Wie nog twijfelt aan
de groeiende populariteit van Richard Hawley werd afgelopen week met 2
uitverkochte Belgische zalen in evenveel dagen van zijn onzekerheid verlost. Dat
succes komt natuurlijk niet uit de lucht gevallen. De man heeft een verleden in
de Britpopscene maar zet zich solo in lijn met crooners als Sinatra en Orbison.
Zijn tot dusver 7 platen tellend solo-oeuvre bevat met “Truelove’s gutter” en “Coles
coner” (naar onze bescheiden mening) enkele regelrechte klassiekers en ook op
een podium weet Hawley steevast te imponeren. Scrolt u op deze blogstek gerust
maar eens terug in de tijd.
Voor het Bazaar
festival in de Antwerpse Arenbergschouwburg, waar Hawley gisteren de eerste
avond mocht afsluiten, was overigens nog schoon volk uitgenodigd want vroeger
op de avond botsten we daar in de hall op John Bramwell, voorman van het Britse
I Am Kloot. In nauwelijks 30 minuten won Bramwell het publiek voor zich met een
gouden stem, feilloos gitaarspel en een handvol pareltjes uit de songcatalogus
van I Am Kloot (“Mouth of me”, “68 TV’s”, “Proof”). Met verhalen over zijn
dochtertje waarmee hij in plaats van naar school naar de zee was gereden en zijn
stellige belofte niet te zullen spuwen tijdens het zingen kreeg hij het (letterlijke)
gat tussen podium en publiek ook nog eens grappend en grollend moeiteloos
gedicht. 30 topminuten waren het bij deze heerlijke vent!
Onze barometer, op
goedgemutst gezet door Bramwell, ging een kwartiertje later echter onrustig
tekeer toen Hawley het concert inleidde met de mededeling dat hij met een
longontsteking (“Of zoiets…”) op het
podium was gekropen. Van de Belgische arts die hem die dag had onderzocht had
hij een onverstaanbare boodschap gekregen (“Wellicht
dat, als ik het podium zou bestijgen, ik zou doodvallen”) maar dat hij –
ziek of niet – nu eenmaal een concert te spelen had. De Arenberg trakteerde
Hawley op een overdonderend applaus maar wij zagen en hoorden een erg ziek man
die, zo leek het, aan een op voorhand verloren missie begon. Openers “Which way”
en “Tonight the streets are ours” werden bijgevolg hoorbaar mee door het lelijk
huishoudende virus geïnfecteerd. Wat lager op de toonladder en met de
gitaarversterkers goed opengedraaid slaagde “Standing at the sky’s edge” er
echter wel in te imponeren. Tot onze verbazing hield Hawley stand en slaagde hij
er zelfs in onze zakdoek bij de hand te laten nemen voor een ontroerend mooi “I
still want you”. Ondanks 7 platen op zijn palmares blijft Hawley tijdens deze
toer duidelijk dicht in de buurt van de laatste 2. Op moeilijk te negeren live
favorieten als “Open up your door” en “Tonight the streets are ours” na werd
nauwelijks teruggeblikt op zijn ouder werk. In de bissen haalde Hawley wel nog
eens “Coles corner” boven, een nummer dat hij naar eigen zeggen 7 jaar had
links laten liggen omdat hij het beu was gespeeld. Hawley, die met tal van dergelijke
songs het aura van een romanticus kreeg opgekleefd, schudde dat op diens vorige
plaat – boordevol gitaarerupties - wat van zich af. Ook in de man’s concerten laat
zich dat middels vurige versies van “Leave your body behind” en “Down in the
woods” uit die bewuste plaat “Standing at the sky’s edge” goed gevoelen. Het
concert eindigde dan weer innig mooi met een nummer dat Hawley opdroeg aan zijn
zoon, gisteren aan zijn 13e verjaardag toe. Hawley zal wellicht zijn
stukje verjaardagstaart op een later tijdstip moeten inhalen, net als wij de
gebruikelijke uitsmijter van zijn concerten (“The ocean”) want verontschuldigend
maar geheel begrijpelijk gooide hij na “What love means” de handdoek in de
ring. Op de hotelkamer wachtte hem wellicht een nieuwe stootdosis medicatie om
de nog geplande concerten van annulatie te redden.Ziek op het werk verschijnen wordt als onverantwoord gedrag beschouwd, deze man kreeg er bij aankomst extra applaus en bij vertrek een staande ovatie voor. Een koortsig maar desondanks uitstekend concert.
No comments:
Post a Comment