Bij het gevaar af voor een fansite te worden
versleten posten we hier ons zesde Rival Sons verslagje. De groep houdt er een
intensief toerschema op na wat hen vorige dinsdag voor een 2e keer
in 6 maanden tijd ter promotie van hun laatste plaat “The Great Western
Valkyrie” naar ons land bracht. Na een volle TRIX-club was nu de AB aan de
beurt waar – toch niet slecht voor een tweede passage op korte tijd – de grote zaal net niet helemaal was
volgelopen. Zeggen dat het dus goed gaat met de publieksaangroei is niet eens
overdreven want – u zal niet verrast zijn dit hier te lezen - er zijn redenen
genoeg om dit kwartet uit L.A., live aangevuld met een Amish-lookalike als
toetsenman, stevig tegen de borst aan te drukken. Het zijn (classic) rockers
met een benijdenswaardige live-reputatie en plaatwerk van consistente
kwaliteit. “Wat ontbreekt er dan om deze zonen nog hogerop te brengen?” vraagt
u. Wat meer radio aandacht en één hit wellicht.
De twee voorprogramma’s die waren voorzien, het Britse Kill
It Kid en De (Nederlandse) Staat, mochten al vroeg het podium op want de AB
houdt er, met één oog op het laatavond spoorboekje, een strak tijdschema op na
waarbij het slotakkoord de klok van half elf niet mag overschrijden. We haalden
op de valreep nog een stukje van De Staat maar onvoldoende om u als lezer
hierover een mening voor te schotelen. Dat Rival Sons meer dan welkom waren in
Brussel lieten de aanwezigen nog voor de eerste riff van de avond werd
aangeslagen (“Electric man”) luidkeels horen. “Good luck” en “Secret”
vervolledigden het openingstrio waarmee zanger Jay Buchanan al moeiteloos al
onze nekharen rechtop kreeg. Met de schreeuw die deze man ten berde bracht in
de AB was wellicht een losgeslagen buffelfamilie in één uithaal terug de stal
in te drijven. Het applaus voor zoveel longvolume was trouwens navenant, er
viel nauwelijks stilte tot de volgende song was ingezet. Jammer dat we bij “All
over the road”, alsook bij het daaropvolgende “Young love” een stuk minder stootkracht voelden als bij de voorgaanden. Stonden
de knopjes plots wat verkeerd of was Buchanan toch een song té veel té diep
geweest? Ook “Pressure & time” boekte in dat opzicht vooral herkenningsapplaus.
“Manifest destiny pt.1” greep de groep, en vooral de superbe gitarist Scott
Holiday, aan om te midden de song het op een stevig improviseren te zetten wat
het concert toch een tikkeltje in een dalletje dreef. Om iedereen terug bij de
les te krijgen pakten de Sons vervolgens
verrassend uit met een akoestisch kwartiertje. Het instrumentale “Nava”
opende erg sfeervol maar “Burn down Los Angeles” kon ons in gestripte vorm niet
bekoren. Dat deden het Beatle-achtige “The man who wasn’t there” en “White
noise” zeer zeker wel. Mooi om horen dat een groep die verwacht wordt alleen indruk
te kunnen maken met de Marshalls op tien ook in zijn bare necessities boeiend uit de hoek kan komen. Na een korte
plaspauze om de akoestische set-up terug weg te bergen kende het concert een
sterke doorstart met oudjes “Torture”, “Tell me something” en “Get what’s
coming”. Nieuwelingen “Rich and the poor” en een indrukwekkend – Iedereen doet
foute dingen… - (How could you love me
if you know) “Where I’ve been” onderstreepten tussendoor nog eens wat een
sterke plaat die “Great Western Valkyrie” eigenlijk wel is. In de wetenschap
dat op dat moment zelfs een scheet van Jay Buchanan voor de dolenthousiaste AB
ook een waardige uitsmijter zou zijn geweest kregen we – daar gingen onze
nekharen weer – toch gelukkig “Open my eyes” en “Keep on swinging” als
oververdiende bissen.
We hebben op ééntje na bewust alle muzikale vergelijkingen die met Rival
Sons te maken zijn uit dit verslag geweerd. Echter geloven we dat het voor die
oude gloriën toch ook een hele geruststelling moet zijn dat de fakkel weldra
met even grote klasse en panache zal worden overgenomen.Oh ja, nog een ferme merci @StuBru (#HetJaarVanDeGitaar) voor de vrijkaarten!
No comments:
Post a Comment