Onze quotering is als volgt:
Voor Lady Linn &
Her Magnificent Big Band (23/7, ❷) hadden we ons in de opera aan een
avond mét grandeur verwacht maar we kregen een té vrijblijvend en vooral véél
te kort concert. De zwangere Linn liet horen dat ze er vooraf niet gerust in
was of de zaal wel genoeg koelte zou bieden om de uitzonderlijke temperaturen
waarmee we die dag kampten voor haar in bedwang te kunnen houden. Daarmee was
mogelijks wel de focus weg om dit unieke concert zijn glans mee te geven die
het nodig had om boven de middelmaat uit te stijgen. Nochtans beschikt De Greef
over een straffe stem en heeft ze met die Magnificent Big Band een bij momenten
adembenemend groepje muzikanten, inclusief 12-koppige blazerssectie, achter
zich staan. Als dit collectief – niet genoeg naar ons gevoel – dan toch eens
alles mocht openzetten sprongen we van puur genot haast uit het ons toegewezen
pluche. Dat Linn ook nog steeds geen boog kan maken rond Grant’s “I don’t wanna
dance” (één strofe en refrein verstopt in een ander nummer had ruimschoots
voldoende geweest) en ook niet wachtte tot dat vanzelf zou gebeuren maar de
zaal vroeg om recht te staan had eigenlijk ook iets meelijwekkends.
Met een certitude in het Vlaamse live circuit als De Mens (26/7, ❸) zat op De Kouter werkelijk
niemand op zijn honger. Frank Van Der Linden was opnieuw, zowel in als tussen
de nummers, zijn stoïcijnse zelf en de groep speelde met zoveel aanstekelijk
enthousiasme dat we ons amper hebben gestoord aan de wat magere klankbalans. Wat
voor uw baas een schier onmogelijke opgave is blijkt voor De Mens een koud
kunstje te zijn: iedereen “Maandag” laten zingen op een vrijdagavond.
Dat The Kids
(26/7, ❸)
ook nog een ander gezicht hebben gekend dan waar het Antwerpse punk-trio eind
jaren zeventig voor stond is inmiddels tussen de plooien van de Belpop
geschiedenis weggevallen. De 64-jarige Ludo Mariman, nog steeds het boegbeeld
van The Kids, eert immers alleen nog de eerste platen en die ene hit (“There
will be no next time”) die het palmares van zijn groep rijk is. Dat lukt de
voorbije jaren trouwens zo goed dat inmiddels – en met hoorbare bijval op de
Kouter – ook “Bloody Belgium”, “I wanna get a job in the city”, “Do you love
the nazi’s” en “Fascist cops” met terugwerkende kracht gemeengoed geworden
zijn.
Het Gentse Rhea
(26/7, ❷)
speelde overduidelijk een thuismatch op Boomtown en zagen zich, met op de
voorste rijen genoeg bekenden van hen, verzekerd van applaus en wat toegeworpen
vrouwenondergoed (…). Het aanporren van de Kouter met enkele “motherfuckers” mocht wat ons betreft
achterwege gelaten worden maar het stond hun strakke groepsprestatie ook niet
in de weg. Alleen de prominent aanwezige MUSE ritmes en Royal Blood riffs
leggen nog wat gebrek aan eigenheid bloot maar af te meten aan de goesting
waarmee de groep op de Kouter stond te spelen was onze nieuwsgierigheid wel
gewekt.
Een héél pak verder in zo’n groeiproces troffen we SONS aan op Boomtown (24/07, ❹).
Sinds hun bijval via StuBru’s Nieuwe Lichting en die Werchter openingsspot van vorig
jaar is dit onmiskenbaar Belgisch grote hoop voor de toekomst. Debuut “Family
dinner” lost alvast de hoge verwachtingen in en ook live was dit een
potje opwindende garagerock dat indien geserveerd in familieverband ongetwijfeld
de tafel zal doen daveren. Presentator Jan Douwe Kroeske maakte gewag van
Hollandse interesse maar de reikwijdte zou nog wel eens veel groter kunnen zijn
voor dit Antwerps viertal. “Even if there’s no question, the answer is
yes” hoorden we Robin Borghgraef zingen in het aanjagende “I need a gun”. De
vraag of Sons het strafste was van ons weekje Boomtown hoeft bijgevolg niet te worden gesteld.
No comments:
Post a Comment