We laten het aan de Faculteit Wiskunde van de UGent over om
uit te cijferen hoeveel verschillende affiches er per individuele
festivalganger kunnen worden samengesteld met alle namen die dit jaar op Pukkelpop zijn gepasseerd. Bijgevolg ging alvast ook bij ons een
grondige studie vooraf aan het hiernavolgende parcours waarlangs naast kleine
en grote verrassingen, ook overtuigende bevestigingen, niet ingeloste
verwachtingen, inschattingsfoutjes en – gelukkig beperkt – ook wat
ontgoochelingen lagen. Eén ding hadden alle keuzes alvast gemeen: we waren met
geïnteresseerde oren én goesting telkenmale gaan luisteren. Off we go!
Dag #1
Een spanningsveld tussen willen en kunnen – geen mens die
hierover de details wil weten – zorgde er voor dat we pas in de namiddag onze
festival extravaganza op gang trokken met Kwabs
(Castello, 15:25), een Londenaar met een tent-vullende stem die met slechts een
duo begeleiders interesse trachtte te vergaren voor zijn in september te lossen
debuut. In zijn bare necessity waren
het handvol songs, met uitschieter “Wrong or right”, alvast voldoende beklijvend
om van een geslaagd opwarmertje te spreken. Met blieps en toeters erbij wenken
vast de hits. Met de lazy pop van de Canadees Mac De Marco (Club, 16:15) dachten we, tegen alle
weersvoorspellingen in, ons toch wat extra in zomerstemming te kunnen brengen.
Perfect voor aan de strandbar – James, waar is mijn surfplank? – maar onder het
zeil van de Club-tent kregen we de vibe ondanks een wel knap “Let her go” maar
niet te pakken. Niet slecht maar als een golfslagje was het zo voorbij. Een
wissel naar weids uitdijende Americana drong zich op al zijn Mad About Mountains (Wablief?, 18:00)
geheel uit Limburgse klei opgetrokken. Als eigen werk (“When the man waits”)
een toch best passende cover van Band Of Horses (“Laredo”) in de schaduw zet
zit je als groep op het goede spoor. Mooi concert van een groep die we niet
meer uit het oog willen verliezen. Janelle
Monae (Main, 18:35) was duidelijk niet naar Hasselt gekomen voor een
doordeweeks concertje, dit wonder der natuur (stem, moves, looks) ging zich
eens goed laten opmerken in de haar toebedeelde (naar concertnormen korte)
speeltijd. Je voelde misschien iets te vaak dat het showelement de muziek wat
wegdrukte wat ons de échte superlatieven niet doet bovenhalen maar deze Electric Lady had ons toch maar mooi alle
55 minuten aan haar en fantastische band weten te binden. En… geen moment
gedacht dat er ook elders nog iets aan de gang was. In de categorie ‘jong,
beloftevol en op sociale media vlot uitgewisseld dit voorjaar’ stonden Temples (Club, 19:35) op Pukkelpop om
de buzz rond hen te komen
onderstrepen. Het werd niets meer, maar ook niets minder, dan een verdienstelijk
concert. Wie graag naar vloeistoffen dia’s kijkt heeft met deze Britten de
perfecte soundtrack beet. Het moet van Kula Shaker geleden zijn dat een portie
psychedelische gitaren ons nog zo hebben begeesterd. Toch maar in de gaten
houden deze jongens. Er zijn wel meer buitenlandse namen waar in hun thuisland
sportpaleizen voor vol lopen maar het, verder weg, wroeten is om een beetje
publieksuitbreiding. Aan de man’s hard
working spirit (beetje Springsteeniaans) en onberispelijke live-status zal
het alvast niet gelegen zijn dat Frank
Turner & The Sleeping Souls (Marquee, 20:10) genoegen moest nemen met
een plaatsje midden in de rij op de affiche. De folky (punk-) rock van Turner –
bij voorkeur te degusteren niet al te ver weg van de tapkraan - wordt wellicht
als iets te doorsnee beschouwd om bij ons tot de grote podia door te stoten.
Een knaller als “Recovery” bewees nochtans het tegendeel. Black Lips (Club, 21:30) hadden aan de hoeveelheid drank op het
podium in Hasselt klaarblijkelijk iets te vieren al was het beslist niet het
spelen van een goed concert. Ze hielden het, hun C.V. er eens op nalezende, nog
best zedig maar verzaakten aan de essentie: goede songs goed spelen. Tijd voor
de bierstand dachten we op het half uur. Misschien wel de missie van dit stelletje
ongeregeld. Waar moet het in hemelsnaam nog naartoe met Editors (Main, 22:20). De band miste, België en Nederland
uitgezonderd, de opstap naar het grote succes compleet maar moeten hier en bij
onze Noorderburen die status wel waar maken. De breuk met oorspronkelijk lid en
gitarist Chris Urbanowitz in 2012 is wellicht het sleutel moment in dit alsmaar
triester wordend verhaal. Dat het beste Editors nummer tegenwoordig op een
Magnus plaat staat spreekt boekdelen. Alles van de laatste plaat klinkt als op
stadionformaat gefabriceerd en het vroege werk krijgt eenzelfde behandeling die
de geest compleet uit de fles haalt. Als u het ons zegt naar welk
bedevaartsoord we moeten trekken om dit tij te doen keren vertrekken we
spoorslags. The Kooks (Marquee,
23:10) verrasten ons onlangs met nieuw en boeiend werk. Twee adjectieven die we
al jaren niet meer in verband brachten met Luke – “Ik weet dat ze allemaal in
mijn broek willen zitten” – Pritchard en de zijnen. Die “Around town” is een
lekkere singel en ook de rest van het geloste materiaal deed vermoeden dat de
jeugdbrand voorgoed was verdwenen. Op Pukkelpop bleek dat nog niet helemaal het
geval te zijn. Met een ‘best of’ koos de groep voor zekerheid en wellicht ook voor
een collectieve eisprong in de overwegend (die logica toch…) vrouwelijke tent.
Waarom gaan jongens nu weer in een bandje spelen…? Inderdaad, daarom! Het idee
om onze eerste dag af te sluiten met Magnus
in de kleinste tent van het festival (Wablief?, 00:00) mislukte jammerlijk door
het plaats- en zuurstofgebrek dat al bij het tweede nummer acuut werd. Klein
inschattingsfoutje van de programmatoren…
Dag #2
Er moeten plezantere dingen bestaan dan voor een lege weide
het hoofdpodium van Pukkelpop te worden opgeduwd. Young Buffalo (Main, 11:55), indie rock uit Mississippi, konden het
aantal toeschouwers tellen terwijl ze zich door een achttal songs werkten die
weldra op een debuutplaat zullen terug te vinden zijn. We geven om het even
welke Buffalo het voordeel van de twijfel maar had Chockri voor deze wake-up
call niet beter beroep gedaan op The Sore Losers? Beter verging het Nick Mulvey (Marquee, 12:35). 2 maanden
geleden stond deze Brit met fabuleus akoestisch gitaarspel nog solo in het
voorprogramma van Elbow maar in Hasselt presenteerde hij zich met
begeleidingsband. De warme sound van debuut “First mind” werd door Mulvey en
begeleiders smaakvol geserveerd aan een publiek dat hem instant in de armen
sloot. “Meet me there” en “Cucurucu” zijn songs waar je aanvankelijk
nietsvermoedend zou naast luisteren maar zich wel gaandeweg als een oorwurm
vastnestelen. Deze Mulvey heeft Ben Howard potentieel! We hebben familie die,
wanneer we dit schrijven, richting down under zijn. Boy & Bear (Club, 13:55) deden de omgekeerde beweging en vissen
in dezelfde (folk rock) vijver waar ook Mumford & Sons, Noah & The
Whale, Fleet Foxes en soortgenoten aan het hengelen zijn. Dit Australische
kwintet bouwde hun set mooi op naar hoogtepunt “Southern sun”. In het najaar
nog te zien in de Botanique; geen weggesmeten geld deze Aussies. The Van Jets (Main, 14:35) kwamen op
Pukkelpop het gat tussen 2 platen dichten met een concert dat oud (“Electric
soldiers”), populair (“The Future”) en nieuw (titels moeten we u schuldig
blijven) combineerde. Zanger Johannes Verschaeve zit met een knoert van een
fixatie dat je als artiest ook iets moet tonen op een podium. Dat dit soms
gênante poses en misplaatste (maar wellicht) onbedoelde arrogantie opleverde
moeten we er dan maar voor lief bijnemen. Wat hij er ook mee mogen willen
bewijzen, het is alleen dat strakke collectieve groepsgeluid dat ons écht weet
te overtuigen (met een song als “Down below” op kop). Sharon Van Etten (Club, 15:15) is een eerbiedwaardige
singer-songwriter. Ook wij raakten de voorbije maanden, aangestoken door enkele
bloggers in onze naaste internetomgeving alsmaar meer in de ban van haar
laatste 2 albums. Een concert dient voor ons een plaat in overtuigingskracht te
overtreffen. Op Pukkelpop wilde dat helaas maar niet lukken. Tussen 2 nummers
door je openlijk afvragen of de binnenstromende massa toch niet komt schuilen
voor de regen was qua communicatietechniek ook niet bepaald een schoolvoorbeeld
van hoe het moet. Deze Van Etten verdient echter zeker nog een herkansing. Tubelight (Wablief?, 16:00) is de groep
van frontman Lee Swinnen (zoon van). Dat vaders platenkast van invloed zal
geweest leidt geen twijfel. Wij hoorden The Velvet Underground, Jesus & The
Mary Chain, Echo & The Bunnymen en The Cure. Geen referentiepunten waar we
de eerste beste prutsers zouden tussen zetten. “Coming after you” is by far één van de beste Belgische
singels van de afgelopen jaren en hun concert op Pukkelpop doet uitkijken naar
die eerste plaat, gepland voor 2015. We zagen de toekomst van de Vlaamse rock
en ze heten Tubelight! Onder de arm genomen worden door Jack White, waarvan ze
“Love interuption” overigens knap coverden op Pukkelpop, is qua carrière move
een ware buffelstoot in de rug. Het overkwam First Aid Kit (Club, 16:45) in 2010, 2 Zweedse zusjes uit Stockholm
die zich muzikaal beter laten situeren op het Amerikaanse continent, eerste
afslag rechts richting folk en pop. Hun stemmen blenden beter dan uw eigen
cocktail maison en ook de songs – eigenhandig door de meisjes geschreven – zijn
er geen 13 in een dozijn. Doe geen moeite meer: hun Botanique concert eind
september is hopeloos uitverkocht maar van deze twee is more to come, zo veel is zeker. In de vooravond deelden we de
concerten van Wild Beasts (Club,
18:15) en The Cat Empire (Marquee,
18:15) middendoor. Van de eersten was ons laatst een opgemerkte passage in Later with Jools Holland bijgebleven
maar hun Pukkelpop concert werkte minder goed op ons in dan we hadden verwacht.
Het intrigeerde te weinig, pakte ons minder dan verwacht. Waren het de wapperende
zijflappen van de tent, het daglicht dat ons de juiste sfeer ontnam of de wat
onwennige songstructuren? The Cat Empire tapten daartegenover uit een gans
ander vaatje. Een mens hoeft er geen plaat van in huis te hebben want met een
mix van ska, reggae en latino zorgden ze in de Marquee voor onmiddellijke festivalbevrediging.
Geen feest dat deze kerels (en geweldige muzikanten) niet aan de gang krijgen,
daar geven we ons schoonmoeder voor in onderpand. Balthazar (Main, 19:00) deden in het stilaan uitdovende succes van
plaat 2 nog een rondje festivals deze zomer met Pukkelpop als enige Belgische
stop. Hierna kan het werken aan een nieuwe plaat beginnen. Daarvan liet de
groep tussen de bekende hits al even voorproeven. Dat verstoorde de
homogeniteit van de set niet maar, net daarom, verrassen deden ze evenmin.
Zanger Maarten Devoldere zag er niet alleen uit alsof hij aan een recordpoging
wakker blijven bezig was, hij klonk er ook naar. Ook al hadden we vooral het
gevoel dit wel al eens gehad te hebben – 6e maal Balthazar inmiddels
(…) - de Hasseltse ontvangst was warm, een Belgische topper waardig. Voor Kurt Vile & The Violators (Club,
19:55) was de belangstelling niet overdonderend. Nochtans kwam de man’s laatste
plaat “Walkin’ on a pretty daze” vorig jaar als beste uit de
eindejaarsverkiezing bij Humo. De wat weirde
singer-songwriter, die met Adam Granduciel de spil vormde van de eerste War On
Drugs-formatie, ging eigenzinnig zijn gang in de club. Een heerlijk Crazy Horse
gitarentapijt werd uitgerold en als we goed telden kwamen we op drie kwartier
aan 7 songs. Deze trip zat ons als gegoten. Vile wordt momenteel wel overvleugeld
door zijn oude maat (waarvan hij wel voor 3 songs assistentie kreeg!), het zou zonde zijn hem juist daarom over het hoofd te
zien. Dat Ed Sheeran (Main, 20:40)
de Pukkelpop weide ging inpalmen – beste ouders, uw tienerdochters met
oneerbare voorstellen stonden rijen dik vooraan – was even zeker als de
besparingen van de nieuwe Vlaamse formatie. De voortekenen daarvan waren al
weken publiekelijk toegankelijk op het net (Pinkpop, Glastonbury) en niets kon
een reprise daarvan in Hasselt verhinderen, zelfs geen fikse regenbui. Dat Sheeran’s
songs best tot hun recht komen in een tienerkamer spreekt niet in zijn nadeel
want dat was bij The Beatles ook zo, daarnaast zagen we op Pukkelpop ook een
entertainer die zijn publiek leidt naar waar hij het wil (meezingen!) beter dan
de best getrainde geleide hond voor blinden. Doorgroeien naar de headline
status is een pad met vele valkuilen – zie: Editors – maar in het geval van The National (Main, 22:30) blijven ze
die slim omzeilen. We zagen een groep die hun sound niet tot stadionrock hebben
vermalen maar vooral op visueel vlak de
schaalvergroting sterk hebben doorgevoerd. Op het abrupte einde na tekenden The
National zo vlot voor een hoogtepunt met een set die zelfs durfde afdalen naar
oud en onbekend plaatwerk (het wervelende “Mistaken for strangers”). En daarmee
was het pad voor ons geëffend naar hét hoogtepunt van dag 2 en bij uitbreiding
het ganse festival: The War on Drugs (Club,
23:45). Dat “Lost in the dream”, ongeacht wat het najaar ons nog zal brengen,
nu al wordt genoemd als dé plaat van het jaar duwde de verwachtingen voor dit
concert astronomisch de hoogte in. Bijgevolg was ook de opkomst in de tent
navenant. Adam Granduciel maakte van declameren zingen en deed dat beter dan
Dylan in zijn beste dagen. Ook moet het van de oude Dire Straits geleden zijn
dat de gitaarpartij nog zou centraal werd geplaatst in een concert. Granduciel
bewees op Pukkelpop over wonderbaarlijke vingers te beschikken. The War on
Drugs losten de verwachtingen niet in, ze overtroffen ze. Minutenlang bleef de
tent na afloop klappen om een bis en die kwam er ook (“In reverse”). Na de
plaat van het jaar is nu ook al het concert van het jaar bekend!
Dag #3
Onze derde Pukkelpop dag trokken we op gang met Bo Saris (Dance Hall, 12:30), een oude
Nederlandse Idool winnaar die nu als soul artiest aan de bak wil komen. “The
Addict” en “She’s on fire” zijn 2 knappe singels maar live viel de man, spijts
uitstekende begeleiders, toch een beetje te licht uit. Vergeleken met de échte
groten vonden we noch performance, noch stem voldoende overtuigend. Met aan
zekerheid grenzende waarschijnlijkheid hebben alle toeschouwers in Float Fall (Club, 13:55) The XX gehoord.
Daarmee legt dit duo zowel het sterkste als het zwakste element van zichzelf
bloot. De kans dat u zegt “Leuk, maar het origineel is beter” is daarmee erg
reëel. Niet geholpen door een goede geluidsbalans en met weinig ontspannen
zenuwen (zangeres Rozanne moest het zelf even kwijt aan de volle tent) was dit
wellicht niet het visitekaartje dat ze hadden willen afleveren. Even
onfortuinlijk in de geluidsmix was het Britse Arthur Beatrice (Castello, 14:30). Middenin het aan de gang zijnde
concert moest zelfs de ganse drumkit worden vervangen. Beetje zonde want in de
beperkte speeltijd wou Arthur Beatrice het beste van hun vorig jaar uitgebracht
debuut (“Working out”) voor het voetlicht brengen. Dat lukte dus maar deels. Dave Hause (The Shelter, 15:45) is een Amerikaanse
singer-songwriter die in vuist ballende rock handelt (zie ook: The Gaslight
Anthem). Jammer dat hij zich solo (met slechts één begeleider) moest uit de
slag trekken op Pukkelpop waardoor zijn songs de snedigheid misten die we wel
aantroffen op zijn laatste plaat “Devour”. Méér technical difficulties deden zich voor bij James Vincent McMorrow (Marquee, 16:25), in die mate zelfs dat de
Ier iedereen verwees naar zijn concert dit najaar in het Koninklijk Circus.
Niet mis dat hij er alsnog toch in slaagde om de rillingen over ons lijf te
laten lopen tijdens een mooi “We don’t eat”.
Dat we geen minuut wouden missen van Jonathan
Wilson (Club, 17:00) stond lang voor Pukkelpop vast. De bijna 40-jarige Amerikaan
heeft amper 2 solo-albums op zijn conto staan maar breide doorheen de voorbije
jaren als muzikant en producer wel een netwerk uit om u tegen te zeggen (even Google’n
die kerel). Wilson bracht het beste van (oude) Fleetwood Mac, Steve Miller en
Tom Petty naar boven gelardeerd met gitaarsolo’s waar het duimen en vingers bij
aflikken was. De geluidsman was er één van de betere soort en dompelde met een
wervelende sound de Club-tent in late
sixties sferen. Dit was drie kwartier genieten met op kop het magistrale “Fazon”
en het lange “Valley of the silver moon” waar (toch één puntje van kritiek)
wellicht zijn beste song “Desert raven” voor van de setlist werd geschrapt. Dit
moeten we elders nog eens laten goedmaken door de man. Jake Bugg (Main, 17:45) staat op zijn negentiende op de hoofpodia
van Europa’s grootste festivals. What’s
next vraagt een mens zich dan wel eens af? In Hasselt beperkte hij zich
(verdienstelijk) tot louter die songs die er in zo’n korte festivalset de vaart
in houden. Voor ons mocht de voet wel eens van het gaspedaal want het concert
leek op die manier eerder een verplicht en wat eenvormig nummertje. Bugg blijven
we een geweldig talent vinden maar op Pukkelpop speelde hij te weinig zijn
troeven uit. Met een ruime vertraging van 15 minuten (Koninginnen mogen dat
volgens presentatrice Linde Merkpoel) kwam Kelis
(Marquee, 19:15) het podium op. Onze barometer stond al op ‘onweder’ en de eerste
noot moest nog worden gespeeld… Slim gooide Kelis meteen een bommetje in de overvolle
Marquee (“Bounce”). Ze blies het soort soul in de tent waar die Bo Saris van de
ochtend nog lang voor zal moeten oefenen. Als een grand dame werkte Kelis zich indrukwekkend door de (helaas)
ingekorte set die ook niet aan haar laatste en fantastische plaat “Food” voorbij
ging (“Jerk ribs” en het onweerstaanbare “Friday fish fry”). Als we voor ons
onbewoond eiland nog gezelschap zoeken mag deze Kelis zich zeker aanmelden.
Topwijf! Pukkelpophoogtepunt? You bet!
Ook niet de eerste de gewoonste: St. Vincent
(Club, 20:25). Deze multi-instrumentaliste uit Tulsa, Oklahoma (echte naam Anna
Erin Clark) bracht met haar eigenzinnige pop voortgedreven op snijdende gitaren
en onderstut door een voortreffelijke drummer één van de meest opmerkelijke
performances die we gezien hebben over de ganse driedaagse. Kleedje,
bewegingen, licht, muziek, alles klopte. Geen moment dachten we er dan ook aan de
tent te verlaten. The hardest working man
in showbusiness hebben we zaterdag aangetroffen bij Queens Of The Stone Age (Main, 21:15). Drummer John Theodore heeft
daar het equivalent van een bergrit met cols van 4e categorie
gespeeld tijdens 75 denderende stoner-minuten. Van opener “You think I ain’t
worth a dollar but I feel like a millionnaire” tot afsluiter “A song for the
dead” hield de groep een moordend tempo aan waardoor het concert noch het publiek
dat er stond naar te luisteren één rustmoment werd gegund. Met indrukwekkende
versies van “I sat by the ocean”, “If I had a tail”, “Little sister”, “Feel
good hit the summer”, (onze favoriete songtitel van de Queens) “The lost art of
keeping a secret” en een verpletterend “Sick sick sick” was daar eigenlijk ook
geen enkele behoefte naar. De ontgoocheling na Antwerpen vorig jaar is op
Pukkelpop met een grand-cru ad-fundum doorgespoeld! Is het nog nodig eraan toe
te voegen dat Josh Homme ook de meest sexy-motherfucker was van het ganse
festival (dixit ons madam)? Afrondend kropen we nog éénmaal onder het tentzeil
voor Anna Calvi (Club, 22:45). Haar
tweede plaat “One breath” is wat stilletjes voorbijgeschoven maar live speelde
deze bijzondere dame in vergelijking met onze vorige ontmoeting op Werchter
(2012) een beduidend steviger en daarmee ook indrukwekkender concert. De
apotheose met “Desire”, een oppermachtig “Love won’t be leaving” en “Jezebel” ging
op de valreep van onze rit huiswaarts nog met stip in ons notitieboekje. Het
feestje met Calvin Harris (Main,
23:45) hebben we tot onze spijt aan de achterblijvers overgelaten.
No comments:
Post a Comment