Met het Dranouter Festival – moeten we nu wel of niet het
woord ‘Folk’ nog ergens invoegen? – hebben we zelf niet zo’n rijke voorgeschiedenis.
Met een bredere programmatie (pop, rock) en grotere buitenlandse namen kende het
festival in de jaren 90 een gestage publieksaangroei waar ook wij 2 edities deel
van uitmaakten. Sinds enkele jaren heeft de organisatie met minder grote (lees
ook: dure) namen opnieuw het roer omgegooid. Daarmee verkleinde het festival terug en herwon het ook een deel van zijn oorspronkelijke gezelligheid. Ook de
inplanting van het festival centraler in de dorpskern van Dranouter,
parochiekerk inbegrepen, maakte deel uit van het nieuwe concept. Dit jaar werd
de affiche getrokken door Doe Maar, Bazart en, op zondag, Gregory Porter. Die
laatste zette alvast geen immense volksverhuizing naar de Westhoek in gang want
op de weide was van drukte amper sprake. Hopelijk was dat dus zo bedoeld.
Onze quotering is als volgt: ❹ (uitstekend), ❸ (goed), ❷ (twijfelgeval) en ❶ (onder onze maat).
In alle rust en met een zee aan open ruimte rondom ons
gingen we onder het zeil van de grote Kayam tent liggen voor Tamikrest (❷, 16:30) , een groep gevormd door
muzikanten afkomstig uit de Sahara die Afrikaanse ritmes combineren met
Westerse (rock-)invloeden. Op zijn betere momenten hoorden we dit knap tegen Kurt Vile en Jonathan Wilson
aanleunen maar na een half uurtje begonnen, net als de hitte op een
uitgestrekte woestijnvlakte, de songs toch wat te wegen. We misten namelijk wat
reliëf om ons helemaal in de ban te krijgen. Iets wat Charlie Cunningham (❸, 18:00) van bij de eerste noot in de kerk van Dranouter
wel voor elkaar kreeg. De Londenaar pakte geflankeerd door een toetsenman en
drummer, die allebei slechts voor wat sobere details moesten zorgen, uit met
broze liedjes op akoestische gitaar (genre Villagers, Ben Howard). Vooral zijn techniek
waarbij hij tijdens het spelen ook met zijn ringvinger tegen het hout tikte
wekte verbazing op. Eventjes dreigde een defecte micro wat roet in het eten te
gaan gooien maar het concert werd er met knappe songs als “Lights off” en “Minimum”
nadien alleen maar intenser op. Na enkele EP’tjes heeft deze Cunningham begin dit
jaar zijn debuut “Lines” afgeleverd. Met zijn knappe passage in kerk van
Dranouter wordt het in december haast zeker ook een mooie avond in de Gentse
Handelsbeurs met deze Charlie Cunningham. Singer-songwriter Daniel Norgren (❸, 18:30) komt uit Zweden maar
ademt één en al Americana uit zo bleek toen we halfweg set bij hem invielen in
de Kayam tent. In de studio neemt de man bij voorkeur op 4 sporen
cassetterecorders op maar ook op een podium is het bescheidenheid troef.
Een wat sjofel instrumentarium en dito begeleiders maar songs (“Why may I not
go out and climb the trees”, “Whathever turns you on”) die in al hun eenvoud en
met Norgren die ze erg bezield brengt enorm weten te imponeren. Meer moet dat
niet zijn om ons en het Dranouter publiek helemaal mee te krijgen. Gregory Porter (❹, 20:30) was zonder meer onze belangrijkste
reden om naar het Heuvelland af te
zakken en van bij de start loste hij alle verwachtingen in. In opener “Holding
on” imponeerde Porter meteen met zijn geweldige stem en indrukwekkende
frasering. “On my way to Harlem” , waarin Porter de lof bezingt van de New
Yorkse buurt en zijn muzikale geschiedenis, gaf minutenlang ruimte aan saxofonist
Tivon Pennicott en pianist Chip Crawford die dan ook meerdere malen extra
applaus oogstten. Porter’s indrukwekkende verschijning herbergt een zachtaardig
man die Dranouter “a very nice festival” noemde en, voor zover dat nodig was,
met “Take me to the alley” ook opriep tot liefdadigheid voor zij die nood lijden.
De “Liquid spirit” die vervolgens werd geserveerd geleek in niets op de versie
die Porter enkele jaren terug in de Claptone remix tot bovenaan de internationale
hitlijsten loodste maar kreeg hoe dan ook een enthousiaste ontvangst. Ook zijn
bewerking van “Papa was a rolling stone” gaf Porter in Dranouter een open
doekje. En terwijl de avond over de Westhoek viel en ook wat friste met zich
meebracht hielden het zoete “Hey Laura”, “Water under bridges” (Porter alleen
met pianist Chipman) en “No love dying” ons goed warm onder het Dranouter tentzeil.
Porter leverde met zoveel moois het soort topconcert af dat ons in elke vezel heeft geraakt en
aldus nadien, hoe goed ook bedoeld, geen Dolfijntjes (22:45) meer verdroeg. In hun plaats werd het een Gregory Porter CD tijdens de autorit huiswaarts.
No comments:
Post a Comment