haar maat moesten op en neer springen en daarbovenop nog eens luid ‘yellen’. Dit procédé wordt tot in den treure herhaald terwijl een container leuke hits tevergeefs stonden te wachten op een geweldige live uitvoering waarmee de massa automatisch zou beginnen springen en yellen. Voila: het is er eens uit en het voelt goed. Pump it Fergie!
Mits de nodige aanmoediging van onze naaste omgeving trokken we vervolgens naar de zoveelste heruitgave van de bekende Kaiser Chiefs revue. Zeggen dat we deze Britten beu zijn moet zowat het understatement van het jaar zijn. 2 jaar geleden wouden we ze al bij Koninklijk besluit laten verbannen naar een onbewoond eiland maar ze blijven, als een jaarlijkse verkoudheid, steeds terugkeren. Ricky Wilson was weer geheel zijn vermoeiende zelf en brulde het publiek eindeloos suf om hetzelfde te doen. Voor deze Kaiser Chiefs geldt dat ze ooit hebben gevlamd maar inmiddels lang zijn opgebrand. Als Schueremans ze volgend jaar opnieuw boekt komt er gegarandeerd een ‘riot’ van. “Oh my god”? Jawel!
Een volle tent ontving vervolgens het Noorse (duo) Röyksopp. We hoorden van op een afstand licht verteerbare en naar ambient neigende elektronische muziek waarin sfeer oproepen iets te vaak belangrijker was dan de structuur van een liedje. Als het dan toch op dat laatste uitdraaide (“The girl and the robot” en “What else is there?”) bewees dit duo geen zondagsprogrammeurs te zijn. Aan de rand van de Marquee verging het deze Röyksopp bijgevolg niet slecht als achtergrondmuziekje.
Als een echte topact liet Metallica toch een kwartiertje op zich wachten. Opener “Blackened” reed pas om half 12 als een colonne bulldozers Werchter binnen en opvolgers “For whom the bell tolls” en “Creeping death” hadden nog veel (speed metal)voeling met het jaar van fabricage (1984). In afwachting van nieuw werk werd Werchter dus duidelijk eerst op zijn wenken bediend met wat oudjes. “One”, ingeleid door een hoop vuurwerk en helikoptergeluiden, rondde het eerste half uur af. Vervolgens sneed de groep een hoofdstuk “Death magnetic” aan waarmee het contrast met het oudere werk voor ons nogal pijnlijk scherp werd gesteld. Toen daartussen ook nog eens het drammerige “Sad but true” werd geparkeerd, konden we niet snel genoeg aan de verste bierstand staan. Het nummer staat immers voor log en traag, twee eigenschappen waarmee wij Metallica nooit hebben willen associëren. Een luid maar zonder de precisie van weleer gespeeld “(Welcome home) Sanitarium” was voor ons het definitieve kantelmoment. In tegenstelling tot bij vele anderen rondom ons en moeilijk te rijmen met een Metallica verleden zoals het onze kregen we plots toch last van (metaal)moeheid. Nog een bord spek met eieren halen was een optie geweest maar we verkozen de weg huiswaarts.
Labels:
Black Eyed Peas,
Kaiser Chiefs,
Metallica,
Rock Werchter
Subscribe to:
Posts (Atom)