In
afwachting dat het live gebeuren zich herneemt gaan we terug in de tijd. We
zijn graag onderweg - in het algemeen, en in het bijzonder naar concerten - en
daarbij is muziek onze trouwste metgezel. We pikken alfabetisch platen uit onze
collectie en mijmeren achter het stuur over concerten die we van de gekozen
bands of artiesten al of niet hebben bijgewoond. Vervolgens belandt dat in een
stukje hier en op Spotify levert dat een afspeellijst op. Vandaag de ‘K’, we
zien wel hoe ver we geraken. Als de zalen weer open gaan is het hier gedaan en
krijgt u weer de vertrouwde verslagen. Als het aan ons ligt “the sooner, the
better”. Tussen haakjes vermelden we de jaartallen wanneer we de groep of
artiest in kwestie live hebben gezien.
We schrikken een beetje dat het al zo lang geleden is dat we,
fan zijnde, Miles Kane (’12, ’13, ’14) nog eens hebben gezien; we
rekenen wel even de Last Shadow Puppets (’16) niet mee die hij vormt met Arctic
Monkey Alex Turner. Aan Kane heeft het alvast niet gelegen want hij is hier nog
geweest, dus rest voor ons alleen zijn laatste wat matige plaat om met de
vinger te wijzen. Toen Oasis de boeken dicht deed ontdekten we gelukkig snel
Kasabian (’10, ’11, ’12, ’15, ’18), ook zo’n Brits stelletje ongeregeld
dat live brokken kan maken. Door een veroordeling van hun frontman voor
echtelijk geweld gingen vorig jaar de wegen met Tom Meighan uit elkaar. Dit
najaar presenteert de groep uit Leicester zich opnieuw, nu met dat andere
nadrukkelijke groepslid Serge Pizorno op kop. Slechts één album van het Kevin
McDermott Orchestra (’89) is
terugvinden in de catalogus van het befaamde Island label maar wat voor
één: het tussen de plooien van de muziekgeschiedenis weggevallen ‘Mother
Nature’s Kitchen’ met daarop meteen het beste van de Schot vastgelegd. Ter
promotie van de plaat speelde McDermott destijds twee (festival-) concerten in ons
land waar we bij waren en dat vonden we toen zó goed dat we het nadien
backstage op een geweldig trakteren mochten zetten met een rol gratis
drankbonnen van de man zelve. Van “even in de coulissen kunnen duiken bij Alicia
Keys” (’04, ’08) kunnen we voorlopig alleen maar dromen. Op veilige afstand
zagen we haar echter wel eens boven alle andere affiche-genoten uitstijgen op
een editie van TW Classic. Met een miljoenenverkoop van haar debuut ‘Songs in a
minor’ bombardeerde de New Yorkse zich reeds op haar 20e tot superster.
Het gemengd Duits-Amerikaanse collectief Kingdom Come (’88) ging het
infame Greta Van Fleet voor want in 1988 werden ook zij een té nadrukkelijke Led
Zeppelin fixatie verweten door de gevestigde muziek-orde. De groep trok zich
daar weinig van aan en hun titelloos debuut behaalde – vingers in de neus - de
gouden status in de USA. De groep wist dit succes echter niet vast te houden,
spijts een niet onaardige tweede plaat, ‘In your face’, een titel overigens die
de live impact van de groep in die dagen goed samenvat. Dat hadden we
aanvankelijk ook bij Kings Of Leon (’07, ’09, ‘10, ‘11, ‘13, ‘17) maar
dat evolueerde gaandeweg naar een dodelijke saaiheid waarbij we de laatste
jaren een geeuw amper nog konden onderdrukken. Al jaren hopen we dat ze
zichzelf nog eens zouden willen herbronnen in kleinere zalen in plaats van
systematisch te kiezen voor grote festivals. Een groep als King’s X (-)
heeft echter nooit voor die keuze gestaan. In het beste geval werden ze als
voorprogramma op sleetouw meegenomen door grotere bands (Iron Maiden, AC/DC,
Pearl Jam) waar ze door meerwaardezoekers werden opgepikt. Tot op vandaag – het
trio is nog actief – kan de groep nog steeds teren op de bijval van toen
en maakte hun sound school bij tal van grunge bands. Michael Kiwanuka (‘11,
‘12, ‘15, ‘17, ‘19) kwamen we voor het eerst tegen als voorprogramma van Adele
(’11). Onszelf nu visionaire krachten toedichten dat we het toen al door hadden
dat het een hele grote zou worden (Kiwanuka, niet Adele) is de waarheid geweld
aan doen. We kunnen onszelf alleen gelukkig prijzen dat we de man zo vroeg in
zijn carrière hebben gezien. Voor Mark Knopfler (’01, ’11) was dat dan
weer eerder laat dan vroeg in die carrière. Zijn triomfen met Dire Straits
hadden we maar al te graag van op de eerste rij willen meemaken, het werden echter
“maar” 2 solo passages hoog in de nok van Vorst en het Antwerpse Sportpaleis
die gelukkig voor ons ook een handvol Dire Straits klassiekers op de setlist
hadden staan. Met Lenny Kravitz (’90, ‘91, ‘99, ‘08, ‘09, ‘15) was het
vaak erop of eronder. Hoe korter de man wordt gehouden (een festivalset die
binnen de tijd moet afkloppen) hoe beter want éénmaal de sluizen open gaan voor
een langgerekte jam is er geen houden meer aan de New Yorker en zijn muzikanten.
Wel handig zo’n moment om het toilet even op te zoeken, dat dan weer wel. Onze
vrees dat een groep als Kula Shaker (’97, ’99, ’07) zich met hun
psychedelische geluid ook zouden laten verleiden tot oeverloze concerten bleek
3 maal geheel ongegrond. Britpop had reeds zijn beste pijlen verschoten toen
deze heren zich aandienden met een live-reputatie waar bands die na hen het
podium dienden op te komen wellicht in de coulissen nog een afzegging voor
overwogen. U herinnert zich van hen ongetwijfeld nog dat ene hitje, een cover
van die oude Joe South hit ‘Hush’, maar weet dat hun 2 eerste albums het ook vandaag nog waard zijn om te worden ontdekt. Op naar de ‘L’!
No comments:
Post a Comment