De wereld draaide nogal
heftig door eind vorige week terwijl in Werchter (een deel van) de mensheid gelukkig ook liet zien
dat ‘muziek’ en ‘festival’ 2 begrippen zijn die onze soort mooi kunnen doen
blenden. In “perfect harmony” was het
weer 4 dagen lang podia-hoppen langsheen de volgens het boekingskantoor van de
Schuer interessantste – maar daarom niet de relevantste @JurgenMagerman! –
namen van het moment. In het hiernavolgend verslag spreken we onze waardering
als volgt uit:
❹ (uitstekend), ❸ (goed), ❷ (twijfelgeval) en ❶ (onder
onze maat). We gaan chronologisch door de vier dagen, te beginnen op…
Donderdag 25/06
Onze vierdaagse
trapten we af met een half uurtje St.Paul
and The Broken Bones (❸ KlubC, 14:00). Dit gezelschap uit Alabama grossiert
in stomende white boy soul en heeft met de bebrilde Paul Janeaway – wat hebben
we gelachen met die buur die dacht dat het een verklede Sven Ornelis was… - een
sterk zingende blikvanger in de rangen. Een tent vol goesting sloot hen instant
in de armen. Heel wat goesting ook bij de Eagles
of Death Metal (❸ Main, 15:20) al gooiden wat technische strubbelingen roet
in het eten. Voorman Jesse Hughes maakte zich daar grappend vanaf en slaagde er
wonderwel in de vaart niet uit het concert te laten gaan. U zag iemand heftig knikkebollen
op “Cherry Cola”, “Whorehoppin’” en “Boys bad news”? Dat waren wij. Voor Royal Blood (❷ Main, 16:50) gaat het
hard, héél hard momenteel. Het duo – een bassist die op bas gitaar speelt en
een drummer die… euh… drumt – schopte het in één jaar van tentopener naar een 3e
spot op de Main stage. Faut le faire.
Om misverstanden uit de weg te gaan: ook wij zijn dol op hun “Little monsters”
en “Figure it out” maar voor het overige hoorden we veel van hetzelfde. Met een debuut dat half
zo lang duurt was een uur speeltijd op Werchter ook minstens een kwartier te
veel, laat staan 2 keer in hetzelfde weekend. Jungle (❸ KlubC, 18:15) bewezen al eerder in de AB en op Pukkelpop
wat ze waard zijn. Dit Londense collectief is de gedroomde groep van iedere
festivalorganisator. Tenten lopen er vol voor, alle ledematen gaan er spontaan
bij bewegen en achteraf is in geen meters een ontevreden gezicht op te merken.
Daar staan hits als “Busy earning” en “The heat” garant voor. In KlubC zorgden
Jungle voor het eerste moment dat de ventilatie – geheel terecht – ontoereikend
was om de temperatuur stabiel te houden. Een iconische plaat bijna 40 jaar na
datum terug onder de aandacht brengen, dat is de huidige missie van Patti Smith (❹ The Barn, 19:15). “Horses”
behoort volgens het gezaghebbende Rolling Stone tot de honderd meest
invloedrijke platen en dat werd door Patti en haar uitmuntende begeleidingsband
op Werchter op overtuigende wijze nog eens onderstreept. Smith spuugde als een
loonwerker op stellingen en zong zo huiveringwekkend goed dat geen mens het
aandurfde de tent te verlaten. Wie het toch deed miste, van “Gloria” tot het
aan tal van overledenen opgedragen “Elegie” en bonus “My generation” van The
Who, het absolute hoogtepunt van dag 1. Je zal maar de boekschrijver van 40
jaar Werchter zijn en nu beseffen dat ze daar niet in kon opgenomen worden… De
keuze Patti of Florence and The Machine
(❷ Main, 20:00) was beslecht in het voordeel van de eerste en gelukkig maar. U
zal ons niet betrappen op zeggen en schrijven dat Florence zwak presteerde op
Werchter. Sterker nog: de weide zou wellicht aan haar, meer dan aan welke Faith
no More ook, de headlinerspot van de Foo
Fighters hebben gegund. Alleen, wij voelen ons een beetje vervreemd van waar
Florence ten tijde van haar debuut voor stond. “What kind of man” had daar nog
het meeste affiniteit mee maar voor het overige was het de grote Florence revue
met blazers die ons te gladjes de hemel in toeterden. “How big How beautiful”?
Sorry dat we daar doorheen 3 kwartier Florence toch enkele malen aan hebben
getwijfeld. Faith No More (❸ Main,
22:00) kregen de ondankbare taak toebedeeld enige troost te brengen voor het
wegvallen van de Foo Fighters. We betwijfelen of ze dat, op dat beperkte
segment FNM-fans en jaren 90 adepten na, is gelukt. De set bevatte nochtans
genoeg (oude) singels waardoor de spanningsboog niet dreigde plat te vallen. De
groep vind in zijn eigenzinnigheid ook zijn sterkte. Mocht Werchter massaal in
boegeroep zijn ontaard dan nog zouden FNM voluit zijn gegaan. Met het trio
“Everything’s ruined”, “Midlife crisis” en “Last cup of sorrow” zette de groep
zich op gelijke hoogte met ons laatste treffen (Axion beach ’95), voorwaar niet
slecht voor een inderhaast ingeschoven headliner. Dat de puzzel na het
wegvallen van Foo Fighters beter in elkaar te knutselen was geweest is geen
misplaatste betweterigheid van onzentwege. Vele duizenden die Elbow (❸The Barn, 23:15) noodgedwongen
naast in plaats van in de tent hebben mogen meebeleven zullen het met ons eens
zijn. Naast een haast ondraaglijke broeierigheid leverde dat binnenin ook een
erg intense sfeer op die de muziek van Elbow, misschien nog wel beter dan in
open lucht, tot zijn recht deed komen. Dat de groep naast de gekende classics
eindelijk ook terug “Newborn” op de setlist heeft gezet was voor ons een
onverwachte bonus. Het viel ons ook op dat de volksmenner in Guy Garvey thuis
gelaten was. Uitstekend idee.
Vrijdag 26/06
Weinigen schenen
bekommerd om het lot van The Last
Internationale als opener (❷ Main, 13:00). Dit trio notoire onbekenden stortte zich op de middag vol overgave én een politieke boodschap (“Fuck capatalism!
Fuck the sponsors of this festival!” – ook een goedemorgen…) op een nagenoeg
lege weide. Zangeres Delila Paz kon – op de dag dat het huwelijk voor alle
geaardheden in de V.S. werd opengesteld - doorgaan voor de dochter van Suzi
Quatro en Joan Jett, qua zanglijnen mocht ze tante zeggen aan Ann en Nancy
Wilson van Heart. Ondanks deze frisse verschijning bleef de groep wat steken in
een mélange van rommelige glam- en harde rock. De Nederlandse Sharon Kovacs (❷ KlubC, 14:20) zette vervolgens
een naar festivalnormen erg theatrale show neer. Een Emmanuelle fauteuil
achteraan het podium met vintage telefoon ernaast die ook in één song als micro
dienstdeed hadden we als podiumaankleding nog niet gezien in Werchter. Muzikaal
verkende Kovacs op smaakvolle wijze Grace Jones en Patricia Kaas-sferen; beetje
nightclubbing op het koffieuur dus. De wat afstandelijke performance stond
echter een hogere waardering in de weg. Een stuk beter verging het tweelingzusjes
Ibeyi (❸ KlubC, 15:40). Amper het
podium opgewandeld of de eerste glimlach straalde al in onze richting. Hun wat
vreemdsoortige ritmes en warme stemmen – denk aan Neneh Cherry – gingen een
prachtig samenspel aan dat in de zwoele tent nog dichter bij hun Nigeriaanse
roots ging aanleunen. “Mama says” ging ons notitieboekje in als een hoogtepunt.
Het was een uit zijn voegen barstende (en mogelijks heftig ovulerende) tent die
daarna John Newman (❶ The Barn,
16:20) van een in het midden op het podium opgestelde trap zag afdalen. Deze Brit
die handelt in het soort plastieken soul dat het genre alleen maar oneer
aandoet had voor zijn ego wellicht een extra truck ingehuurd om hem deze zomer
langsheen de festivals rond te voeren. Wat aanvankelijk nog charmant begon met
de man’s debuut (“Tribute”) is inmiddels verworden tot een op de algemene deler
mikkend soort prefab pop. Rick Astley, kom terug! Alles is vergeten en
vergeven. Van de regen in de drop kwamen we vervolgens bij Kwabs (❶ KlubC, 17:20). Dit Londens zangwonder passeerde vorig jaar
nog op schuchtere maar opgemerkte wijze Pukkelpop maar liet in Werchter zien
dat hij in 10 maanden tijd vooral aan zijn ego heeft gewerkt. Als een
nieuwbakken popster - petje achterwaarts, fitness-armen en Marcelleke - kwam
hij het podium opgewandeld om vervolgens een uur lang in saaie middelmaat te
blijven hangen. Bijna begonnen we te wanhopen – of: te begrijpen dat deze
Werchter-vrijdag nooit is uitverkocht geraakt – toen een 2e prima
concert van de dag zich aandiende met Death
Cab For Cutie (❸ The Barn, 18:10). De groep uit Washington werkte zich met
in het midden het radiohitje “You are a tourist” mooi naar een climax toe in
het lange “Transatlantacism”. Zanger Ben Gibbard outte zich als trotse
Amerikaan omwille van het doorbreken van het homohuwelijk in alle staten en
maakte zich tussenin ook heerlijk druk over voorganger (die hij niet bij naam
noemde) John Newman die een bordje had laten plakken op de monitor met als
opschrift “Rock Werkter”. Hij verfrommelde het ding en kieperde het in het
publiek. Heerlijke vent!
Met het einde van
Death Cab For Cutie begon al snel de intrede van het legioen Alt-J fans (❸ The Barn, 20:10). Ruim
een half uur voor de groep aftrapte met “Hunger of the pine” leek de grootste
tent van het festival al zijn maximale capaciteit te hebben bereikt. Er
ontstond het soort broeierigheid waar vroeg geborenen perfect in leven kunnen
worden gehouden maar die bij de gemiddelde volwassene tot een emmervullende zweetbui
leidt. Weglopen was echter geen optie want de groep uit het Britse Leeds
speelde één van de meest intrigerende concerten van het ganse festival. Hun beide
platen konden nagenoeg volledig in de setlist worden opgenomen en dat leverde hoogtepunt
na hoogtepunt op. Een uitzinnige tent zorgde voor dat tikkeltje extra. Onze
gezegende leeftijd laat toe nog te kunnen getuigen van een gedenkwaardige
performance van Roisin Murphy (❸ The
Barn, 22:20) en haar vroegere band Moloko op Werchter (❹, Marque, #RW03). In wezen
is veel hetzelfde gebleven. Murphy is nog steeds een enigmatische frontvrouw
(of zotte doos, zo U wil) met een geweldige stem. Alleen begrepen we niet dat
ze dit keer een boogje maakte rond haar vorig plaatwerk en zich enkel
toespitste op het recente “Hairless toys”. Alleen 2 Moloko songs (“Familiar
feeling” en “Pure pleasure seeker”) hielden verleden bij heden. Desalniettemin vielen
onze heupen geen moment stil bij deze zwoele en bij momenten erg hitsige
(disco-) show. Het venijn zat hem vrijdag duidelijk in de staart met Magnus (❹ KlubC, 23:30), het samenwerkingsverband tussen CJ Bolland
en Tom “dEUS” Barman, live tot een prima geolied vijftal gepimpt met o.a. de
geweldige Tim “Millionnaire” Vanhamel op gitaar. Een volgelopen tent werd meegedreven
op het beste van “Where the neon dies” (inclusief het naar Yazoo knipogende “Singing
man”) en kwam pas tot stilstand na het 12 jaar oude “Summer’s here” dat met
dEUS-bassist Alan Gevaert een opgemerkte speciale gast kende. Dat we behalve
bij het verschijnen van Gevaert geen enkele keer aan “Suds and soda” hebben
gedacht zegt veel over dit uitstekende middernachtfeestje.Het vervolg - dag 3 en 4 - leest u in de blogpost hierboven.
No comments:
Post a Comment