De carrière van Southside Johnny was er tot nu toe – en het
ziet er niet naar uit dat die trend zich nog zal keren – één van “net-niet”.
Platenfirma’s wisselden elkaar af en ondanks de significante hulp van derden
(Steven Van Zandt, Springsteen, Nile Rodgers) bleef die grote doorbraak uit. Bijna
was het raak wanneer hij met enkele niet onaardige platen in de slipstream van
de eveneens uit New Jersey afkomstige Bruce Springsteen in de late jaren
zeventig naam maakte. 4 decennia later, met de kaap van 70 in het vooruitzicht,
toert Southside Johnny onvermoeibaar verder. Alleen, en dat zou aan de man eens
moeten gezegd worden, met een stem die maar half de kracht heeft van waarmee
hij destijds zijn gedegen livereputatie heeft opgebouwd. Het deed bijgevolg wat
pijn aan de oren om weliswaar heerlijke songs als “The Fever”, “Talk to me” en
“Trapped again” zo te horen voorbijkomen. Het Rivierenhof gaf de man gelukkig
toch de egards die hem toekwamen al moest hij daarvoor wel wat aanporren. Leuk om
Southside Johnny eens gezien te hebben maar als U met een geut stax vermengde
rock een warm hart toedraagt kan u tegenwoordig beter aankloppen bij Nathaniel
Rateliff & The Night Sweats.
Dat Steve Earle die “Copperhead road” grotendeels op zak
ging laten zitten werd ons snel duidelijk wanneer in de aanvang van het
concert enkele songs uit zijn laatste plaat met The Dukes “So you wanne be an
outlaw” de revue passeerden en pas op het half uur “Johnny come lately” (waarbij
Earle verwees naar de opnames destijds met The Poques) op het menu verscheen. Alleen
het majestueuze titelnummer kwam nog voorbij en voor het overige grasduinde
Earle in zijn volledige oeuvre met het vooral van Jimi Hendrix bekende “Hey Joe”
als afsluiter. Niet dat dit per definitie het concert devalueerde maar het wrong
toch enigszins. Net als bij Southside Johnny zat ook bij Steve Earle de klank in het
Rivierenhof niet helemaal goed. Op de tribunes waren immers een
allesoverheersend stemgeluid en (té) scherpe gitaren ons deel. Uiteraard ging
het vakmanschap van een Steve Earle daar moeiteloos overheen, al koste het hem
toch een halve set om voldoende op dreef te komen. En natuurlijk sloten we het
werk uit zijn debuut “Guitar town” instant in de armen, bracht ook “The Galway
Girl” nog wat Poques zwiergigheid in het Rivierenhof en konden we dat bluegrass
moment “I’m still in love with you” uit zijn plaat met de Del McCoury Band best
wel smaken maar ons écht bij het nekvel grijpen deed het niet. Dat gebeurde wel
bij “Copperhead road” en een verschroeiend “Fixin’ to die” uit die laatste
plaat. Net toen het concert helemaal onder stoom kwam te staan doken Earle en
zijn begeleiders, na een set van amper 70 minuten, dus de coulissen in. Een
lang om bissen applaudisserend Rivierenhof leverde echter niets meer op. De lichten
floepten onverbiddelijk aan en iedereen kon naar de bar of huiswaarts. Niet bepaald de climax
die we van een avond als deze hadden verwacht. Onze tweet van enkele maanden
terug had in dat opzicht dus toch iets minder voorspellende waarde dan waar we vooraf op hadden
gehoopt.
No comments:
Post a Comment